Dogmatiek – Tuchtiging

25 juli, 2023

Rubrieken: Dogmatiek

Dogmatiek

Tuchtiging

Inleiding

Tuchtiging – hier te onderscheiden van het onderwerp van het lijden – is de correctie van de Vader ten opzichte van zijn eigen kinderen, en dat heeft niets te maken met een veroordeling van een ongelovige (Heb.12:6). Want er staat met het oog op een gelovige immers geschreven: ‘Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn’ (Rom.8:1) en ‘Wie in Hem geloofd wordt niet geoordeeld’ (Joh.3:18), en van hen die geloven wordt er ook gezegd dat ze ‘niet in het oordeel komen’ (Joh.5:24). Iemand die een kind van God is door geloof in Christus, zal en kan niet veroordeeld worden Christus heeft immers zijn straf gedragen op het kruis van Golgotha. Toch kan er tuchtiging nodig zijn, want wanneer een gelovige blijft volharden in een zondige wandel, kan er discipline of tuchtiging van de Vader noodzakelijk zijn. Wat een kind van God die heeft gezondigd dan moet doen wordt uiteengezet in 1 Korinthiërs 11:31-32 namelijk zelfoordeel. ‘Als wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet geoordeeld worden; maar als wij geoordeeld worden, dan worden wij door de Heer getuchtigd, opdat wij niet met de wereld veroordeeld worden’. De volgorde is duidelijk, ten eerste moet de gelovige die heeft gezondigd zijn zonde aan God belijden, zo’n belijdenis is een uiterlijke uitdrukking van een innerlijke bekering van hart. Als er zelfoordeel is, kan vergeving worden geschonken, en wordt de gelovige in zijn gemeenschap met God hersteld. Aan de andere kant, als de gelovige, nadat hij gezondigd heeft, weigert zijn zonde te belijden of zijn zonde blijft rechtvaardigen, mag hij op Gods tijd en manier correctie van de Vader verwachten. Dit oordeel of deze correctie door de Vader neemt de vorm van tuchtiging aan om ervoor te zorgen dat het kind van God niet veroordeeld hoeft te worden met de wereld. Het grotere thema van het lijden gaat veel verder dan dat, maar het sluit het onderwijs van de tuchtiging van een gelovige niet uit.

Tucht of discipline kunnen we in vier soorten indelen, namelijk:

  1. Preventief.

In de Bijbel is slechts één voorbeeld van preventieve tuchtiging opgenomen. Nadat hij in de derde hemel was opgenomen geweest, was het de apostel Paulus niet geoorloofd dat hij hier op aarde zou vertellen wat hij had gezien en gehoord, en opdat hij niet hoogmoedig zou worden, kreeg hij een doorn in het vlees. Hoewel hij driemaal de Heer smeekte om daarvan bevrijdt te worden, bleef de situatie zoals het was; Mijn genade is u genoeg! (2 Kor.12:7-9). Dit was een preventieve tuchtiging: ‘opdat ik Paulus zich niet zou verheffen’.

  1. Correctief

Aan het begin van dit artikel is gezegd dat van tuchtiging een motiverende werking mag worden verwacht. Het is de tuchtiging van de Vader voor zijn dwalend kind. Zowel kastijding als bestraffing wordt beschreven in Hebreeuws 12:6: ‘Mijn zoon acht de tuchtiging van de Heer niet gering en bezwijk niet als u door Hem bestraft wordt; want wie de Heer liefheeft tuchtigt Hij en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt’. De algemeenheid van zowel tuchtiging als geseling kan worden verklaard op grond van de onwil van de Vader om uitzonderingen toe te staan onder degenen die het verdienen om gecorrigeerd te worden. Het is zeker dat de Vader gelovigen niet tuchtigt of geselt, zonder reden, of ze dat nu nodig hebben of niet. Een dergelijke interpretatie is niet alleen in tegenspraak met 1 Korinthiërs 11: 31, waarin wordt staat dat ‘als we onszelf beoordelen, we niet met de wereld moeten worden beoordeeld’. Het doel van tuchtiging kun je omschrijven als een opvoedkundige maatregel. Er is duidelijk een verschil te vinden tussen tuchtiging en geseling. De eerste is die manier van correctie die zou kunnen worden herhaald; de laatste duidt de onderwerping van de menselijke wil die, eenmaal bereikt, nauwelijks opnieuw behoeft te worden herhaald. Geen anarchie of opstand kan getolereerd worden in het huishouden van de Vader. De overgave van iemands leven aan God is zowel redelijk als vereist (Rom.12:1). Zich overgeven aan God kan gemakkelijk worden bereikt als alle weerstand wordt vermeden, of moeilijk en pijnlijk wordt gemaakt wanneer een lang conflict in stand blijft.

  1. Groei

Van tuchtiging wordt gezegd dat het dient ’tot heiliging’. Dus de ‘vrucht van gerechtigheid’ wordt het deel van degenen die daardoor worden geoefend. Het woord van de Heer Jezus vermeld in Johannes 15:2 geeft aan dat de tuchtiging of beproeving van God kan worden toegepast opdat de gelovige vruchtbaarder zou zijn. ‘Elke rank die in Mij geen vrucht draagt, neemt Hij weg; en elke rank die vrucht draagt, reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt’ (Joh.15:2). Dit suggereert niet de tuchtiging in verband met een mogelijk opzettelijk zonde; het is allemaal gedaan om meer vrucht te dragen tot eer van God. Het is bedoeld dat een goede gelovige een betere gelovige zou worden.

  1. Bevestigend

Er is maar één illustratie in de Bijbel te vinden van deze specifieke vorm van tuchtiging. Aan Job werd gegeven om, tegen de beschuldiging van satan, aan te tonen dat hij God liefhad, los van alle persoonlijke voordelen die Deze hem had geschonken. Tot dan toe was er geen kwaad van Job bekend., integendeel tot driemaal toe wordt van Job gezegd dat hij ‘vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad’ was (Job 1: 1, 8; 2:3). Maar de satan in gesprek met God, beschuldigde Job dat hij God alleen diende om zelfzuchtige motieven en dat hij God niet echt liefhad om Wie Hij was. Hoewel Job niets wist van de kwestie die over hem in de hemel was gerezen, rechtvaardigde hij God toch in drie opeenvolgende beproevingen. De eerste was in het verlies van eigendom en familie. Zijn antwoord onder deze beproeving luidde: ‘Toen stond Job op, scheurde zijn mantel en schoor zijn hoofd; daarop wierp hij zich ter aarde, boog zich neer en zeide: Naakt ben ik uit de schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen, de naam des Heren zij gelooft. In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe’ (Job 1:21-22). De tweede beproeving betrof het verlies van gezondheid en tekort aan vertroosting van zijn vrouw.  Op dit punt zei hij: ‘Maar hij zeide tot haar: Zoals een zottin spreekt, spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet’ (Job 2:10). Op dezelfde wijze heeft Job de derde test doorstaan toen hij van God zei: ‘Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem hopen; ja, mijn wandel wil ik voor Hem rechtvaardigen’ (Job 13:15).

______________________________________________________________________________________________________________________________