Serie: Tijdgenoten van David – Deel 2 B – David de vluchteling

27 januari, 2025

Serie: Tijdgenoten van David

Deel 2 B – 1 Samuël 18-21

David de vluchteling

Inleiding

Tussen Davids zalving tot koning over Israël en de daadwerkelijke uitoefening van zijn functie, ligt een periode van ongeveer 10 jaar waarin we zien hoe David, van het hof van Saul verdreven, als vluchteling door het leven gaat. Saul bleek uiterst onbetrouwbaar in zijn houding ten opzichte van David, joeg hem op en wilde hem doden. Het mag duidelijk zijn dat deze tijd voor David een grote beproeving was. Beproevingen van ons geloof dienen ervoor om ons beter te maken en het beste in ons naar boven te brengen. Verzoekingen dienen ervoor om iemand te doen zondigen en het slechtste in hem of haar naar boven te brengen. Bij beide koningen, Saul en David werd het hart openbaar, daarvoor dienen beproevingen. Zo verwijst Mozes het volk om eens terug te kijken op hun woestijnreis, op weg naar het beloofde land, en zegt dan: “Gedenk dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden.” (Deut.8:2) Ook wij zouden zo af en toe eens achterom moeten kijken en ‘gedenken’ hoe wij beproefd zijn geworden en of het resultaat daarvan ook in ons leven een positieve uitslag heeft gebracht.

David vertrouwd op God (18)

David had een overwinning behaald, maar de strijd ging door, maar nu aan het hof van Saul. Aan het hof zien we de vriendschap tussen David en Jonatan ontstaan. Jonatan de gewezen opvolger van Saul en David de gezalfde door God, maar toch kunnen we niet spreken van rivaliteit tussen beide. In zijn aangrijpend klaaglied over Saul en Jonatan (2Sam.1:17-27), belijdt David openlijk, “Het is mij bang om u, mijn broeder Jonatan, gij waart mij zeer lief. Uw liefde was mij wonderlijker dan liefde van vrouwen.” (Vs.26) Om hier de erotische liefde uitgedrukt te vinden, zoals sommigen hebben getracht te doen, is dwaas en lasterlijk. Saul probeerde zowel David als Jonatan te doden, en mocht hij het vermoeden hebben gehad dat zij de Wet braken (Lev.18:22, 20:13), dat had hij alle bewijs hen op een legale wijze te doden. Nee, de vriendschap tussen Jonatan en David was rein en gezond, gelijk een vrouw die haar vader en moeder verlaat en trouw blijft aan haar echtgenoot.

Rivaliteit tussen Saul en David was er wel degelijk, dat bleek wel toen David terugkeerde van zijn overwinning op de Filistijnen. De vrouwen bezongen Davids overwinning met de woorden: “Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden.” (1Sam.18:7) Sauls ‘liefde’ voor David sloeg om in haat en “vanaf die dag sloeg hij David met wantrouwen gade.” (Vs.09) Aanslag op aanslag volgden elkaar op, maar het lukte Saul niet om David te doden, omdat de Here met David was (Vs.12, 14, 28).

David krijgt hulp van anderen (19)

Sauls pogingen om David te doden mislukten iedere keer weer, zoals we in hoofdstuk 18 hebben gezien, want de Here was met David. Nu gaf Saul echter zijn dienaren de opdracht om David op te sporen en te doden (19:1), maar dan had hij buiten zijn zoon Jonatan gerekend. Drie personen vinden we in dit hoofdstuk waar David zijn leven aan toevertrouwd: Jonatan de zoon van Saul, Mikal, de dochter van Saul en de vrouw van David en de profeet Samuël. Maar wat zij ook voorstelden alle raadgevingen faalden. Door de bemiddeling van Jonatan kwam David weer terug aan het hof en was in Sauls dienst als tevoren (vs.7). Na de overwinning op de Filistijnen, “kwam de boze geest des Heren over Saul, toen hij in zijn huis zat, met zijn speer in de hand; en David tokkelde de snaren. Toen trachtte Saul David met de speer aan de wand te spietsen, maar deze ontweek Saul, zodat hij met de speer de wand trof. Daarop vluchtte David en ontkwam in die nacht.” (Vs.8-10) Maar Saul zat niet stil en zond boden naar het huis waar David verbleef om hem de volgende dag te doden. Hier is het Mikal, Davids vrouw, die met leugen en bedrog, wist te voorkomen dat David gedood zou worden (Vs.11-17). We zien dat Mikal een leugen gebruikte en een terafim om Saul te misleiden. Doordat Mikal een terafim gebruikte om Saul te misleiden weten we dat ze afgoden diende. Een terafim is, zo wordt algemeen aangenomen, immers een soort huisgod. Zie ook Psalm 59 waar de periode in Davids leven beschreven wordt: “Voor de koorleider. Op de wijze van: Verderf niet. Van David. Een kleinood, toen Saul zijn huis had laten bewaken om hem te doden.”

David vlucht en zoekt zijn heil bij de profeet Samuël in Rama en doet zijn beklag over het handelen van Saul. Helaas zien we nergens in dit hoofdstuk dat David zijn hulp zoekt bij de Here en Hem om raad vraagt. Davids weg zou er dan heel anders hebben uitgezien. Hij vluchtte weg uit Najot, bij Rama, nadat Saul daar was aangekomen.

David gaat in eigen kracht en inzicht (20-21)

David vlucht weg uit Najot en ontmoette Jonatan en doet zijn beklag, hij vreest voor zijn leven. Jonatan beloofd dat hij voor David zal instaan en ze maken een afspraak hoe ze zullen handelen als toch zou blijken dat Saul zijn vijandschap tegen David niet zou opgeven, want dan zou Jonatan David waarschuwen. De beide mannen sloten een wederzijds verbond. “Toen sloot Jonatan dit verbond met het huis van David: De Here zal het eisen van de hand van de vijanden van David.” (1Sam.20:16) Jonatan gebruikte een leugen om zijn vader te misleiden over het niet deelnemen van David aan de maaltijd die Saul had ingericht (Vs.28). Maar daar trapte Saul niet in en het gevolg was dat ook Jonatan het voorwerp van zijn toorn werd. “Daarop wierp Saul zijn speer naar hem om hem te doden. Toen wist Jonatan, dat zijn vader vast besloten had David ter dood te brengen.” (1Sam.20:32-33)

David vluchtte en kwam bij de priester Abimelek in Nob. Op de vraag van de priester waarom David alleen was en er niemand bij hem was, antwoordde David, door evenals Jonatan eerder, door gebruik te maken van een leugen: “David antwoordde de priester Achimelek: De koning heeft mij iets opgedragen en tot mij gezegd: niemand mag ook maar iets weten van de zaak waarvoor ik u uitzend en die ik u heb opgedragen. De manschappen heb ik ergens heengezonden.” (1Sam.22:3) Helaas voor David was er ook een getuige bij, Doëg de Edomiet, die later nog een belangrijke rol zou spelen (1Sam.23:9). David nam van het heilig brood mee (Mat.12:3-4) en het zwaard van Goliat en vluchtte die dag van Saul weg naar de koning van Gat. De dienaren van Akis vertelden hem dat het David was en toen deze het hoorde werd hij bevreesd. “Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar.” (Spr.29:25) David nam de houding van een waanzinnige aan. “Daarom stelde hij zich in hun tegenwoordigheid aan als een waanzinnige en gedroeg zich bij hen als een razende; hij bekrabbelde de deurvleugels van de poort en liet het speeksel in zijn baard lopen.” (1Sam.21:13; Psalm 34) Weer vluchtte David en kwam terecht in een spelonk van Adullam.

Tenslotte

Het hoeft ons niet te verbazen hoe zelfs gelovige mannen en vrouwen kunnen afwijken van God en door vrees voor gevaren of mensen handelen in ongeloof. De meeste van ons zullen een heel andere kijk op David hebben dan dat we in deze twee hoofdstukken zien. Als we op mensen ons vertrouwen of handelen zonder God erin te betrekken dan moeten we het niet vreemd vinden dat het in ons leven als gelovige niet goed zal gaan. David was een man naar Gods hart maar in deze hoofdstukken kwamen we toch een heel andere David tegen. Dat deze periode en ook latere veel indrukken bij David heeft achter gelaten blijkt wel uit enkele Psalmen waarin hij daarover spreekt. Bijvoorbeeld Psalm 34 – “Van David, toen hij zich bij Abimelek als een waanzinnige gedroeg, zodat deze hem wegjoeg, en hij heenging.” Psalm 51 – “Voor de koorleider. Een psalm van David, Toen de profeet Natan bij hem gekomen was, nadat hij tot Batseba was gekomen.” Psalm 52 – “Voor de koorleider. Een leerdicht van David, Toen de Edomiet Doeg aan Saul mededeling was komen doen en tot hem gezegd had: David is in het huis van Achimelek gekomen.” Psalm 54 – “Voor de koorleider. Bij snarenspel. Een leerdicht van David, Toen de Zifieten aan Saul waren komen zeggen: Verbergt David zich niet bij ons?” Psalm 56 – “Voor de koorleider. Op de wijze van: De duif op verre terebinten. Van David Een kleinood, toen de Filistijnen te Gat hem gegrepen hadden.” Psalm 57 – “Voor de koorleider. (Op de wijze van:) Verderf niet. Van David. Een kleinood, toen hij voor Saul in de spelonk vluchtte.” Psalm 59 – “Voor de koorleider. Op de wijze van: Verderf niet. Van David. Een kleinood, toen Saul zijn huis had laten bewaken om hem te doden.” Psalm 63 – “Een psalm van David, toen hij in de woestijn van Juda was.” Het is goed om bij het lezen van deze psalmen rekening houden met hun ontstaans achtergrond.

______________________________________________________________________________