Nieuwe Testament – Lessen uit de Verheerlijking van de Heer op de berg – Lukas 9

20 juli, 2023

Bijbelboeken: Lukas

Nieuwe Testament

‘Lessen uit de verheerlijking op de berg’

Lukas 9:28-36

Inleiding

Hoofdstuk 9 begint met de uitzending van de twaalf discipelen om het koninkrijk van God te prediken, demonen uit te drijven en zieken gezond te maken. Dat waren ‘de tekenen van het koninkrijk’. Toen Johannes de doper aan Jezus liet vragen: ‘Bent U Degene die zou komen’, zei Hij dat ze Johannes dit antwoord moesten geven: ‘Blinden kunnen weer zien en kreupelen lopen, melaatsen worden gereinigd en doven horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het evangelie verkondigd’. Wij verkondigen niet het ‘evangelie van het Koninkrijk’ zoals de discipelen toen, maar het ‘evangelie van genade’ (Hand.20:24) waarbij geen specifieke tekenen horen zoals in de tijd toen de Heer Jezus op aarde was. Genezingen en andere wonderen zijn wel mogelijk maar dan meer als ondersteuning van de prediking van het Woord (Heb.2:4). Natuurlijk konden deze dingen niet verborgen blijven en de verhalen daarover bereikten zelfs het Hof van Herodes, die daardoor in verlegenheid kwam en Jezus trachtte te zien. Na de terugkeer van de discipelen van hun opdracht, lezen we van de spijziging van de Heer Jezus van de vijfduizend. Dit maakte zo’n indruk op het volk dat ze Hem koning wilden maken (Joh.6:14). Omdat het gerucht de ronde deed dat Johannes de doper was opgewekt, en dat Jezus eigenlijk Elia zou zijn of een andere profeet, vroeg de Heer Jezus aan zijn discipelen: ‘Wie zegt U dat Ik ben?’ Petrus het enige goede antwoord gaf: De Christus van God, maar dat was hem dan wel van Boven ingegeven (Mat.16:17). Rekening houdend met wat was gebeurd vóór deze dingen kunnen we begrijpen dat de discipelen in de mening verkeerden dat het Koninkrijk van God onmiddellijk zou aanbreken (Luk.9:11). De twaalf discipelen waren het land rond gegaan om het koninkrijk van God te prediken en Jezus verteld aansluitend de menigten daarvan. In het evangelie naar Mattheüs lezen we verder dat Hij naar Jeruzalem vertrok. Zou dan eindelijk het koninkrijk van de Messias aanbreken, Jeruzalem was immers ‘de stad van de grote Koning?’ (Mat.5:35). Uit de gelijkenis van de ponden leren we echter dat de ‘man van hoge geboorte’ eerst naar een ver land moest reizen alvorens terug te keren om zijn koninkrijk te vestigen en dat zijn onderdanen tot aan zijn terugkeer handel moesten drijven (Luk.19:12vv.). De Heer Jezus gaf hen daarom onderwijs over discipelschap en kruisdragen om in de toekomstige tijd stand te kunnen houden. De gebeurtenis op de berg van verheerlijking brengen een aantal belangrijke zaken voor onze aandacht, die nuttig voor ons kunnen zijn zoals ze dat toen waren voor de discpelen. We willen, uitgaande van dit Bijbelgedeelte, er vijf uitlichten.

Jezus Christus is Gods Zoon

 ‘Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb’

De discipelen hadden meegemaakt dat de Heer Jezus wonderen deed die een teken waren van zijn heerlijkheid als Zoon van God (Joh.2:11), maar deze ontmoeting op de berg der verheerlijking was de enige keer dat de Heer Jezus zijn heerlijkheid, niet door daden, maar door zijn lichaam toonde. Hij had zijn heerlijkheid in het vlees verborgen gehouden, maar nu veranderde zijn verschijning, het uiterlijk van zijn gezicht en zijn kleding. Verder in zijn leven lezen we dat de Heer ‘gestalte nog luister had’ (Jes.53:2). Bij de doop van de Heer Jezus had de Vader al getuigt: ‘U bent mijn geliefde Zoon’ (Luk.3:22) en ook nu op de berg der verheerlijking zegt de stem uit de wolk: ‘Deze is mijn uitverkoren Zoon, hoort Hem’ (9:35). De verschijning van de Heer Jezus in heerlijkheid in de nabijheid van drie discipelen, heeft een onvergetelijke indruk op hen nagelaten, toen ze met Hem op de heilige berg waren. Jaren later schrijft Petrus daarover in zijn eerste brief: ‘Want niet als navolgers van vernuftig verzonnen fabels hebben wij u de kracht en komst onze Heer Jezus Christus bekend gemaakt, maar als ooggetuigen van zijn majesteit. Want Hij ontving van God de Vader eer en heerlijkheid, toen van de luisterrijke heerlijkheid zo’n stem tot Hem kwam: Deze is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden’ (2Petr.1:16-18). Volslagen duidelijk: Jezus is de Zoon van God, daar is geen twijfel over mogelijk!

Gods koninkrijk zal komen

 ‘Zij dachten dat het Koninkrijk van God onmiddellijk zou aanbreken’ (Lk19:11).

Wanneer we naar deze wereld kijken en het onrecht, geweld zien, dan kunnen we met Lot mee voelen die ‘door het zien en horen zijn rechtvaardige ziel gekweld heeft vanwege hun wetteloze werken’ (2Petr.2:8). Het verlangen naar ‘Uw koninkrijk kome’ wordt steeds sterker naarmate de duisternis toeneemt. De nacht is ver gevorderd en de dag van Christus komst is meer nabij dan ooit tevoren. Tweeduizend jaar geschiedenis liggen achter ons en de behoudenis is ons nu nader dan toen wij tot geloof kwamen (Rom.13:11-12). Om het met de woorden van de gelijkenis van de tien ponden te zeggen: ‘De man van hoge geboorte die naar een ver land was afgereisd staat op het punt terug te keren!’ (Luk.19:11-14). Er zijn  een vijftal kenmerken – die ik vermeld, zonder er verder op in te gaan omdat ik dat elders al heb gedaan – waardoor we mogen geloven aan de terugkeer van de Heer voor de Gemeente, deze zijn: (1) Het ontstaan van de staat Israël; (2) het ontstaan van de EU (hersteld Romein Rijk); (3) Het Oude Jeruzalem dat sedert 1697 onder het gezag van de Israëlische overheid is gekomen; (4) Het ontstaan van de Messias-belijdende Joden; en (5) Het verval van de christelijke kerk.  Met andere woorden: het podium waarop God het slotstuk van zijn plannen ten uitvoer zal brengen, voordat de Heer Jezus komt om het Koninkrijk op te richten, is klaar! Bent u klaar voor zijn komst? ‘Als nu deze dingen beginnen te gebeuren, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing is nabij’ (Luk.21:28).

Gods Woord kun je vertrouwen

 ‘En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is’ (2Petr.1:19).

Meer dan ooit in de geschiedenis van de Kerk is het noodzakelijk vast te houden aan de Bijbel als het door de Geest geïnspireerde Woord van God (2Petr.1:19; 2Tim.3:16). Door dat Woord heeft God Zich geopenbaard en door dat Woord hebben wij zijn boodschap van genade leren kennen (1Petr.1:22-23). Wij dienen vast te houden aan het onderwijs van de apostelen, vervat in het Nieuwe Testament, en te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heilige is overgeleverd (Jud.3). Nu wij in de laatste dagen leven en in acht nemen wat er in de wereld gebeurt is het nodig acht te geven op het profetisch Woord. De volkeren ‘kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer’ (Micha 4:12), maar wij hebben het grote voorrecht op de hoogte te kunnen zijn van Gods plannen. De Heer Jezus heeft de belofte gedaan dat de Heilige Geest tot ons zou spreken over de toekomstige dingen (Joh16:13), en dat kan omdat God van het begin, het einde verkondigd’ (Jes.46:10). De dingen die nu in de wereld gebeuren, ik denk vooral aan de gebeurtenissen in het Midden-Oosten, zijn voorzegt in, zowel het Oude als het Nieuwe Testament. We kunnen op de hoogte zijn van Gods plannen met deze wereld, maar dan dient u wel aandacht te besteden aan Gods Woord.

Lijden gaat aan heerlijkheid vooraf

‘Het lijden dat op Christus komen zou, en ook van de heerlijkheid daarna’ (1Petr.1:11).

De apostel Paulus verzuchtte al ‘dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet waard is vergeleken te worden met de toekomstige heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden’ (Rom.8:18). En hoeveel te meer wij, die het ‘zuchten van de schepping’ in sommige gevallen letterlijk aan den lijve ervaren, en uitzien naar vrijmaking van de slavernij van de vergankelijkheid? Wij leven in een gevallen wereld waar de zonde heerst op elk terrein, en ook wij, gelovigen, ontkomen niet aan het lijden. Lijden hoeft niet altijd lichamelijk lijden te zijn, maar ook geestelijk, innerlijk lijden dat voor anderen niet zichtbaar is. ‘Er zijn veel tranen van het hart, dat het oog nooit bereikt!’ De brieven van de apostel Petrus kun je ook opdelen in die betekenis. De eerste brief gaat voornamelijk over het lijden, zijn tweede brief over de heerlijkheid die daarop volgt. Petrus verwijst in zijn eerste brief naar het lijden van de Heer Jezus en de heerlijkheden daarna (1Petr.1:11). ‘De Geest Zelf getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. En zijn wij kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en medeërfgenamen van Christus, als wij inderdaad met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden’ (Rom.8:17). Vlak voordat de Heer verscheen in heerlijkheid op de berg had Hij daar met zijn discipelen over gesproken: ‘Als iemand achter Mij wil komen, laat hij zichzelf verloochenen, dagelijks zijn kruis opnemen en Mij volgen’ (Luk.9:24).

De heerlijkheid nu al ervaren

De transfiguratie, of verandering van gedaante was een uiterlijke verandering die van binnen uit kwam. De heerlijkheid van de Heer Jezus is ook aan ons gegeven: ‘En de heerlijkheid die U Mij hebt gegeven, heb Ik hun gegeven’ (Joh.17:22). We zullen zijn heerlijkheid wanneer we bij Hem zullen zijn in zijn heerlijkheid (Joh.17:24). Maar wij kunnen ook nu al zijn heerlijkheid ervaren in een persoonlijke metamorfose, dat onze levens veranderd worden en ons tot een zegen voor anderen maakt. Er zijn twee teksten die het woord ‘transfiguratie’ op gelovigen toepast. (1) ‘Ik vermaan u dan, broeders, door de ontfermingen van God, dat u uw lichamen stelt tot een levende offerande, heilig, voor God welbehaaglijk, dat is uw redelijke dienst. En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw denken, opdat u beproefd wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is’ (Rom.12:1-2). (2) ‘Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest’ (2Kor.3:18). Een veranderd leven verlangt een nieuwe manier van denken wat de Heilige Geest in ons kan bewerken wanneer ons bezig houden met Gods Woord.  ‘Toen Mozes van de berg Sinai afdaalde, – de twee tafelen der getuigenis nu waren in de hand van Mozes, toen hij van de berg afdaalde – wist hij niet, dat de huid van zijn gelaat straalde, doordat hij met Hem gesproken had. Toen Aäron en al de Israëlieten Mozes zagen, zie, de huid van zijn gelaat straalde, en zij durfden hem niet naderen. Toen riep Mozes hen tot zich, en Aäron en al de vorsten in de vergadering keerden tot hem terug en Mozes sprak hen toe. Daarna naderden al de Israëlieten en hij gebood hun al wat de Here tot hem gesproken had op de berg Sinai. Toen Mozes geëindigd had met hen te spreken, deed hij een doek voor zijn gelaat. Maar wanneer Mozes kwam voor het aangezicht des Heren, om met Hem te spreken, deed hij de doek af, totdat hij naar buiten ging; daarna ging hij naar buiten en zeide tot de Israëlieten wat geboden was. Wanneer de Israëlieten aan het gelaat van Mozes zagen, dat de huid van zijn gelaat straalde, deed Mozes de doek weer voor zijn gelaat, totdat hij naar binnen ging, om met Hem te spreken’ (Ex.34:29-35).

______________________________________________________________________________________________________________________________