'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
‘Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed dragen als het leed om een eerstgeborene’. (Zach.12:10). Dat God zijn Geest uitstort maakt ons al duidelijk dat na de Opname de Geest nog werkzaam is. Vaak hoor je de opmerking dat als de Gemeente opgenomen het niet meer mogelijk is dat er in de Grote Verdrukking nog iemand tot geloof kunnen komen. Deze gedachte is niet juist want we lezen in Openbaring 7:9-17 van een grote schare doe niemand tellen die tot geloof zijn gekomen tijdens de Grote Verdrukking.
God zal Israël reinigen – (Zach.12:10-13:9).
De bevrijding van hun vijanden is niet het doel op zich, maar hun geestelijk herstel is wat God waardevoller acht. Hij wil Zichzelf aan Hen openbaren en een relatie opbouwen die in vroegere eeuwen niet mogelijk was vanwege hun zonden. Omdat te bereiken is reiniging nodig van het volk!
Het volk zal zich bekeren – (Zach.12:10-14)
Berouw is niet iets wat we zelf bewerken; het is een gave van God doordat we zijn Woord horen en zijn genade beseffen (Hand.5:31, 11:18; 2Tim.2:25). God zal zijn geest uitstorten over Israël (Joël 2:28-29), en het volk zal zich hun zonde realiseren en tot God roepen om vergeving; Ze zullen ook hun Messias zien die de volken doorstoken hebben (Ps.22:16; Jes.53:5; Joh.19:34, 37) en op Hem hun vertrouwen vestigen. Vergeving komt tot elke zondaar alleen door geloof in het offer van Christus op het kruis. Het volk zal rouw bedrijven, zoals ouders rouwen over het verlies van hun enige zoon, de wijze waarop het volk rouw bedreef over hun geliefde koning Josia nabij Megiddo toe hij in de strijd gedood werd (2Kron.35:20-27). Zacharia vermeld dat alle families van Israël zullen rouwen, de mannen en vrouwen apart, en dat is inclusief Davids familie, de profeten (Natan – 2Sam.7) en de priesters (Levi en Simei – Num.3:17-18, 21). Alle families die overblijven is de rest van het volk. Het zal een tijd zijn van diepe en ernstige nationale verootmoediging zoals er nog nooit geweest is.
Het volk zal worden gereinigd – (Zach.13:1-7)
Jesaja had tegen het volk gezegd: ‘Wast u, reinigt u, doet uw boze daden uit mijn ogen weg; houdt op kwaad te doen’ (Jes.1:16), maar ze weigerden om te luisteren. Jeremia had voor het volk gepleit: ‘Reinigt uw hart van boosheid, Jeruzalem, opdat gij behouden wordt; hoelang zullen in uw binnenste uw zondige overleggingen verwijlen’ (Jer.4:14), ze maar wilden niet gehoorzamen. Maar nu, als antwoord op Israëls berouw en geloof, wil God hen rein wassen! Deze vergeving maakt deel uit van het nieuwe verbond dat God zijn volk beloofde (Jer.31:31-34) ‘Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonden niet meer gedenken’ (vs.34). De Joden konden hun uiterlijke verontreinigingen reinigen door wassingen met water, maar de innerlijke reiniging van de zondige harten van mannen en vrouwen kan alleen bewerkstelligd worden door het bloed van de Heiland (Lev.16:30; 17:11). ‘Hij is het zoenoffer voor onze zonden’ (1Joh.2:2). Maar niet alleen hun harten zullen worden gereinigd maar ook het land zal worden gezuiverd van alles wat niet goed en vervuilend is. De afgoden en de valse profeten – twee van Israëls meest ernstige zonden – zullen verwijderd worden, en ook de ‘onreine geest’ dat veroorzaakte dat mensen zich van God afwenden (Zach.5:5-11).
Overeenkomstig de Wet, moesten de valse profeten worden gedood (Deut.13); dus zullen de valse profeten in die dagen liegen over hun beroep om hun leven te redden (13:2-6). Ze zullen geen speciale kleding dragen (vs.4; 2Kon.1:8; Mat.3:4), en zij zullen zich eerder uitgeven voor boeren dan profeten. Wanneer ze gevraagd worden naar de littekens op hun lichamen, die eigenlijk veroorzaakt worden wanneer ze afgoden zouden hebben vereerd (1Kon.18:28), liegen ze daarover en zeggen dat familieleden hen bestraft hebben. In tegenstelling tot de valse profeten wordt de ware Herder voorgesteld in Zach.13:7. (Zie Zach.11 voor de andere vermeldingen betreffen de Herder). Een gedeelte van deze profetie haalde Jezus aan toen Hij met zijn discipelen op weg was naar Gethsemane (Mat.26:31), en Hij verwees er nog eens naar toen Hij in die tuin werd gearresteerd (vs.56). Alleen Jezus de Messias kon door de Vader ‘de man die mijn metgezel is’ dat is ‘de man die Mijn Gelijke is’ (Joh.10:30; 14:9) worden genoemd.
Maar er is ook nog verdere verwijzing naar deze tekst naar de verwoesting van de tempel in 70 n.Chr. toen Jeruzalem door de Romeinen werd ingenomen. De Joden hebben hun Herder verworpen op het kruis (Jes.53:10), en deze verwerping leidde tot de verstrooiing van de Joden (Deut.28:64; 29:24-25). Vandaag de dag is Israël een verstrooid volk, maar er komt een dag dat ze bijeen gebracht zullen worden uit alle volken; ze zijn een verontreinigd volk, maar eens zullen ze een gereinigd volk zijn.
Het volk zal worden gezuiverd – (Zach.13:8-9)
Deze verzen herinneren ons eraan hoeveel waarde God hecht aan zijn volk: zij zijn als goud en zilver dat gereinigd dient te worden in vuur van de ellende. Dat was al hun ervaring in Egypte geweest (Deut.4:20) en in Babylon (Jes.48:10), maar ‘de tijd van Jakobs benauwdheid’ zal hun moeilijkste ‘vuuroven ervaring’ worden! De goudsmid zuivert goud en zilver zodat het vuil verwijderd wordt en dat is wat de Verdrukking in de laatste dagen voor Israël zal bewerken. Een derde van de mensen zullen gespaard worden, het gelovig overblijfsel, terwijl de anderen verworpen zullen worden en verloren zullen gaan. Het goddelijk overblijfsel dat tot de Heer roept (Hand.2:21) zullen gered worden de kern vormen van het beloofde koninkrijk, want God zal ze erkennen als zijn eigen volk (Hos.2:21-23).
Voordat we dit gedeelte achter ons laten, proberen we deze gedeelten praktisch toe te passen op Gods volk nu. Zeker de kerk van nu is vervuild en dient ook gereinigd te worden en de belofte voor vergeving is nog altijd geldig en aanwezig (1Joh.1:9). God heeft de kerk vaak in het vuur van het lijden gegooid voordat ze Hem aanriepen om zijn aangezicht te zoeken (Heb.12:3-11; 1Petr.4:12). Als Gods volk de oproep in 2Kronieken 7:14 zou opvolgen, zou God de kerk reinigen, vergeven en zegenen en genezing brengen. ‘En mijn volk waarover mijn naam is uitgeroepen, verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken mijn aangezicht en bekeren zich van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en hun land herstellen’