Nieuwe Testament – Vier bijzondere ontmoetingen – Lukas 2

5 augustus, 2023

Bijbelboeken: Lukas

Nieuwe Testament

Vier bijzondere ontmoetingen

Lukas 1

Inleiding

Lukas schreef ‘zijn’ evangelie onder de leiding van de Heilige Geest nadat hij het leven van de Heer Jezus nauwkeurig had onderzocht (1:1-4). Wanneer we de woorden ‘van voren’ in vers 3 mogen lezen als ‘van boven’, zoals sommige uitleggers doen, dan zouden we kunnen stellen dat God Lukas geleid heeft bij het verzamelen van de informatie en het ordenen daarvan, voordat hij het evangelie schreef. Zijn doel was ons een nauwkeurig verslag te geven van de geboorte, leven, onderwijs, dood en opstanding van de Heer Jezus. De hoogedele Theófilus (‘vriend van God’) aan wie Lukas schrijft, kan een vooraanstaand Romeins persoon zijn geweest, die als nieuwe gelovige, het nodig had in zijn geloof bevestigd te worden (Hand.1:1-4). Lukas begint zijn evangelie met het vermelden van vier belangrijke bezoeken die vooraf zijn gegaan aan Jezus’ geboorte.

Gabriël bezoekt Zacharias (1:1-25)

‘De dagen van Herodes, koning van Judéa’ (vs.5) behoorden niet tot de beste dagen van het volk Israël, maar de priester Zacharia en zijn vrouw baden en dienden God ondanks die omstandigheden. ‘Zijn nu waren beiden rechtvaardig voor God, wandelend in alle geboden en inzettingen van de Heer, onberispelijk’ (vs. 6). God had een gelovig overblijfsel zelfs in de donkerste dagen, mensen zoals Zacharia (‘Jehova heeft herinnerd’), Elizabeth (God is eed), Simeon (‘verhoring’ zie: 2:25-35), en Anna (‘genade’ zie: 2:36-38). Het was de voorzienigheid van God dat Zacharia was uitgekozen om het reukoffer te brengen in het tempelhuis, want deze dienst gebeurde maar eenmaal in het leven van een man. Zacharia had gebeden voor een zoon, want zijn vrouw Elisabeth was onvruchtbaar, en zij waren ‘beiden op hoge leeftijd gekomen’. Op het uur van het reukoffer, verscheen hem de engel, Gabriël die hem zei: ‘Wees niet bang, Zacharia, want uw gebed is verhoord en uw vrouw Elizabeth zal u een zoon baren en u zult hem de naam Johannes geven’ (vs. 13).

Engelen worden zo’n drieëntwintig keer vermeld in het evangelie naar Lukas, maar slechts twee van hen worden met hun naam vermeld in de Schrift: Gabriël (Dan.8:16; 9:21; Luk.1:19, 26) en Michaël (Dan.10:13, 21; 12:1; Judas 9; Op.12:7). Wat geweldig dat de eerste woorden van de hemel waren: ‘Vrees niet!’ of ‘Wees niet bang’. Dit vinden we vaker bij Lukas (1:13, 30; 2:10; 5:10; 8:50; 12:7, 32). Nog een ander, meer voorkomend woord in dit evangelie is ‘Blijdschap’ (o.a. 1:14; 2:10).

Vroeg Zacharias om een teken toen hij zei: ‘Waaraan zal ik dat weten?’  (vs.18; vgl. 1Kor.1:22). Mocht het een vraag zijn dan werd zijn vraag beantwoord, want hij bleef doof totdat zijn zoon acht dagen oud was! Geloof opent onze monden tot lofprijs, en ongeloof sluit onze monden (1:22, 64). Wat een eer voor dit oud echtpaar om de ouders te mogen worden van de laatste en grootste van de profeten (7:25-28; Mat.11:7-13), hun zoon die de Messias mocht introduceren en voorstellen aan het volk Israël! Maar wat tragisch dat Zacharias niet de heraut kon zijn van het goede nieuws, nu God op het punt stond om de Messias in de wereld te zenden!

Gabriël bezoekt Maria (1:26-38)

Zes maanden later (vs.26), bezoekt de engel Gabriël, Maria in de stad Nazareth met de mededeling dat zij de moeder zou worden van de Messias. Maria zal nog een zeer jonge vrouw geweest zijn, want Joodse meisjes trouwden vroeg. Ze was verloofd met een timmerman (Mark.6:3), genaamd Jozef uit het geslacht van David (Mat.1:1-17). Maar niet alleen Jozef, ook Maria stamde af van het geslacht van David (Luk.2:27, 3:31). Maria was een maagd (vs.27; Jes.7:14) en in die tijd was een verloving gelijk aan een huwelijk, en een verloving verbreken stond gelijk aan een scheiding. Dit verklaart waarom Jozef haar ‘man’ werd genoemd en Maria zijn ‘vrouw’ voordat ze eigenlijk getrouwd waren (Mat.1:19-20). Gabriëls begroeting zou je letterlijk kunnen vertaling als ‘Genade’ of: ‘Je bent hogelijk begenadigd’. Ook al was Maria een gelovige vrouw, het was Gods genade, niet Maria’s karakter, waarom Hij haar verkoos. De uitdrukking ‘begenadigde’ wordt gebruikt voor alle gelovigen zoals we zien in Efeze 1:6 (‘Waarmee hij ons begenadigd heeft’). Maria is gezegend uit alle vrouwen, maar niet boven alle vrouwen.

De komst van de Zoon van God in de wereld houdt niet alleen maar onze persoonlijke verlossing en redding in, maar ook de vervulling van Gods beloften gegeven aan zijn volk Israël (vvs. 32-33). Deze beloften te vergeestelijken is het Joodse volk beroven van wat God hen heeft beloofd (2Sam.7; Jes.9:6-7; Jer.33:14-18). Wanneer we de woorden van de engel betreffende de geboorte van de Messias letterlijk nemen, dan moeten we dat ook met deze woorden in de verzen 32-33 doen.

In tegenstelling tot Zacharia, geloofde Maria dat wat God beloofde ook zou doen. Ze vroeg: ‘Hoe zal dit zijn?’ en niet ‘Hoe is dit mogelijk?’. Omdat de Heer Jezus bestond vóór zijn moeder, was het niet mogelijk dat hij ontvangen werd op de normale menselijke wijze. De maagdelijke geboorte is een wonder van God die de eeuwige Zoon van God in de wereld bracht zonder de smet van de zonde in zijn menselijke natuur (vs.35; 2Kor.5:21; 1Petr.2:22; Heb.4:15). Maria gaf zich over aan de heilige Geest (vgl. Rom.12:1) goed beseffende dat zij schaamte en onbegrip zou gaan ervaren.

Maria bezoekt Elisabeth (1:39-56)

Zacharia en Elisabeth zullen wel in een van de priesterlijke steden geleefd hebben (Joz.21), dus moest Maria een reis maken om Elizabeth, haar nicht, te bezoeken. Toen ze aankwam en Elisabeth begroette, begonnen wonderlijk dingen te gebeuren. Elisabeth prees God wat Hij had gedaan aan Maria, en de nog-niet-geboren Johannes de doper sprong op van vreugde in de schoot van zijn moeder (vs.44 vgl. Joh.3:29-30). Merk op dat Elisabeth Maria ‘de moeder van mijn Heer noemt’, wat een juiste benaming is, maar het was ook belangrijk dat Maria’s geloof werd vermeld’ (vs.45).

Maria’s lofprijzing wordt ook wel ‘het Magnificat’ genoemd. De naam ‘Magnificat’ dankt het lied aan de eerste woorden in de Latijnse versie, Magnificat anima mea Dominum, wat betekent ‘(mijn ziel) verheerlijkt de Heer’. Maria kende de Schrift, want er zijn maar liefst vijftien oudtestamentische vermeldingen of toespelingen in haar lied te vinden (Vgl. 1Sam.2:10-10). Ze loofde God en acht keer vermeld ze wat God haar heeft gedaan. Het is duidelijk dat Maria God kende als haar Heiland (vs.47), wat aangeeft dat ze op God vertrouwde voor haar eigen behoudenis. Ze prees God voor wat Hij aan haar gedaan had (vvs.46-49), voor allen die Hem vreesden (vvs.50-53), en voor zijn knecht Israël (vvs.54-55). Maria nam Gods beloften aan Israël letterlijk en verklaarde ze niet weg.

God bezoekt zijn volk (1:57-80)

‘God heeft zijn volk bezocht en er verlossing voor bewerkt’ (vs.68). Dat is het thema van deze lofzang. Het kind waarnaar verwezen wordt door Zacharia (vs.76) was Johannes de doper (Johannes betekent ‘genade van God’), de voorloper van de Heer Jezus, de heraut van de Messias die verlossing zou brengen voor een wereld verloren in schuld en eens Israël zou bevrijden van haar vijanden. God bezocht zijn volk, maar die (h-) erkenden helaas de tijd niet dat naar hen werd omgezien (Luk.19:44). Zacharia nam Gods verbonden en beloften, gericht aan Israël letterlijk, en zag uit naar de tijd van hun vervulling (vs.72-73).

In deze prachtige lofprijzing verstrekt Zacharias ons aantal beelden, die de verlossing symboliseren die we in en door de Heer Jezus ontvangen: (1) Verlossing uit de slavernij en behoudenis (vs.68-69), (2) ‘Dat wij, gered uit de hand van onze vijanden, onbevreesd Hem zouden dienen (vs.74), (3) Vergeving van zonden (vs.77), (4) Het aanstaand komen van de Opgang uit de hoogte en het aanbreken van een nieuwe tijd (vs.78-79; Jes.9:2). God heeft zijn volk bezocht en zal ze nog een keer bezoeken, en dat ligt in de nabije toekomst en daar zien het volk en ook wij naar uit!

Excurs: Geslachtsregisters van Jezus Christus (Mattheüs 1:1-17 – Lukas 3:23-38)

De geslachtsregisters van Jezus Christus, vermeld in het Evangelie naar Mattheüs en Lukas, verschillen wat betreft de inhoud omdat de schrijvers verschillende motieven op het oog hadden. Mattheüs begint bij Abraham en eindigt met Jozef. Lukas echter begint bij Jozef maar eindigt met Adam. Mattheüs verdeeld ‘zijn’ register in drie keer veertien geslachten. Waarom er drie koningen in vers 8 werden weggelaten is onduidelijk. Mattheüs geeft de genealogie van Jozef weer, die een nakomeling van koning David was. Als aangenomen zoon van Jozef was Jezus zijn wettelijke erfgenaam voor zover het de erfenis betrof. Let op vers 16: ‘Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie geboren is Jezus, Die Christus genoemd wordt’. Dit staat in contrast tot de vermeldingen in de voorgaande verzen betreffende de voorvaderen van Jozef, waar staat: ‘Abraham verwekte Izak, Izak verwekte Jakob enz.’. Er wordt niet gezegd dat Jozef Jezus heeft verwekt, maar dat ‘Jozef de man van Maria was, uit wie Jezus is geboren’.

Lukas 3:23-38 vermeld de genealogie van Maria en gaat helemaal, via Abraham, terug tot op Adam, het begin van het menselijke geslacht. Maria’s geslachtslijn liep via Natan, een zoon van Batseba (1Kron.3:5), de vrouw van David. Daarom stamde Jezus, wat de menselijke lijn betreft van David af via Natan en wat de koninklijke lijn betreft via Salomo van David. Lukas 3:23 zegt: ‘Jezus… was, naar men meende (of: dacht), de zoon van Jozef’. Dit ‘naar men meende’ duidt erop dat het wilde zeggen dat Jezus niet werkelijk de biologische zoon van Jozef was, ondanks dat het wel zo gebruikt werd door zijn volksgenoten. Verder geeft Lukas’ register aandacht aan Maria, de moeder van Jezus, die noodzakelijkerwijs de enige menselijke ouder moest zijn door wie Jezus uit een rij van voorouders kon zijn voortgekomen. Haar genealogie is hier vermeld, beginnend met Eli, die eigenlijk Jozefs schoonvader was, in tegenstelling tot Jozefs eigen vader, Jakob (Mat.1:16).

De verschillen duiden dus niet op tegenstrijdigheden, zoals sommigen menen, maar op verschillende vertrek- en eindpunten en doelstellingen. Daarmee zijn niet alle moeilijkheden wat betreft deze registers opgelost; maar het is duidelijk dat Jezus een afstammeling is van David, aan wie de belofte was gedaan dat het niet aan een man zou ontbreken die op de troon van Israël zal zitten (2Kron.6:16).

_____________________________________________________________________________________________________________________________