Serie: Ze gaven niet op – Deel 8 – Nehemia

29 november, 2024

Serie: Ze gaven niet op

Nehemia

Zag op het herstel van Jeruzalem

‘Er zijn in de hemel geen kroondragers die hier geen kruisdragers willen zijn!’ (Spurgeon)

 

Inleiding

Nehemia wordt niet vermeld in de lijst van ‘de grote wolk van getuigen’ in Hebreeën 11, maar het is vanzelfsprekend dat zijn leven, evenals dat van hen die wel in die lijst vermeld zijn, voor ons tot voorbeeld kan dienen. Opvallend is zijn grote betrokkenheid met het volk, wat blijkt uit: (1) zijn vaderlandsliefde (1:1-4; 2:3), (2) zijn gebedsleven (1:5-11; 4:4,5,9), (3) zijn geloof (2:20; 4:14), (4) zijn moed (4:20; 6:10-11), (5) zijn ijver (4:21-23; 6:3) (6) zijn leidinggevende capaciteiten (4:13-20), (7) zijn trouw aan het recht (13:11,17) en tenslotte (8) zijn ernst met zijn taak (5; 13:15-31). Hij was ‘maar’ een schenker maar heeft grootse daden verricht!

Tijdslijn (Zie profetie van Jeremia 25:12v.; 29:10v.)

608-605 Begin Babylonische invasie en wegvoering.

586 Val van Jeruzalem

539 Babylon valt, begin van Medisch-Perzisch rijk onder Cyrus.

538 Cyrus staat terugkeer toe. 50.000 joden vertrekken onder Zerubbabel.

458 Opwekking onder Ezra.

445 Nehemia geroepen, begin bouw van de muren.

Ben ik een kruisdrager?

 ‘Het huis van onze God willen wij niet aan zijn lot overlaten’ (Nehemia 10:39).

Het waren geen blijde berichten die Nehemia ontving over de situatie waarin Jeruzalem verkeerde, het brak zijn hart! (Neh.1:4). Als wij alle berichten moeten geloven die tot ons komen over situatie van de Gemeente van Christus in deze wereld dan zou het ook ons hart moeten breken. Niet alleen dat de Gemeente van Christus in een aantal landen wordt vervolgd (de satan als een brullende leeuw), maar ook dat de liberale theologie in veel kerken sedert veel jaren ingang heeft gekregen en haar slachtoffers heeft gemaakt (de satan als een engel van het licht) in onze West-Europese wereld. Dit kan leiden tot verschillende houdingen. Ten eerste is het mogelijk dat je nog maar weinig waardering kan opbrengen voor een kerk die zo in verval is geraakt. Dat gevaar bestond in de gemeente van Korinthe waar de apostel Paulus tegen de gelovigen zegt: ‘Of minacht u de gemeente van God?’ (1Kor.11:22). Ten tweede is het mogelijk dat zo’n situatie u moedeloos maakt en dat u zich aan de Gemeente onttrekt en op een afstand kijkt hoe het ‘schip’ ten onder dreigt te gaan. Maar er is ook een derde mogelijkheid, namelijk een navolger van Nehemia te worden en de handen uit de mouwen steken! Nehemia maakte zich zorgen over Jeruzalem en het zette hem aan tot daden.

Van Eli lezen we dat hij ‘zat op zijn stoel aan de kant van de weg in afwachting, want zijn hart was vol zorg over de ark Gods’ (1Sam.4:13). Wat je ook verder van hem kan zeggen, hij had zorg voor Gods huis, heeft u dat ook?

In de tweede brief aan de Korinthiërs beschrijft de apostel Paulus wat hij alles heeft moeten meemaken, ik citeer: ‘in moeiten veel vaker, in gevangenschap veel vaker, in slagen maar al te zeer, in doodsgevaren menigmaal. Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig-min-één-slagen ontvangen, driemaal ben ik met de roede gegeseld, eens ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een etmaal heb ik doorgebracht in volle zee; telkens op reis, in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar door volksgenoten, in gevaar door heidenen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar onder valse broeders; in moeite en inspanning, tal van nachten zonder slaap, in honger en dorst, tal van dagen zonder eten, in koude en naaktheid; (en dan), afgezien van de dingen, die er verder nog zijn, mijn dagelijkse beslommering, de zorg voor al de gemeenten (2Kor.11:28).

Zie ik mogelijkheden of moeilijkheden?

 ‘Ik ben bezig een goed en groot werk te doen en kan niet komen’ (Nehemia 6:3; 2:18)

Het verhaal gaat dat twee verkopers door een schoenenfirma werden uitgezonden naar Afrika voor een markonderzoek om te zien of daar toekomstige verkoop mogelijk zou zijn. Na enige tijde berichtte de ene verkoper zijn firma: ‘Geen mogelijkheden, iedereen loopt hier op blote voeten!’. De andere berichtte: ‘Grote mogelijkheden, iedereen loopt hier op blote voeten!’. Het is maar hoe je het bekijkt.

Nehemia kende de moeilijkheden, maar hij zag ook de mogelijkheden. Jaren vóór hem had Salomo geschreven: ‘Wie steeds op de wind let, zal niet zaaien, en wie steeds naar de wolken ziet, zal niet maaien’ (Pr.11:4). Nehemia had visie en zag dingen die anderen wellicht (nog) niet zagen (vgl. 2Kon.6:15-17). Wij moeten in onmogelijke situaties leren zien op God, bij Wie alle dingen mogelijk zijn (Mat.19:26).

Let erop hoe Nehemia spreekt over zijn opdracht: ‘een groot en goed werk’. In de ogen van de wereld stelde het misschien niets voor, maar voor Nehemia betekende iets te doen voor zijn God, volk en stad een groot werk. En dat niet alleen het was ook een goed werk. Nehemia was ‘volijverig in goede werken’ (Tit.2:14).

 Vertrouw, geloof ik in God?

 De God des hemels, Hij zal het ons doen gelukken, en wij, zijn knechten, zullen ons gereedmaken en bouwen.’ (Nehemia 2:20)

De vijf broden en vissen betekende niet veel in de ogen van de discipelen, maar in de handen van de Heer Jezus werd het mogelijk om vijfduizend en vierduizend mensen te voeden. (Mat.16:9). Menselijkerwijs gesproken stond Nehemia voor een onmogelijke taak, maar hij kende de God des hemels die in staat was gebleken het volk Israël uit Egypte te bevrijden, de doortocht door de Rode Zee mogelijk te maken en het volk na veertig jaar door de woestijn te hebben geleid het Beloofde land te doen beërven. ‘Zou voor de HERE iets te wonderlijk zijn?’ (Gen.18:14). David kon zeggen: ‘Met U immers loop ik op een legerbende in en met mijn God spring ik over een muur’ (Ps.18:30; 2Sam.22:30). Hebreeën 11 geeft getuigenis van wat God kan doen door iemand die zijn geloof op Hem stelt. ‘Immers, de tijd zou mij ontbreken, als ik ging verhalen van Gideon, Barak, Simson, Jefta, David en Samuël en de profeten, die door het geloof koninkrijken onderworpen, gerechtigheid geoefend, de vervulling der belofte verkregen hebben, muilen van leeuwen dichtgesnoerd’ (Heb.11:32-33).

Was het ook geen onmogelijke opdracht die de Heer Jezus gaf aan de discipelen toen Hij hen opdracht gaf: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen’? (Mat.28:19). Dat nu de hele wereld bereikt is met het evangelie is niet alleen te danken aan de bekwaamheid en de ijver van de gelovigen maar doordat Jezus had gezegd ‘Ik ben met u’. Met de verkondiging van het Evangelie ‘heeft God er bovendien mede getuigenis aan gegeven door tekenen, wonderen en allerlei krachten, en gaven van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil’ (Heb.2:4). De apostel kon getuigen ‘Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God gaf de wasdom ‘ (1Kor.3:6).

Nehemia ging aan het werk in het geloof van een Almachtige God en de muren waren na tweeën vijftig dagen hersteld en de vijanden en al volken ‘dat dit werk met de hulp van onze God gedaan was’ (Neh.6:16). Laten ook wij voor een onmogelijke opdracht staan nooit vergeten dat we zonder Hem niets kunnen doen (Joh.15:5).

 En wat als er tegenstand komt?

 ‘Maar ik zeide: Zou een man als ik vluchten?’ (Nehemia 6:11)

Het spreekwoord luidt: ‘Waar God een kerk sticht, daar bouwt de duivel een kapel’, d.w.z. bij goede dingen komen ook altijd slechte dingen kijken. In de Bijbel zien we daarvan een voorbeeld in de gelijkenis van de dolik onder de tarwe; ‘de vijand kwam’ en ‘de duivel’ kwamen toen het goede zaad was gezaaid (Mat.13:25, 39). Aan tegenstanders is er nooit gebrek nu niet en ook niet in de dagen van Nehemia. Onder aanvoering van Sanballat werd Nehemia en het volk gehoond en bespot.

En daar hield het niet mee op, want naarmate het werk aan de muren van Jeruzalem vorderde werden ze agressiever en maakten Sanballat, Tobia, de Arabieren, de Amonieten en de Asdonieten een samenzwering, om ten strijde te trekken en er een verwarring te stichten (Neh.4:7-8). De ‘brullende leeuw’ was bezig. In hoofdstuk zien de ‘engel van het licht’ aan de gang. Toen het geweld niet genoeg hielp probeerde men het op een andere manier. De vijand probeerde tot een samenwerking te komen (Neh.6:4). Wanneer de apostel Paulus afscheid neemt van de oudsten van de Gemeente te Efeze wijst hij ze ook op toekomstige gevaren: ‘Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken’ (Hand.20:29-30).

Wat moeten we, wat kunnen we doen in zulke situaties? Nehemia deed twee dingen, ten eerste bad hij tot God en maakte zijn bekend. Ten tweede nam hij voorzorgsmaatregelen en zette een wacht uit, dag en nacht! (Neh.4:9). Van koning Josafat lezen we de actie toen hij in verdrukking kwam: ‘Onze God, zult Gij over hen niet gericht houden? Wij immers zijn niet opgewassen tegen deze grote menigte die tegen ons is opgerukt, en wij weten niet, wat wij doen moeten, maar op U zijn onze ogen gevestigd’ (2Kron.20:12).

Ben ik bereid offers te brengen?

‘Wat op één dag bereid werd… kwam op mijn kosten.’ (Nehemia 5:14-19)

Goed voorbeeld doet goed volgen. In de huidige maatschappij is er een groot gebrek aan leiders die een voorbeeld zijn en daardoor respect verwerven. Natuurlijk is ons grote voorbeeld de Heer Jezus zelf; ‘Hij heeft u een voorbeeld nagelaten’ (1Petr.2:21). ‘Gij kent immers de genade van onze Here Jezus [Christus], dat Hij om uwentwil arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden’ (2Kor.8:9). Ook de apostel voorbeeld roept ons op hem te volgen, ‘zoals ik ook van Christus’ (1Kor.11:1; 1 Timotheüs 1:16, 4:12). Namens alle discipelen zei Petrus tot de Heer Jezus: ‘Zie, wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd’ (Mat.19:27) In hoeverre tonen u en ik een voorbeeld van Jezus te zijn als het er op aan komt een voorbeeld te zijn in financiële zaken? Van de gelovigen te Macedonië kon Paulus getuigen: ‘zij deden, dat getuig ik, wat zij konden, ja meer dan dat, en zij vroegen, met alle aandrang, uit eigen beweging van ons de gunst, deel te mogen nemen aan het dienstbetoon voor de heiligen’ (2Kor.8:3-4).

Wat een verschil tussen de vroegere landvoogden en Nehemia zien we. ‘Ook hebben van de dag af, dat koning Artachsasta mij aanstelde tot landvoogd over het land Juda, van zijn twintigste tot zijn tweeëndertigste regeringsjaar, twaalf jaar lang, noch ik, noch mijn broeders het brood van een landvoogd gegeten. De vroegere landvoogden daarentegen, die vóór mij geweest waren, legden het volk zware lasten op en vorderden van hen brood en wijn, bovendien veertig sikkels zilver. Zelfs hun knechten gedroegen zich als heer en meester over het volk. Doch ik heb zo niet gedaan uit vrees voor God. Ook het werk aan deze muur nam ik zelf ter hand, zonder enig veld in eigendom te verwerven; en al mijn knechten waren daar bij het werk bijeen. De Joden nu en de leiders, honderd vijftig man, en zij die tot ons van de volken rondom ons gekomen waren, aten aan mijn tafel. Wat op één dag bereid werd: één rund, zes uitgelezen stuks kleinvee, en gevogelte, kwam op mijn kosten, en alle tien dagen allerlei wijn in overvloed. En met dat al heb ik het brood van een landvoogd niet gevorderd, omdat de dienst zwaar op dit volk drukt’ (Neh.5:14-18). Hij eindigt dit gedeelte met de woorden ‘Gedenk mij, mijn God, ten goede al wat ik aan dit volk gedaan heb.’ Wij mogen weten dat al wat uit liefde voor Jezus is gedaan zijn waarde heeft en zal worden beloont: ‘Want God is niet onrechtvaardig, dat Hij uw werk zou vergeten en de liefde, die gij voor zijn naam getoond hebt door de diensten, welke gij de heiligen bewezen hebt en nog bewijst’ (Hebr.6:10).

______________________________________________________________________________________________________________________