Gelijkenissen – Dolik onder de tarwe – Gelijkenissen – Mattheüs 13

28 juli, 2023

Rubrieken: Gelijkenissen

Bijbelboeken: Matteüs

Gelijkenissen

Gelijkenis van de dolik onder de tarwe

Mattheüs 13:24-30

De gelijkenis

‘Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens die goed zaad in zijn akker zaaide. Terwijl echter de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide dolik midden tussen de tarwe en ging weg. Toen nu het graan opkwam en vrucht voortbracht, kwam ook de dolik tevoorschijn. De slaven van de heer des huizes nu kwamen en zeiden tot hem: Heer, hebt u niet goed zaad in uw akker gezaaid? Waar heeft hij dan dolik vandaan? Hij nu zei tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. De slaven nu zeiden tot hem: Wilt u dan dat wij het gaan verzamelen? Hij echter zei: Nee, opdat u bij het verzamelen van de dolik niet misschien tegelijk daarmee de tarwe uittrekt. Laat ze beide samen opgroeien tot de oogst; en in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Verzamel eerst de dolik en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt de tarwe bijeen in mijn schuur’ (Mat.13:24-30).

Uitleg van de gelijkenis

‘Toen liet Hij de menigten gaan en kwam in het huis; en zijn discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker. Hij nu antwoordde en zei: Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen de akker is de wereld, het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk, de dolik zijn de zonen van de boze, de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel, de oogst is de voleinding van de eeuw, en de maaiers zijn engelen. Zoals dan de dolik verzameld en met vuur verbrand wordt, zo zal het zijn in de voleinding van deze eeuw. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen, en zij zullen hen in de vuuroven werpen; daar zal geween zijn en het tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader. Wie oren heeft om te horen, laat hij horen’ (Mat.13:36-43).

Voorwoord

Ondanks dat de Here Jezus bij deze gelijkenis ook de uitleg heeft gegeven, is de strekking van deze gelijkenis eeuwenlang onjuist toegepast. Enkele belangrijke opmerkingen vooraf om tot een juiste uitleg te komen zijn de volgende: (1) Het is namelijk onjuist om hierin de Gemeente te lezen; hierover later meer. (2) Deze gelijkenis is een zgn. koninkrijkgelijkenis en loopt door tot het einde van de eeuw of bedeling. (3) Verder de vertaling van ‘dolik’ dat men vaak met ‘onkruid’ vertaald heeft, heeft geen goed gedaan aan de bedoeling van deze gelijkenis. Vandaar de uitleg hieronder van wat ‘dolik’ precies is.

Wat is ‘dolik’?

Lolium temulentum, ook bekend als dolik, is een eenjarige plant en behoort tot de familie Poaceae of Grassenfamilie. De plant wordt ongeveer 1 meter hoog en groeit in graanvelden. Deze plant komt veelvuldig voor in Syrië en Israël. Het wordt beschouwd als onkruid, zie bv. artikel 536 van het Strafwetboek van België van 8 juni 1867, Artikel 536 zegt: ‘Met gevangenisstraf van een maand tot twee jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tweehonderd [euro] wordt gestraft hij die kwaadwillig een bezaaide akker verwoest, zaad van dolik of van enig ander schadelijk kruid of gewas op een akker strooit, landbouwgereedschappen, omheiningen voor het vee of wachtershutten stukbreekt of onbruikbaar maakt’. Ook in de tijd van de Romeinen werd dit al als een misdaad gezien.

Inleiding

Het ‘koninkrijk der hemelen’ verwijst niet naar een aards messiaans koninkrijk hier op aarde, maar eerder naar een koninkrijk hier op aarde waarin de ‘Koning’ afwezig is. Het ‘koninkrijk der hemelen’ is een vermenging van goed en kwaad, waar en vals. Het is niet de Gemeente. De Gemeente maakt wel deel uit van het koninkrijk der hemelen, maar is het zelf niet. Het koninkrijk der hemelen is gelijk aan het ‘Christendom’. Het bestaat uit allen die Christus als Koning belijden, hetzij in waarheid of met een voorwendsel.

In de gelijkenis van de zaaier en het zaad in Mattheüs 13, hebben we gezien dat het koninkrijk is begonnen in de dagen van het optreden van de Heer Jezus, door het zaad van het Woord van God uit te verkondigen, en dat duurt tot aan het einde van deze eeuw of bedeling. Deze twee gelijkenissen, ‘de zaaier en het zaad’ en ‘de dolik onder de tarwe’ geven Gods handelen en satans tegenstand weer in deze tijd.

De gebruikte symbolen

De Here Jezus verstrekt ons de verklaring van de volgende symbolen:

(1) De ‘mens’ is Christus (vs. 37).

(2) Het zaad zijn de gelovigen, de zonen van het koninkrijk (vs. 38).

(3) De akker is de wereld (vs. 38).

(4) De vijand is de boze, de duivel (vs. 39).

(5) De dolik zijn de zonen van de boze (vs. 38).

(6) De maaiers zijn de engelen (vs. 39).

(7) De oogst is de voleinding van de eeuw (vs. 39).

De ‘tegenstander’

Het gezegde ‘Waar God een kerk sticht, bouwt de duivel een kapel’, is in de loop van de Bijbelse geschiedenis maar al te waar gebleken. De eerste vermelding in de Bijbel van twee soorten ‘zaad’ vinden we al in het boek Genesis (4:4; Gal.3:16); het zaad van de vrouw en het zaad van de slang, de duivel. Deze tekst bevestigd de gedachte dat die vijandschap blijvend is. Toen Caïn zijn broer Abel doodde, zien we het begin van deze vijandschap van de twee soorten zaad (Gen.4:1-16). 1 Johannes 3:12 maakt duidelijk dat Caïn uit de boze was, een kind van de duivel! Dit conflict vinden we doorheen heel de Bijbel, bijvoorbeeld bij ontmoetingen van de farizeeën en de Heer Jezus. De farizeeën ‘kinderen van de duivel’ (Mat.3:7) kwamen niet in verweer toen Johannes de doper gedood werd door Herodus. Ze kwamen in opstand tegen de Heer Jezus (Mat.12:34; 23:33; 27:20-26). Ook de apostel Paulus heeft de tegenstand van de duivel ondervonden toen hij het evangelie verkondigde (Hand.13:10). Satans tegenstand bestond daarin dat hij een ‘vals evangelie’ introduceerde (Gal.1:6-9), valse dienaren die binnenslopen (2Kor.11:13-26), door een valse gerechtigheid te verkondigen (Rom.10:1-3) en door valse broeders (2Kor.11:26). Uiteindelijk zal de vijandschap tussen deze twee soorten zaad haar hoogtepunt bereiken in de presentatie van een valse christus (2Thes.2). De ‘zoon van het verderf’ zal opstaan tegen de Zoon van God, het ‘geheimenis van de wetteloosheid’ zal tegenstand bieden aan het ‘geheimenis van de Godheid’. De valse kerk ‘de hoer’, zal vijandschap tonen tegen de bruid, de ware Kerk, de bruid van het Lam’. Er zal een valse ‘drie-eenheid’ openbaren in de eindtijd; de duivel, het beest en de valse profeet (Op.19:10; 20:1-3) om tegen de ware Drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest op te staan. Uiteindelijk zal de machten van de duivel worden vernietigd door de Zoon van God, de grote Overwinnaar.

Verklaring

De Rooms Katholieke en Protestantse theologie past deze gelijkenis toe op de kerk, vooral onder invloed van de kerkvader Augustinus, die verklaarde dat de ‘akker’ de kerk is en dat het tarwe en onkruid samen moeten opgroeien tot de oogst. Daarom dienen we duidelijk onderscheid te maken tussen de Gemeente en het koninkrijk. Het terrein van het koninkrijk is de wereld. Het behoort niet tot onze taak als gelovigen de wereld te verbeteren of te oordelen, maar we hebben als wereldbewoner wel de taak ons eventueel in te zetten om, daar waar nodig, hulp te verlenen en ons teven als goede burgers te gedragen. In het koninkrijk moeten de tarwe en de dolik samen opgroeien en wordt er pas aan het einde een schifting gemaakt, in de Gemeente is dat anders. Binnen de Gemeente moet, indien nodig, tucht toegepast worden. ‘Doet de boze uit uw midden weg’ (1Kor.5:13; Mat.18:15-20). Dat wil niet zeggen dat wij als Gemeente moeten oordelen over iemand eeuwige bestemming, dat mogen, kunnen en hoeven wij niet te doen. Maar… ‘als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten. Want wat heb ik hen die buiten (de Gemeente) zijn te oordelen? Oordeelt u niet hen die binnen (de Gemeente) zijn? Maar hen die buiten (in het koninkrijk) zijn zal God oordelen. Doet de boze uit uw midden weg’ (1Kor.5:11-13). Bij deze toepassing wordt de betekenis van de dolik ook duidelijk. Vertaald men ‘onkruid’ dan komt de bedoeling van deze gelijkenis niet goed uit de verf. Dolik is namelijk niet van tarwe te onderscheiden, daarom mochten de slaven het ook niet gaan verzamelen, opdat zij door niet ‘echt’ van ‘onecht’ te kunnen onderscheiden fouten zouden maken. Dolik is alleen van tarwe te onderscheiden in de laatste fase van de groei van de plant. De schifting zal daarom eerst plaatsvinden in de oogsttijd, in de voleinding van de eeuw, door de engelen (vs. 41).

De Donatisten

In dit verband is het nuttig het standpunt van de ‘Donatisten’ te kennen, want dat heeft te maken met de hierboven geschetste visies. In de Kerk in Noord-Afrika ontstond een krachtige christelijke beweging. In die landen wilden veel Christenen terug naar een eenvoudiger en een meer Bijbelse vorm van gemeente-zijn en zij bepleitten daarom een hervorming van de kerk. Deze beweging kreeg de naam van Donatisten, omdat hun leiders allebei Donatus heetten. Zij ontstond direct na de laatste grote Christenvervolging onder keizer Diocletianus aan het begin van de vierde eeuw, en was erg beïnvloed door de leer van Novatianus ongeveer vijftig jaar eerder. Nadat al hun pogen om de kerk te hervormen op niets was uitgelopen, scheidden zij zich tenslotte af van de katholieke gemeenschap; directe aanleiding daartoe was hun bezwaar tegen de benoeming van Caecilianus tot bisschop van Carthago in 312. Hoewel Constantijn moeite deed om beide partijen tot elkaar te brengen, sterkte het gedrag van Diocletianus de Donatisten in hun overtuiging dat de Kerk onherstelbaar verkeerd zat. Zo excommuniceerden zij elkaar wederzijds door zichzelf uit te roepen tot enige ware Kerk en de ander tot valse Kerk. In Carthago werd nu Donatus tot bisschop gewijd, die daarmee tegenover Caecilianus kwam te staan, waardoor de hele Kerk van NoordAfrika verdeeld werd. De Donatisten onderscheidden zich van de Katholieken door hun meer geestelijke gezindheid, die zich uitte in hun christelijk karakter en gedrag. Maar later bleek dat hun hervorming toch niet ver genoeg ging, want zij hielden vast aan de kerkelijke hiërarchie en waren niet bestand tegen de partijgeest die veel van hun christelijk getuigenis tenietdeed. De Donatisten waren voorstanders van een scheiding tussen Kerk en Staat onder het motto: “Wat heeft de Keizer met de Kerk te maken”, maar niettemin deden zij in conflicten herhaaldelijk een beroep op die keizer. Zij vormden een meerderheid van de Christenen in Noord-Afrika, maar de strijd duurde voort totdat het Christendom in dat deel van de wereld door de volgelingen van de profeet (Mohammed) werden uitgeroeid. Terecht stelden de Donatisten dat het wezen van de christelijke gemeente wordt gevormd door geestelijk leven en niet door sacramenten. Maar hun verlangen naar scheiding tussen Kerk en Staat werd niet door zuivere motieven ingegeven. Het was alleen omdat de keizer” de andere partij” erkende als de ene ware Kerk wat maakte dat zij zich afkeerden van wereldse macht; was het andersom geweest, dan zouden zij de keizer graag tot hun partij hebben gerekend. Daaruit blijkt wel dat de zucht naar macht altijd weer corruptie brengt van de zuivere leer en praktijk. Het is altijd moeilijk om als Christen te aanvaarden dat wij in dit leven nu eenmaal de smaad van Christus moeten dragen in een wereld die Hem niet erkent, en dat de nederige gezindheid van de Heer juist in de gemeente gestalte moet krijgen, wil haar getuigenis waarachtig geestelijk effect hebben. Het leven van Christus, het kloppende hart van iedere gemeente, blijkt niet alleen maar in de afwezigheid van zonde of compromis; het is de genade van Christus die werkt in wedergeboren mannen en vrouwen, en die zich in hun gewone dagelijkse leven uit. Het is moeilijk om het wezen van het conflict goed weer te geven. Naar onze mening gaat het hierbij in wezen om een valse tegenstelling, namelijk de betekenis van de sacramenten. Eigenlijk waren de Donatisten in hun opvatting van “het sacrament” even kerkelijk als degenen die zij bestreden, al komen zij ook menselijk gezien veel sympathieker over. Bij de katholieken had namelijk het sacrament in zichzelf intrinsieke waarde, ook al werd het bediend door iemand die een verkeerde levenswandel heeft: als hij maar kerkelijk is gewijd. De Donatisten letten veel meer op de levenswandel van de bisschop die de sacramenten bedient, en dat bracht hen ertoe om de aangewezen bisschoppen te beoordelen op hun christelijke levenswandel in heden en verleden. Het was dus maar een gedeeltelijke hervorming die zij voorstonden, want het beginsel van de kerkelijke ambten, en daarmee van de leer der Kerk, lieten zij ongemoeid. Daardoor werd hun toch uiteindelijk de geestelijke kracht ontnomen. In het begin van de vijfde eeuw werd de macht van deze tegenkerk gebroken, vooral als gevolg van de geschriften van Augustinus en de grote “disputatie” te Carthago in 411.

Tenslotte

In onze tijd, de laatste dagen’ zien we een groot verval in het Christendom, zeg maar koninkrijk. Dat verval openbaard zich vooral in de zgn. grote volkskerken, maar ook de Evangelische beweging dient op tellen te passen, want de duivel gaat rond als een engel van het licht (2Kor.11:15) en hij weet dat hij (nog) weinig tijd heeft (Op.12:12). We moeten waakzaam zijn zodat de duivel geen kans krijgt om ‘dolik’ tussen de tarwe te zaaien terwijl wij slapen (vs. 24-26).

_____________________________________________________________________________________________________________________________________