Gelijkenissen – Tafelgesprekken – Lukas 14

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Lukas

Gelijkenissen

Tafelgesprekken

Lukas 14:1-24

Inleiding

(Dit artikel heeft als basis de vier gelijkenissen vermeld in Lukas 14:1-24)

Zou u willen dat Jezus eens bij u op bezoek kwam? U heeft wellicht ook wel eens het tekstbordje zien hangen in een woning met de tekst: ‘Jezus Christus is het Hoofd van dit huis, de stille Toehoorder van elk gesprek en de ongeziene Gast bij elke maaltijd’. Dit zijn mooie gedachten en gewetensvol omgaan daarmee zouden het leven in elk gezin beter maken. Maar ik vraag me wel eens af hoeveel van ons werkelijk de Heer Jezus aan hun tafel zouden willen want Hij kan een ‘lastige’ Gast zijn! Een Farizeeër ontdekte dat toen Hij de Heer Jezus uitnodigde op een ontbijt op de Sabbat. Was het met bijbedoelingen dat hij Hem op de Sabbat uitnodigde? ‘De schriftgeleerden en de Farizeeën letten op Hem, of Hij op de sabbat genas, om een aanklacht tegen Hem te vinden’ (Luk. 6:7; 14:1). In ieder geval ging het die morgen anders dan zij gedacht zouden hebben want die ‘tafelgesprekken’ waren allesbehalve vrijblijvend want de Heer Jezus gebruikte deze gelegenheid om een aantal gelijkenissen te vertellen en daarin onderwees hij vier belangrijke lessen, die ook voor ons hun nut kunnen hebben.

Een les in barmhartigheid. (14:1-6)

‘De sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat.’ (Mk2:27; Jh4:16v)

Dat de sabbat een heilige dag was voor de Israëlieten mag duidelijk zijn. De straffen op het overtreden van de sabbat waren zwaar. ‘Gij zult de sabbat onderhouden, want deze is iets heiligs voor u; wie hem ontheiligt, zal zeker ter dood gebracht worden, want ieder die daarop werk verricht, zal uitgeroeid worden uit het midden van zijn volksgenoten’ (Ex. 31:14). Dat het God serieus was kunnen we leren uit het voorbeeld van de Sabbatschender in Numeri 15:32-36. Mocht er dan niets gedaan worden op de sabbat? Het is interessant te zien dat er op de sabbat een extra offer gebracht moest worden boven het dagelijks brandoffer en het bijbehorend plengoffer (Num. 28:10). Wie ooit een bezoek aan Israël heeft gebracht zal weten dat er in de hotels een speciale ‘sabbatlift’ is, een lift die op de sabbat automatisch op de elke verdieping stopt zodat de mensen niet op de knoppen hoeven te drukken en daarmee het sabbatgebod zouden overtreden. Ik heb vaak meegemaakt dat wij pas na het einde van de sabbat het hotel in mochten en dan warm eten kregen dat de vrijdag, voor de sabbat al was klaargemaakt. En zo zijn  er nog veel meer zaken te noemen. De Farizeeën en schriftgeleerden gingen zover in hun ijver dat ze de Heer Jezus probeerden te doden na de genezing op de sabbat van de verlamde bij de vijver van Bethesda. ‘Hierom dan trachtten de Joden des te meer Hem te doden, omdat Hij niet alleen de sabbat schond, maar ook God zijn eigen Vader noemde en Zich dus met God gelijkstelde’ (Joh. 5:18). Terugkerend naar ons Bijbelgedeelte in het evangelie naar Lukas zien we dat Jezus op de hoogte was van wat de Farizeeën en de schriftgeleerden dachten (o.a. Luk. 6:8; 9:47; 11:47) en Hij pareerde dat met de vraag: ‘Is het geoorloofd op de sabbat te genezen of niet?’ (vs.3). Hierop konden of wilden ze geen antwoord geven.

Een mooi voorbeeld op welke manier de Heer Jezus de sabbat onderschikt achtte aan bepaalde omstandigheden, vinden we in het Lukas evangelie toen Jezus met de discipelen al wandelende door de korenvelden aren plukten, stuk wreven en aten. Toen de Farizeeën Hem daarover aanspraken antwoordde de Heer hen naar de geschiedenis van David uit het Oude Testament (1 Sam. 21:1-6). ‘Hebt gij dan ook dit niet gelezen, wat David gedaan heeft, toen hij en die met hem waren honger kregen?’ (Luk. 6:3) Uit deze en andere voorbeelden blijkt dat de sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat.’ (Mk2:27; Jh4:16v)

 Een les in nederigheid. (14:7-11)

‘Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden’ (Mt23:12)

 Uit deze gelijkenis kunnen we een belangrijke les leren die niet alleen op de Farizeeën en schriftgeleerden van toepassing is maar ook op onszelf: een les in nederigheid!

In de wereld is het de normaalste zaak om met list of geweld de eerste te willen worden. Maar ook in het Koninkrijk van God vinden we soortgelijke taferelen. ‘Sinds de dagen van Johannes de Doper tot nu toe breekt het Koninkrijk der hemelen zich baan met geweld en geweldenaars grijpen ernaar’ (Math. 11:12). Dit is geen gemakkelijk vers om te duiden waar of over wie het hier gaat. De oppositie tegen de aankondiging van het koninkrijk der hemelen kwam van de Farizeeën, die het religieuze systeem vertegenwoordigden en één van de geweldenaars was Herodes Antipas die Johannes de doper gevangen nam. Vandaag de dag is het niet anders, ook nu zien we religieuze leiders die graag de eerste plaats innemen (Math. 23:1-11) en zien we dat de gelovigen in veel delen van de wereld vervolgd worden door de overheid.

De principes om in het koninkrijk der hemelen de eerste plaats te willen innemen verschillen echter fundamenteel van de wereldse principes en zijn veel moeilijker in de praktijk te brengen.  ‘Indien iemand de eerste wil zijn, die zal de allerlaatste zijn en aller dienaar’, dat was het antwoord dat de Heer Jezus naar aanleiding van de discussie die de discipelen hadden gehad over ‘wie de grootste (of: de belangrijkste) was’ (Mark. 9:35).

Om in te zien wat het betekend om jezelf te vernederen hebben we Iemand die ons is voorgegaan wiens voorbeeld we mogen volgen mogen volgen (1 Petr. 2:21). In de brief aan de Fillipenzen worden we opgeroepen om dezelfde gezindheid te tonen die ook de Heer Jezus heeft getoond: ‘Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd en Hem de naam boven alle naam geschonken, opdat in de naam van Jezus zich alle knie zou buigen van hen, die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en alle tong zou belijden: Jezus Christus is Here, tot eer van God, de Vader’ (Fil. 2:5-11). Hieruit wordt duidelijk hoe we eerste plaats kunnen bereiken in het Koninkrij der hemelen na vernederen volgt verhoging, of om het met de woorden van de apostel Petrus te zeggen: ‘Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd’ (1 Petr. 5:5-7).

 Een les in weldadigheid. (14:12-14)

‘De woorden van de Here Jezus herinneren, die zelf gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen’  (Hd20:35).

In het boek Zacharia roept God het volk op tot barmhartigheid: ‘Zo zegt de HERE der heerscharen: spreekt eerlijk recht en bewijst elkander liefde en barmhartigheid’  (Zach. 7:9)

Barmhartigheid wordt wel eens met de volgende definitie omschreven: ‘Barmhartigheid is de behoefte om hulp te verlenen aan mensen die in geestelijke of lichamelijke nood verkeren.’

Uit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan weten we dat de priester en de Leviet daarin bepaal niet uitblonken. De Farizeeën stonden bekend als geldzuchtigen (Luk. 16:14).

God is ons voorgegaan in barmhartigheid, zo kunnen wij te weten komen uit het Oude Testament, en ook wij zijn gered ‘niet op grond van de werken van rechtvaardigheid die wij gedaan zouden hebben, maar vanwege Zijn barmhartigheid’ (Tit. 3:5). Jakobus is vrij sterk in zijn benadrukking van barmhartigheid wanneer hij spreekt over weldadigheid: ‘Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft’ (Jk2:13).

Dat de Farizeeën en de schriftgeleerden uitermate gewiekst waren in het omzeilen van de wet blijkt wel uit Markus 7:6-13, waar de Heer Jezus tot hen zegt: ‘Terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er geschreven staat: Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij. Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn. Gij verwaarloost het gebod Gods en houdt u aan de overlevering der mensen. En Hij zeide tot hen: Het gebod Gods stelt gij wel fraai buiten werking om úw overlevering in stand te houden. Want Mozes heeft gezegd: Eer uw vader en uw moeder, en: Wie vader of moeder vervloekt, zal de dood sterven. Maar gij zegt: Indien een mens tot zijn vader of moeder zegt: Het is korban, dat is, offergave, al wat gij van mij hadt kunnen trekken, dan laat gij hem niet toe ook nog maar iets voor zijn vader of moeder te doen. En zo maakt gij het woord Gods krachteloos door uw overlevering, die gij overgeleverd hebt. En dergelijke dingen doet gij vele.’ Wat was hier het geval? Wel, door te zeggen dat een zaak waardoor ze hun ouders hadden kunnen helpen, een aan God gewijde offergave was, ontkwamen ze aan hun verplichtingen ten opzichte van hun ouders en stelden Gods wet buiten werking.

Wat was hier het geval? Ze nodigden mensen uit, vrienden, buren, bloedverwanten, voor een maaltijd met de bijbedoeling dat ze hun investering er wel weer uit zouden krijgen; met andere woorden dat het hun niets zou kosten. Ware barmhartigheid is zich ontfermen en schenken (Ps. 37:21). En zij (en ook wij) hoeven niet bang te zijn dat het niet vergolden zal worden, want het zal ons vergolden worden in de opstanding van de rechtvaardigen (Luk. 14:14). Gezegde: ‘Je kunt je beloning geen twee keer ontvangen. Je krijgt het nú van mensen, of morgen van God.’ We zijn geroepen om wel te doen: ‘God, die ons alles rijkelijk ten gebruike geeft, om wèl te doen’ (1 Tim. 6:18). Laten we dan geven zonder bijbedoelingen en we zullen Gods zegen ervaren en zullen er echt niet armer van worden! ‘Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is en toch gebrek lijden’ (Spr. 11:24).

Een les in prioriteiten stellen. (14:15-24)

Och, of gij ook op deze dag verstondt wat tot uw vrede dient.’ (Lk19:42)

‘First things first’ is een bekende Engelse gezegde, of in het Nederlands: ‘Wat het zwaarst is moet het zwaarst wegen’. De gelijkenis van het grote avondmaal volgt naar aanleiding van de voorgaande verzen die iemand er toe bracht om op te merken dat ‘hij gelukkig is die brood zal eten in het koninkrijk van God’. We kunnen deze gelijkenis in drie hoofdpunten samenvatten: (1) de voorbereiding, (2) de uitnodiging en (3) de gevolgen.

  1. De voorbereiding – Komt, want het is nu gereed’

‘Komt, want het is nu gereed’ moest de slaaf tot de genodigden zeggen. Alle voorbereidingen waren getroffen en het moment was gekomen om aan te schuiven. Zoveel eeuwen later mogen ook wij de mensen uitnodigen en zeggen: ‘Zie, nú is het de tijd des welbehagens zie, nú is het de dag des heils’ (2 Kor. 6:2). ‘Heden, indien gij zijn stem hoort’ en ‘En wie het hoort, zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet’ (Hebr. 4:7; Op22:17). Er is geen tweede kans.

  1. De reacties – Houd mij voor verontschuldigd

De reacties op de uitnodiging zijn zonder meer teleurstellend te noemen en we begrijpen de toorn van de heer des huizes. Als het maar slechts een gelijkenis was konden we er wellicht nog mee leven, maar als we uit deze gelijkenis mogen leren dat de ‘uitnodiger’ God is die zijn Zoon gegeven heeft opdat wij ‘brood zouden kunnen eten in het koninkrijk van God’ dan begrijpen hoeveel pijn het God moet doen wanneer mensen zijn aanbod van liefde en genade afslaan.

Ook in de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden vinden we een eenzelfde afwijzing. Maar we lezen daar wat meer over de verwachtingen van de heer des huizes had, want hij dacht ze zullen mijn zoon zullen zij ontzien. Leest u maar: ‘Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een wijnpers in groef en een toren bouwde; en hij verhuurde die aan pachters en ging buitenslands. Toen nu de tijd der vruchten naderde, zond hij zijn slaven naar die pachters om zijn vruchten in ontvangst te nemen. Maar de pachters grepen zijn slaven, sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een derde. Hij zond weder andere slaven, nog meer dan eerst, en zij behandelden hen op dezelfde wijze. Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien. Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tot elkander: Dit is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. En zij grepen hem en wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem’ (Math. 21:33-39). Deze verwerping van het heil moet God in zijn hart geraakt hebben!

  1. De gevolgen – Ziet dan toe, dat u niet overkome, wat in de profeten gezegd is:

Hoe erg het ook is, de Bijbel leert ons heel duidelijk dat de verwerping van het heil wat we ontvangen kunnen in Christus oordeel inhoudt. Veel mensen hebben het daar moeilijk mee en wijzen dat Gode en God van liefde is en dat nooit zal doen. De Bijbel leert ons het tegendeel en dat is de norm die we dienen te hanteren als we over zulke zaken spreken. Om een voorbeeld daarvan zien we bij de apostel Paulus wanneer hij in Athene het Evangelie verkondigd en spreekt hij in dergelijke bewoordingen: ‘God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.’ (Hand. 17:30-31) Dus: ‘Zoekt de HERE, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.’

_________________________________________________________________________________________________________________________________________