Serie: Tijdgenoten van David – Deel 2 (A) – 1Sam.16-17 – Davids jonge jaren

22 januari, 2025

Serie: Tijdgenoten van David

Deel 2 (A) – 1Samuël 16-17

Davids jonge jaren

Inleiding

Het is eigenlijk vanzelfsprekend dat we deze serie Bijbelstudies beginnen met de hoofdpersoon, David. Want alle andere personen, die we in deze studies de revue laten passeren, staan in een of andere betrekking met hem, zoals we nog zullen zien.

Davids naam betekent ‘beminde’. In het Nieuwe Testament wordt het volgende van hem gezegd: “Ik heb David gevonden, de zoon van Isaï, een man naar Mijn hart, die mijn hele wil zal doen.” (Hand.13:22; 1Sam.13:14; Ps.89:20) De gegevens over het leven van David vinden we in de Bijbelboeken Samuël en 1 Kronieken. Het boek Ruth laat ons zijn afstamming van een Moabitische zien. In de geslachtsregisters van het Oude Testament, zien we dat de lijn van het beloofde vrouwenzaad gaat over David. De profeten voorzeggen de komst van een spruit uit het huis van David en van een tweede David (Jes.9:1v.; Jer.30:9; Ez.34:24; 37:24). David was een zoon van de Betlehemiet Isaï. Hij werd door Samuël op Gods bevel tot koning gezalfd. Hij was rossig, had mooie ogen en een schoon voorkomen (1Sam.16:1-13). Hij kwam later aan het hof van koning Saul. Als Saul een beeld is van een koning die leefde naar het ‘vlees’, dan is David een beeld van een koning leeft naar de ‘geest’. Het is waar dat David ook gezondigd heeft, evenals Saul, maar David beleed zijn zonde en zocht naar herstel van zijn relatie met God. Typologisch zien we in Saul een beeld van de antichrist. David is een type van de Heer Jezus, de komende Christus. (Voor meer over koning Saul, zie Rubriek – Serie: Bijbelstudies – Koning Saul, op mijn website)

David, de uitverkoren zoon – 1Samuël 16:1-13)

Saul, de koning door het volk gekozen, was door de Here verworpen. Er kwam een andere koning voor in de plaats, door God gewild en uitverkoren, David. Die verwerping door de Here van Saul was nog niet bij het volk bekend. Hij zou nog een hele tijd als koning van Israël blijven fungeren. Het volk, maar ook Samuël hadden terecht schrik voor Saul, toen hij de opdracht van de Here opvolgde en naar Bethlehem trok om een offer voor de Here te brengen. Eenmaal aangekomen bij de Betlehemiet Isaï heiligde hij deze met zijn zonen en nodigde hen uit voor deelname aan het offer.

Iedereen was aanwezig, behalve David die op het veld was om de schapen te weiden. In David zien we dan ook iemand die bereid was om te dienen. Zijn broers waren allemaal thuis bij de maaltijd, maar David bekommerde zich om de schapen van zijn vader. De principes van een leider zien we in hem gestalte krijgen (Mat.25:21, 23). Isaï begon met zijn zonen aan Samuël voor te stellen: Eliab, Abinadab en Samma. Volgens 17:12 had Isaï acht zonen. Isaï handelde zoals Samuël met de verkiezing van Saul had gehandeld, hij zag aan wat voor ogen was. “Men snelde heen en haalde hem (Saul) daarvandaan, en toen hij midden onder het volk stond, bleek het, dat hij een hoofd boven al het volk uitstak. En Samuel zeide tot het gehele volk: Ziet gij wel, wie de Here verkoren heeft? Want er is niemand als hij onder het gehele volk. Toen juichte het gehele volk en riep: De koning leve!” (1Sam.10:23-24) Om niet in dezelfde fout te hervallen zei de Here tot Samuel: “Let niet op zijn voorkomen noch op zijn rijzige gestalte, want Ik heb hem verworpen. Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan.” (Vs.7) Toen echter David van achter de schapen werd weggehaald en voor Samuël stond, zei de Here: “Sta op, zalf hem, want deze is het.” (Vs.13) God kent het hart van de mensen! (Mat.15:19) En hoe is het met jullie, Korinthiërs? “Want kijkt naar uw roeping, broeders, dat er niet vele wijzen zijn naar het vlees, niet vele machtigen, niet vele aanzienlijken; maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen, en het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is te niet te doen.” (1Kor.1:26-28)

Davids eerste optreden – 1Samuël 16:14-23

De Geest des Heren greep David aan na zijn zalving tot koning van Israël. “Maar… van Saul was de geest des Heren geweken, en een boze geest, die van de Here kwam, joeg hem angst aan.” (Vs.14) “Een boze geest, die van de Here kwam”, wil zeggen dat God die boze geest had toegelaten tot tuchtiging van Saul. Onder invloed van die boze geest wilde hij David doden door driemaal een speer naar hem te werpen, die David gelukkig telkens kon ontwijken (zie: 1Sam.16:14, 23;18:10; 19:9). De oplossing die de dienaren aanbrachten, dat muziek hem wel van zijn angsten zou genezen, was symptoombestrijding en bracht geen definitieve oplossing voor Sauls probleem. Alleen een terugkeer van Saul naar de Here zou herstel kunnen brengen, maar zover is het nooit gekomen. Dus werd er gezocht naar iemand die op een citer kon spelen. Het oog viel op David en vooral door zijn kwaliteiten als “een dappere held, een krijgsman, wel ter tale en schoon van gestalte, en de Here is met hem.” Een prachtige staat van dienst die, overgebracht naar onze tijd, ook iedere gelovige zou sieren. ‘En de Here is met hem!” Wat geweldig wanneer iemand anders dat ook in ons zou opmerken, zoals dat bij David het geval was. David kwam niet aan het hof en in dienst van Saul door eigen streven. We mogen hierin wel de hand van God in zien die David verhoogde op zijn tijd (1Petr.5:6). “Hebt gij een man gezien, die vaardig in zijn werk is? Hij zal voor het aangezicht der koningen gesteld worden; voor het aangezicht der ongeachte lieden zal hij niet gesteld worden.” (Spr.22:29) “Zo kwam David bij Saul en werd zijn dienaar en wapendrager.” (Vs.21) Saul hield veel van David, maar die liefde was slecht tijdelijk en beantwoorde totaal niet aan de houding die Saul later ten opzichte van David vertoonde! Davids verblijf aan het hof van Saul was nog niet permanent, want “David keerde telkens van Saul terug om te Bethlehem de schapen van zijn vader te weiden.” (17:15)

David, de succesvolle strijder – 1Samuël 17

De praktische les die wij uit dit Bijbelgedeelte kunnen trekken, is dat elke reus overwonnen kan worden. Goliath was zo’n reus waar David het mee te stellen had. Ook in ons leven als gelovige kunnen we op ons levenspad ‘reuzen’ ontmoeten die overwonnen moeten worden. Dat kunnen we niet in eigen kracht, wij niet en ook David niet! Bij herhaling lezen we dan ook de uitspraak: ‘En de Here was met David” (1Sam.16:18; 17:37; 18:12; 20:13; 2Sam.5:10; 7:3,9) dat was het geheim waardoor David in staat was om Goliath te verslaan. Voor ons geldt: “Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft.” (Fil.4:13)

Zo gauw David bij zijn broeders kwam met mondvoorraad, informeerde hij wat er aan de hand was. Toen David liet blijken dat hij interesse toonde in de strijd die met de reus Goliath gaande was, kwam er tegenstand. Ten eerste van zijn familie; één van de broers vroeg hem waarom hij eigenlijk naar het front gekomen was: “Ben je hier gekomen om de strijd te zien?” De volgende die David afraadde om de strijd met Goliath aan te gaan was Saul, die zei: “Gij zult met deze Filistijn de strijd niet kunnen aanbinden, want gij zijt nog jong en hij is een krijgsman van zijn jeugd aan.” (17:33) In zekere zin had Saul gelijk, in eigen kracht kon David Goliath niet verslagen, maar in de kracht van God uiteraard wel. David sprak uit ervaring toe hij zei: “De Here, die mij gered heeft uit de klauwen van leeuw en beer, Hij zal mij ook redden uit de hand van deze Filistijn.” (17:34-37) De praktische les hier is dat God de overwinning geeft in antwoord op ons geloof. “U geschiedde naar uw geloof!” (Mat.9:29)

De wapens die David ter beschikking stonden waren een slinger en een aantal stenen. Dat was wellicht niet indrukwekkend maar wel effectief! “Zo overwon David de Filistijn met een slinger en een steen; hij versloeg de Filistijn en doodde hem; en David had geen zwaard in zijn hand.” (17:50) Het Nieuwe Testament leert dat onze strijd niet is tegen bloed en vlees, maar tegen de geestelijke machten van de duisternis (Ef.6:12). Had David alleen maar een slinger en vijf stenen, wij hebben een complete wapenrustig tot onze beschikking (Ef6:10-20). En… “de wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken.” (2Kor10:3-5) Als we even verder kijken dan weten dat we meer dan overwinnaars zijn door Hem die ons heeft liefgehad (Rom.8:37; 1Kor.15:57). “Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof.” (1Joh.5:4)

Toen David terugkeerde van het verslaan van de reus Goliath vroeg Saul hem: “Wiens zoon zijt gij jongeling?” Een vraag die hij ook aan Abner had gesteld, die moest erkennen dat hij het niet wist. Ja, beiden kenden David natuurlijk wel (vgl.16:18) maar niet als een strijder die de reus Goliath kon verslaan. Ze kenden hem als muzikant en herder maar niet als strijder. Hetzelfde zien we bij Johannes de doper, die hoewel ze wisten dat hij een zoon was van Zacharia en Elizabeth, gevraagd werd na zijn ontkenning dat hij de Christus was: “Wat dan? Bent u Elia? En hij zei: Ik ben het niet. Bent u de profeet? En hij antwoordde: Nee. Zij zeiden dan tot hem: Wie bent? Opdat wij antwoord geven aan hen die ons hebben gezonden. Wat zegt u van uzelf? Hij zei: Ik ben de stem van een roepende in de woestijn.” (Joh.1:21-23) Zó kenden ze Johannes niet!

David versus Christus

De typologie is in de hedendaagse theologie ‘een ondergeschoven kindje’! Typologie in de theologische betekenis duidt een speciale methode van bijbeluitleg aan, waarbij gebeurtenissen en personen uit het Oude Testament worden gezien als voorafschaduwingen of “typen” van het leven van Jezus Christus. David is een type van de Heer Jezus. David zijn naam betekent ‘geliefde’ en Christus is Gods geliefde Zoon. Beide, David en Jezus werden in Bethlehem geboren. Beide werden door hun broeders, de Israëlieten, verworpen. Toen David koning werd aanvaarden zijn broers hem, zo zullen de Joden de Heer Jezus als hun Koning aanvaarden bij zijn komst. David was gezalfd als koning jaren voordat hij ging regeren. Christus is nu wel Koning, maar zal pas gaan heersen nadat de satan gebonden is. Saul is een beeld van de satan in de tegenwoordige eeuw; want Saul was verworpen en verslagen, toch regeerde hij totdat David op de troon kwam. Satan is toegelaten om het volk van God te vervolgen, maar de dag komt dat hij verslagen gaat worden.

Zoals David door zijn vader naar het slagveld gezonden was, zo is de Heer Jezus door de Vader naar deze wereld gezonden. Goliath is een beeld van de satan in zijn trots en macht. Lees eens zorgvuldig Lukas 11:14-23. Satan is de sterke die zijn goederen bewaakt (het volk onder controle heeft) en Christus is de sterke man die de satan overwint. Christus kwam satans koninkrijk binnen, overwon zijn macht, nam zijn wapenrusting, en verdeelde zijn goederen. Hij redt nu verloren zielen en maakt ze tot kinderen van God. Dit is wat David die dag deed: hij overwon de sterke en bracht Israël in staat om zijn goederen in bezit te nemen (vv.52-54). Wij, christenen, vechten niet voor de overwinning, we strijden vanuit de overwinning, de overwinning die Christus voor ons op het kruis tot stand heeft gebracht (Kol.2:15). “Heb goede moed, zei Jezus, Ik heb de wereld overwonnen.” (Joh.16:33)

______________________________________________________________________________