'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En dit niet alleen, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, omdat wij weten dat de verdrukking volharding teweegbrengt, en de volharding ondervinding en de ondervinding hoop.
David komt in een andere fase van zijn leven. Hij wordt nu compleet gescheiden van het hof van Saul en wordt door hem gezien als een opstandeling. Maar God was met David en redde hem een aantal keren uit verschillende gevaren (Psalm 34:19).
David zoekt Gods leiding – 1 Samuël 22:1-6
Voor het eerst sinds lange tijd gaat David nu niet meer te rade bij mensen of vertrouwt hij op hun advies, hij gaat weer tot God om wijsheid en leiding (22:3; 23:2, 4). “Vertrouw op de Here met uw ganse hart en steun op uw eigen inzicht niet. Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.” (Spr.3:5-6) Het eerste wat David deed na zijn aankomst in Mispe was zorg dragen voor zijn familie. Hij zei tot de koning van Moab: “Laat mijn vader en mijn moeder toch bij u mogen komen, totdat ik weet, wat God met mij voor heeft.” (Vs.22:3) Moab, waar Ruth vandaan kwam en uit wie Davids familie kwam (Ruth 4:13-17) omdat David vreesde dat Saul niet alleen hem wilde doden. Maar “ook voegde zich bij hem ieder die in moeilijkheden verkeerde, ieder die een schuldeiser had, ieder die verbitterd was, en hij werd hun aanvoerder.” Zij bleven bij hem, ongeveer vierhonderd man. Later lezen we van 600 man (23:13). Het was maar een kleine groep mensen die allemaal op een of andere manier beschadigd waren maar bij David waren ze veilig. We zien in deze handelingen, David als een herder die voor zijn schapen zorgdraagt, en daardoor is hij een type van de Heer Jezus (Joh.10:14-16). In Lukas 4:1 lezen we dat Jezus nu, vol van de Heilige Geest, terugkeerde van de Jordaan en door de Geest geleid werd in de woestijn.” (Luk.4:1) Zo was David in de wildernis en ging van de ene plaats naar de andere om uit de handen van Saul te blijven die hem naar het leven stond. Zo is in onze tijd de satan bezig de gelovigen te vervolgen.
David bekend schuld – 1Samuël 22:6-23
De moord op de priesters van Nob en de inwonenden is een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Israël. Het laat ons zien waartoe iemand in staat is die de Here heeft verlaten; het gaat van kwaad tot erger. Een groot onrecht, vooral ten opzichte van de priester Achimelek! Saul toont zich hier een type van de satan, die een leugenaar en een moordenaar van de beginne was (Joh.8:44). Hier komen we Doëg de Edomiet weer tegen, die getuige was van Davids bezoek aan Nob (21:7). Hij was een nakomeling van Esau en Jakob (Gen.25:30), en zijn getuigenis tegen David is een gelegenheid om zijn haat te tonen. Een haat die we vandaag de dag nog steeds zien in de oorlogen die Israël vanaf hun ontstaan in 1948 heeft moeten voeren tot hun behoud. Geestelijk gesproken: de strijd van het vlees tegen de geest! Sauls dienaren wilden hun hand niet aan de priesters des Heren slaan, maar daar had Doëg geen moeite mee. “Toen zeide de koning tot Doeg: Treed nader en stoot de priesters neer. De Edomiet Doeg trad nader en stiet de priesters neer. Hij doodde op die dag vijfentachtig man, die de linnen lijfrok droegen. Ook sloeg hij de priesterstad Nob met de scherpte des zwaards: mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen, runderen, ezels en kleinvee – met de scherpte des zwaards.” (22:18-19) Abjatar, een zoon van Achimelek, ontsprong de dans en berichtte David over de gebeurtenissen. “Toen Abjatar aan David meedeelde, dat Saul de priesters des Heren gedood had, zeide David tot Abjatar: Omdat de Edomiet Doeg daar was, begreep ik op die dag wel, dat hij het zeker aan Saul zou meedelen. Ik ben de oorzaak van de dood van al uw familieleden.” (22:21-22) ‘Eén daad van onbedachtzaamheid kan maken dat men jaren schreit!’
David te Keïla – 1 Samuël 23:13
David werd in kennis gesteld van de strijd van de Filistijnen tegen Keïla een plaats 25 km ten zuidwesten van Jeruzalem. De vraag van David aan de Here is niet, ‘Moet ik tegen de Filistijnen strijden?’, je vijanden moet je bestrijden, maar: ‘Zal ik heengaan en deze Filistijnen verslaan?’ Met andere woorden is nu het moment? Davids medestrijders zijn er niet van overtuigd, dus vraagt David de Here voor de tweede keer. David was vooraf al overtuigd van de overwinning, want God had de opdracht gegeven en was met hem. Ook wij, nieuwtestamentische gelovigen hebben vijanden: het vlees, de wereld en de duivel en die dienen we te ‘bestrijden’. (Jak.4:1, 4, 7; Ef.2:2-3) De inwoners van Keïla waren niet bepaald dankbaar voor hun bevrijding en probeerden David over te leveren aan Saul die zoals altijd David probeerde te doden. Nadat David voor de derde keer de Here had geraadpleegd verliet hij de stad en trok rond.
David in de woestijn van Zif – 1 Samuël 23:14-28
Saul gaf niet op om David op te jagen, maar David had God aan zijn kant. David werd op de proef gesteld maar hij gaf niet op en volharde in deze beproeving en “Hij versterkte zijn vertrouwen op God.” (23:16) Toen Jonatan hoorde waar David verbleef zocht hij hem op. Deze ontmoeting moet voor David veel betekend hebben. Jonatan had een belangrijke boodschap, namelijk dat Davids niets van Saul te vrezen had, daar stond Jonatan borg voor. Ze sloten een verbond met elkaar. Toen de apostel Paulus op weg naar Rome was om voor de keizer te verschijnen, kwamen de broeders hem tegemoet. We lezen dan: “toen Paulus hen zag dankte hij God en vatte moed.” (Hand.28:15) Als gelovigen zijn we aan elkaar gegeven om “op elkaar acht te geven tot aanvuring van liefde en goede werken.” (Heb.10:24) Zoals Saul David vervolgde zo vervolgd de Satan de gemeente. Onze redding ligt niet in het ontwijken van het gevaar, maar in de aanwezigheid van God in ons leven.
David en de Rots der Ontkoming – 1 Samuël 23:28
Nergens was David veilig en zijn vijand zijn nu de Zifieten die Saul inlichten over zijn verblijfplaats. Maar de pogingen om David te arresteren worden ook deze keer verijdeld, en wel doordat een bode Saul inlichtte over een inval van de Filistijnen, dat hem dwong de achtervolging op te geven. (Vgl. Jes.37:7) We mogen hierin de hand van God zien, zoals we dan ook mogen waarnemen bij het beleg van Samaria. Vier melaatsen die buiten de stad voor de poort verbleven en wilden overlopen naar het kamp van de Arameeërs kwamen tot de ontdekking dat er niemand meer was. “Want de Here had het leger der Arameeërs een geluid doen horen van wagens en paarden, het geluid van een grote legermacht, zodat zij tot elkander zeiden: Zie, de koning van Israël heeft tegen ons de koningen der Hethieten en van Misraïm gehuurd om ons te overvallen. Daarom waren zij opgesprongen en in de avondschemering gevlucht en hadden hun tenten achtergelaten, ook hun paarden, hun ezels, de hele legerplaats zoals die was; zij waren gevlucht om hun leven te redden.” (2Kon.7:6-7) Saul keerde terug om de Filistijnen te bestrijden en staakte de achtervolging en David. Daarom noemt men die plaats: Rots der Ontkoming.
Groeien in genade – 1 Samuël 24
“Wreekt uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn; want er staat geschreven: Aan Mij de wraak, Ik zal vergelden zegt de Heer.” (Rom.12:19) “Laat u door het kwade niet overwinnen, maar overwin het kwade door het goede.” (Rom.12:21) Genade betonen dat heeft David geleerd in de woestijn. Hij groeide op in genade en kennis (2Petr.3:18). We moeten de houding die David hier ten opzichte van Saul laat zien, niet onderschatten? Want: “Een lankmoedig mens overtreft een held, wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt.” (Spr.16:32) “Waarom lijdt u niet liever onrecht?”, vroeg Paulus de gelovigen in Korinthe. Het is natuurlijk een grote verzoeking voor David geweest om Saul te doden, maar zijn motief om dat niet te doen lag aan het feit dat Saul de gezalfde des Heren was. “Toen zeiden Davids mannen tot hem: Dit is de dag, waarvan de Here tot u gezegd heeft: zie, Ik geef uw vijand in uw macht; doe met hem wat gij wilt.” (24:5) Maar David liet het bij het afsnijden van het afsnijden van de slip van Sauls mantel.