Israël
‘Zie, uw koning komt tot u!’
Inleiding
Wie ooit in de gelegenheid is geweest een bezoek te brengen aan Israël, zal zeker de stad Jeruzalem bezocht hebben. Vanaf de Olijfberg heb je een onvergetelijk uitzicht! Jeruzalem wordt vaak aangeduid als ‘de heilige stad‘ en zo staat het ook vermeld in het evangelie naar Mattheüs en in het boek Openbaring. (Mat.4:5; 27:53; Op.11:2; 21:2,10; 22:19). Men denkt dat het voorzetsel ‘heilige’ gebruikt wordt vanwege de tempel die daar door Salomo gebouwd is. Maar ‘heilig’ kan ook de betekenis hebben van ‘afgezonderd’ en dat is Jeruzalem ook; het is ‘afgezonderd’ van alle steden op deze planeet omdat de Here het verkozen heeft. ‘Want de HERE heeft Sion verkoren, Hij heeft het Zich ter woning begeerd’ (Ps132:13). Voor wie kennis heeft van het profetisch Woord gaat de interesse voor Jeruzalem natuurlijk verder dan slechts een bezoek. Jeruzalem is een stad die niet alleen bekend is vanwege haar geschiedenis, maar ook om haar betekenis vandaag de dag voor de drie grote monotheïstische godsdiensten, jodendom, christendom en islam. Maar de betekenis van Jeruzalem is niet alleen belangrijk voor het verleden en het heden, maar ook voor de toekomst, zoals we zullen zien.
Jeruzalem in het Oude Testament
De eerste niet-Bijbelse bronnen die de naam Jeruzalem vermelden, zijn te vinden in de kleitabletten van het archief van Ebla, zo rond 2250 v.Chr. Ebla was een oude stad in het noordwesten van Syrië, ongeveer 55 km ten zuidwesten van Aleppo. Een andere vermelding van Jeruzalem vinden we in de zgn. Amarna-brieven. Amarna is de naam van de nieuwe hoofdstad die de Egyptische farao Amenhotep IV of Echnaton liet bouwen op de oostelijke oever van de rivier de Nijl. Tot de belangrijkste archeologische vondsten afkomstig uit Amarna behoren de zogenaamde Amarna-brieven, rond 1400 v.Chr. op kleitabletten geschreven in spijkerschrift, die gegevens bevatten over diplomatieke betrekkingen tussen het toenmalige Egypte en naburige rijken, waaronder ook Israël.
In de Bijbel vinden we waarschijnlijk de eerste vermelding van Jeruzalem in het boek Genesis. We lezen daar dat ‘Melchisedek, de koning van Salem’, Abraham tegemoet kwam met brood en wijn (Gen.14:18; vgl. Heb.7:1,2). Jeruzalem wordt in het Oude Testament met verschillende namen aangeduid, onder andere: Salem, Jebus, Moria en Sion. Wat later in Genesis lezen we van het offer van Abram: ‘Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef stelde. Hij zeide tot hem: Abraham, en deze zeide: Hier ben ik. En Hij zeide: Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Isaak, en ga naar het land Moria, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen, die Ik u noemen zal’ (Gen.22:1-2). Waarschijnlijk begon Salomo op die berg met de bouw van de tempel, waar de HERE aan zijn vader David verschenen was, op de dorsvloer die David had gekocht van de Jebusiet Ornan (2Kron.3:1; 1 Kron.21:22).
Jeruzalem in het Nieuwe Testament
Ook in het Nieuwe Testament neemt Jeruzalem een dominante plaats in. Het was (en is weer) het geestelijk centrum van de Joden, en het was de stad waar de Heer Jezus is gekruisigd. We lezen dat de Heer Jezus ‘zijn gezicht vastbesloten wendde om naar Jeruzalem te gaan’ (Luk.9:51; Jes.50:7). Daarmee zitten we al meteen met een theologisch vraagstuk want, was de Heer Jezus gekomen om koning van Israël te worden, of was Hij gekomen om te sterven voor de zonden van de wereld? Ik geloof, beide maar dan wel in die volgorde dat het laatste een gevolg van het eerste is, de verwerping van de Heer Jezus door de Joden, vooraf aan zijn offer voor de zonden. Wanneer we over die verwerping spreken moeten we wel onderscheid maken tussen het gewone volk en de geestelijke leiders. Wanneer de Heer Jezus de menigten toesprak, hing het volk aan zijn lippen (Luk.19:48). Maar de overpriesters zetten de menigten op, zodat Pilatus Barabbas moest loslaten in plaats van Jezus (Mark.15:11). In het Evangelie naar Mattheüs zien wij bij uitstek de Heer Jezus als de ‘koning der Joden’ (Mat.2:2) die op weg was naar Jeruzalem, ‘de stad van de grote koning’ (Mat.5:35). Maar al vrij vroeg in het evangelie wordt de verwerping van de Heer Jezus als komende Koning duidelijk, ook omdat Johannes de Doper niet geloofd werd. ‘En al het volk dat dit hoorde en de tollenaars rechtvaardigden God, daar zij waren gedoopt met de doop van Johannes; de farizeeën en de wetgeleerden echter hebben de raad van God voor zichzelf terzijde gesteld, daar zij niet door hem waren gedoopt’ (Luk.7:30v.). De evangelist Johannes zegt: ‘Hij kwam tot het zijne, en de zijnen hebben Hem niet aangenomen’ (Joh.1:11). Deze vroege verwerping resulteerde uiteindelijk in de kruisiging van de Heer Jezus. Op de vraag van Pilatus: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ (Joh.19:15) antwoordden de overpriesters: ‘Wij hebben geen koning dan de keizer’ (Joh.19:16). In de brief aan de gelovigen te Rome schrijft de apostel Paulus: ‘Door hun (Israëls) overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen, om hun jaloersheid op te wekken’ (Rom.11:11). Dit wordt mooi geïllustreerd in het leven van Jozef en Mozes. Immers, beiden werden zij bij hun eerste komst verworpen, Jozef (Hand.7:13) door zijn broers en Mozes door het volk. Maar bij hun tweede komst werden ze wel aanvaard. Dat is gebeurd en zal ook gebeuren met de Heer Jezus; Hij is verworpen maar bij zijn tweede komst zal Hij door het volk Israël aanvaard worden. ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u (woest) overgelaten. Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins meer zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’ (Mat.23:37-39).
Wat moet het voor de Heer Jezus betekend hebben om naar Jeruzalem te gaan, want Jeruzalem was de stad die de profeten doodde, en stenigde wie tot hen gezonden waren’ (Mat.23:37). Geen prettig vooruitzicht! Drie keer had de Heer Jezus daarvan getuigd dat Hij naar Jeruzalem zou gaan om te lijden en te sterven. ‘Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt’ (Mat.16:21; 17:22-23; 20:17-19). Het was zeker geen blijde intocht, die wacht nog maar het was wel een noodzakelijkheid, want zonder bloedstorting is er geen vergeving. ‘Moest de Christus dit niet lijden, en (zo) in zijn heerlijkheid binnengaan?’ (Luk.24:26).
Jeruzalem in de eindtijd
Zijn de ‘tijden van de volken’ (Luk.21:24) met het uitroepen van de staat Israël door David Ben Gurion in het museum van Tel Aviv in de nacht van 14 op 15 mei 1948 vervuld? Het is inderdaad zo dat sinds de oprichting van de staat Israël de stad niet meer door de volkeren vertreden wordt. Maar ik geloof dat de tijden van de volken verbonden zijn met de tijd dat God de regering van deze aarde in handen van de volkeren heeft gelegd (Dan.2:37) en dat ze daarom duren tot aan de komst van de Messias. De meningen daarover zijn verdeeld.
Nadat de stad Jeruzalem en de tempel door Titus in het jaar 70 n.Chr. zijn verwoest, is de grote diaspora van de Joden begonnen. Deze verwoesting en wegvoering is door de Heer Jezus voorzegd: ‘Wanneer u nu Jeruzalem door legerkampen omsingeld ziet, weet dan dat haar verwoesting nabij gekomen is’ (Luk.21:20, 6), en ‘zij zullen vallen door de scherpte des zwaards en als gevangenen weggevoerd worden onder alle heidenen, en Jeruzalem zal door heidenen vertrapt worden’ (Luk.21:24). Dit sluit geheel aan bij de voorzeggingen vermeld in het Oude Testament: ‘Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken, en David, hun koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil – in de dagen der toekomst’ (Hos.3:4,5). Tot die tijd is het Lo-Ammi, niet mijn volk’ (Hos.1:9).
Maar, zoals gezegd er is weer een staat Israël en er keren veel Joden uit de diaspora terug naar het land hunner vaderen, maar het is een terugkeer in ongeloof. Sinds de oorlog van 1967 maakt ook het oostelijke deel van de stad weer deel uit van Jeruzalem. Maar dat wil niet zeggen dat haar lijdenstijd volbracht is (Jes.40:2), want er zullen nog moeilijke tijden volgen. ‘Zie, Ik maak Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond; ja ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Te dien dage zal Ik Jeruzalem maken tot een steen, die alle natiën moeten heffen; allen die hem heffen, zullen zich deerlijk verwonden’ (Zach.12:2). Vlak voor de komst van de Heer Jezus op de Olijfberg zal ‘er een dag komen voor de HERE, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden’ (Zach.14:1-2).
Jeruzalem in het Vrederijk
Wanneer de apostel Paulus in zijn betoog in de brief aan de Romeinen stelt dat door de val van het volk Israël het heil tot de heidenen is gekomen, dan ziet hij als het ware in de verte al de toekomstige heerlijkheid van Israël. Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, zo stelt Paulus, hoeveel te meer hun volheid (Rom.11:11-12)! God heeft het volk Israël niet afgeschreven, want als de Grote Verdrukking achter de rug is met al haar verschrikkingen, zal de Zoon des mensen komen in zijn heerlijkheid (Mat.25:31), en zal er een ongekende periode van vrede en voorspoed aanbreken voor Israël en ook voor de wereld. ‘Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over zijn koninkrijk’ (Jes.9:6). Over deze periode licht het Oude Testament ons uitvoerig in, te veel om hier te behandelen, maar een aantal dingen mag niet onvermeld blijven.
Ten eerste de intocht van de Koning! ‘Jubel luide, gij dochter van Sion; juich, gij dochter van Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, hij is rechtvaardig en zegevierend, nederig, en rijdende op een ezel, op een ezelshengst, een ezelinnejong. Dan zal Ik de wagens uit Efraïm en de paarden uit Jeruzalem tenietdoen, ook de strijdboog wordt tenietgedaan; en hij zal de volken vrede verkondigen, en zijn heerschappij zal zich uitstrekken van zee tot zee, en van de Rivier tot de einden der aarde’ (Zach.9:9-10). ‘Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieten’ en ‘de HERE zal koning worden over de gehele aarde’ (Zach.14:8-9).
Jesaja zegt: ‘Uw ogen zullen de Koning in zijn schoonheid aanschouwen; zij zullen een wijd uitgestrekt land zien’ (Jes.33:16).
Ten tweede de terugkeer van de verstrooiden (de tien stammen) naar het land Israël. ‘De vrijgekochten des HEREN zullen wederkeren en met gejubel in Sion komen; eeuwige vreugde zal op hun hoofd zijn, blijdschap en vreugde zullen zij verkrijgen, maar kommer en zuchten zullen wegvlieden’ (Jes.35:10). ‘Te dien tijde, luidt het woord des HEREN, zal Ik voor alle geslachten van Israël tot een God zijn en zullen zij Mij tot een volk zijn. Zo zegt de HERE: Het volk der ontkomenen aan het zwaard vond genade in de woestijn, Israël, op weg naar zijn rust’ (Jer.31:1-2).
Vervolgens zal de tempel herbouwd worden en de terugkeer van de heerlijkheid van God (Ez.43:1-9). ‘De toekomstige heerlijkheid van dit huis zal groter zijn dan de vorige, zegt de HERE der heerscharen; op deze plaats zal Ik heil geven, luidt het woord van de HERE der heerscharen’ (Hag.2:10).
We zouden nog meer zaken kunnen vermelden maar ik wil het hierbij laten en afsluiten met de woorden van de apostel Paulus, die heeft geschreven: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’ (1Kor.2:9).
_________________________________________________________________________________________________________________________________________