Nieuwe Testament – 1Petrus 3 – Drie redenen waarom Jezus moest sterven

8 augustus, 2023

Bijbelboeken: 1 Petrus

Nieuw Testament – 1 Petrus

‘Drie redenen waarom Jezus moest sterven’

1 Petrus 3:18

Inleiding

Er zijn niet veel mensen die er aan twijfelen dat Jezus Christus werkelijk heeft bestaan, daarvoor zijn er gewoon teveel bewijzen. Over Jezus Christus en zijn volgelingen, de christenen, wordt niet alleen in de Bijbel gesproken maar ook twee bekende geschiedschrijvers maken er melding van, zoals Tacitus en Flavius Josefus. Je moet trouwens wel met heel goede troeven komen om de aanwezigheid van het Christendom te kunnen verklaren mocht Jezus niet bestaan hebben! Neen, het is niet de vraag of Jezus bestaan heeft, maar veel belangrijker is het antwoord op de vraag waarom en waarvoor Jezus geleefd en geleden heeft? Ik wil drie redenen noemen waarom de Heer Jezus gestorven is, maar eerst wil ik de vraag: ‘Maakte het kruis deel uit van Gods plan?’ beantwoorden.’

Maakte het kruis deel uit van Gods plan?

Iemand heeft eens de vraag gesteld: ‘Was het van het begin af Gods bedoeling dat Jezus naar het kruis zou gaan? Ik denk dat het antwoord op de vraag beantwoord moet worden met ‘Neen!’. Ik denk niet dat Jezus dat aan het begin van zijn loopbaan heeft gedacht. Hij kwam met de overtuiging dat de mensen Hem zouden volgen, niet doden.’ Tot zover de onbekende vraagsteller. Het is gemakkelijk aan te tonen dat deze vraagsteller op grond van Gods Woord ongelijk heeft met zijn stelling en dat de kruisiging van de Heer Jezus geen toevallige gebeurtenis was – een niet te voorziene gebeurtenis – maar dat het deel uitmaakte van het Goddelijk plan om de wereld te redden. Gods Woord maakt duidelijk dat het kruis van Christus geen overweging was die later is opgekomen, ook geen menselijk falen, maar dat de Heer Jezus ‘het Lam was geslacht vanaf de grondlegging der wereld’ (Op.13:8). Eerder had Petrus in zijn toespraak op de Pinksterdag gezegd dat de Heer Jezus, ‘door de bepaalde raad en voorkennis van God was overgegeven’ (Hand.2:23). Petrus was erbij toen het gebeurde; hij wist dat Golgotha geen verassing was voor de Heer Jezus. Jaren later, toen hij zijn eerste brief schreef, noemde Petrus de Heer Jezus het Lam dat ‘voorgekend was van vóór de grondlegging van de wereld’ (1Petr.1:20). Kan het nog duidelijker? Paulus stemde overeen met Petrus dat het kruis een centrale plaats innam in het hart van God. Want, als God eeuwig leven beloofde ‘vóór de tijden der eeuwen’ (Tit.1:2), en als hij ‘ons in Hem heeft uitverkoren van vóór de grondlegging van de wereld’ (Ef.1:4) en onze namen schreef in het boek van het leven vanaf de grondlegging der wereld (Op.13:8) dan behoort Gods heilsplan tot zijn eeuwige goddelijke raad. Toen de Heer Jezus op aarde kwam, wist Hij dat Hij kwam om te sterven. ‘Want Jezus wist van het begin af wie het waren die niet geloofden, en wie het was die Hem zou overleveren’ (Joh.6:64). Luister ook maar eens hoe de Meester Zelf de Schriften verklaard aan de twee teleurgestelde discipelen op de weg naar Emmaüs toen hij tot hen zei: ‘Moest de Christus dit niet lijden, en zo zijn heerlijkheid binnengaan?’ (Luk.24:26). Het kruis was een Goddelijke afspraak, geen menselijk ongelukje; het was een door God gegeven mogelijkheid, geen menselijke optie. Later diezelfde avond, verscheen de Heer Jezus aan de elf apostelen en zei: ‘Zo staat er geschreven dat de Christus moest lijden en uit de doden opstaan op de derde dag’ (Luk.24:46). De Heer Jezus werd niet vermoord; Hij legde zijn leven vrijwillig af voor zijn schapen (Joh.10:15-18; 19:30; 2 Tim.2:5). Zijn dood was een noodzakelijkheid in het plan van God. Het is dan ook zeer ongewenst om stellingen over het christelijk geloof te poneren zonder het Woord van God te kennen en te raadplegen. De Heer Jezus zegde in Mattheüs 22:29 tegen de Sadduceeën (die niet geloofden in de opstanding en in een engel of geest): ‘U dwaalt, daar u de Schriften niet kent, noch de kracht van God.’ Het is daarom erg belangrijk dat wij Gods Woord kennen om van daaruit een eventuele stelling te onderbouwen De Heer Jezus opende de Schriften aan de Emmaüsgangers en het verstand van de discipelen, opdat zij de Schriften verstonden (Luk.24:33,45). Daarvoor lezen we dat ze ‘de Schriften nog niet kenden’ (Joh.20:9). Paulus schrijft: ‘En wij hebben niet de Geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons door God geschonken zijn’ (1Kor.2:12). Later schrijft Paulus aan Timotheüs nog: ‘omdat je van jongs af de heilige schriften kent, die je wijs kunnen maken tot behoudenis door het geloof dat in Christus Jezus is’ (2Tim.3:15). Geen, of weinig kennis bezitten van Gods Woord is een grote tekortkoming in het leven van een gelovige en hij of zij zal zichzelf daardoor nadeel berokkenen. Veel erger is wanneer mensen, die belijden tot het volk van God te behoren, het Woord van zich stoten: ‘Zie, het Woord des Heren hebben zij verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?’ (Jer.8:9).

Nu dan drie redenen waarom de Heer Jezus gestorven is.

De Heer Jezus is gestorven opdat wij door Hem zouden leven

En hierin is Gods liefde ons geopenbaard: God heeft zijn enige Zoon in de wereld gezonden, opdat we door hem zouden leven’ (1 Joh.4:9).

Hoe kan een dood mens weer tot leven gebracht worden? Al vrij gauw nadat God de mens in de hof van Eden had geplaatst overtrad die het gebod om niet te eten van de boom van kennis van goed en kwaad (Gen.2:17). De sanctie op die overtreding was dat ze zouden sterven. Dat betekende niet alleen de lichamelijke maar de geestelijke dood; het gescheiden zijn van God waardoor ze ‘kinderen van de toorn’ werden (Ef.2:1, 3; Kol.2:13a). Het probleem van de in de zonde gevallen mens is niet dat ze ziek zijn en een of andere behandeling nodig hebben, een opknapbeurt, maar dat ze dood zijn, dood ‘door overtredingen en zonden’ (Ef.2:1). Religie kan het uiterlijke van de mens misschien veranderen maar het is niet in staat om aan een dood mens nieuw leven te geven, daarvoor is meer nodig. Alleen God kan dat doen. Gods Woord noemt dat de ‘wedergeboorte’; geboren worden door Gods Woord en Geest (Joh.3:3; Tit.3:5). God heeft geen behagen in de dood van een goddeloze, maar veeleer daarin hij zich bekeert en leeft (Ez.33:11). ‘God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus’ (Ef.2:4-5). ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven’ (Joh.5:24). Het toepassen van het Woord van God in het leven van een zondaar is dus noodzakelijk om tot leven te komen. Gelukkig kan zelfs een ‘dode’ zondaar Gods stem horen want ‘het geloof komt uit het horen, en het horen door het woord van Christus’ (Rom.10:17). We komen tot leven door het onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God’ (1Petr.1:23). Het offer van de Heer Jezus was noodzakelijk als basis waarop een zondig mens terug in een relatie met God gebracht kan worden. ‘Ook u heeft Hij, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem, toen Hij ons al onze overtredingen kwijtschold’ (Kol.2:13). Ieder die de Heer Jezus aanneemt wordt levend gemaakt in zijn dood en opstanding. Dit zien we geïllustreerd in de doop (Rom.6:4; 2Kor.5:17). Wij zijn dan een ‘nieuwe schepping’ (Rom.6:4-5; 2Kor.5). Een gebeurtenis uit het Oude Testament kan illustreren dat geloven aan Christus niet voldoende is om tot leven te komen, maar dat het tot een ‘aanraking’ moet komen. Leest u maar: ‘Daarna stierf Elisa en men begroef hem. Nu plachten de benden van de Moabieten bij het aanbreken van het jaar in het land te komen. Terwijl men eens bezig was iemand te begraven, zie, daar zagen zij een bende: toen wierpen zij de man in het graf van Elisa en liepen weg. En toen de man met het gebeente van Elisa in aanraking kwam, werd hij levend, en rees overeind op zijn voeten’ (2Kon.13:20-21). Geloven aan Christus is niet voldoende om tot leven te komen, maar het moet tot een ‘aanraking’ het Hem komen. Geen religie maar een relatie!

De Heer Jezus is gestorven opdat wij voor Hem zouden leven

‘En dat hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor de levenden is gestorven en is opgewekt’ (2 Korinthiërs 5:15)

De rest van de tijd… Leefden we vroeger, voordat we Christus leerden kennen, naar de wil van de wereld en niet naar de wil van God daar dient nu verandering in te komen. We hebben immers een nieuwe Meester! De apostel Petrus splitst het leven van een gelovige op in vóór en ná zijn bekering. Vroeger leefde de ongelovige naar de begeerten van mensen. Maar de rest van de tijd wil hij of zij, als gelovige gaan leven naar de wil van God. Want, vervolgt Petrus, er is tijd genoeg voorbijgegaan met het volbrengen van de wil der heidenen, toen gij wandelde in allerlei losbandigheid, begeerten, dronkenschap, brassen, drinken en onzedelijke afgoderij’ (1Petr.4:1-4). Het wordt niet alleen van ons verwacht om voor God vrucht te dragen, we zijn daarvoor ook in juiste een positie gekomen. We zijn namelijk het eigendom geworden van een ander, van Hem, die uit de doden opgewekt is, opdat wij God vrucht zouden dragen (Rom.7:4). Om het met de woorden van Lukas te zeggen: ‘dat Hij ons zou geven, zonder vreze, uit de hand der vijanden verlost, Hem te dienen in heiligheid en gerechtigheid voor zijn aangezicht, al onze dagen’ (Luk.1:74-75). Maar om goed te kunnen dienen zijn er drie ‘vijanden’ waarvan we rekening mee dienen te houden. Deze drie vijanden zijn: de wereld, het vlees en de duivel (Ef.2:2; Jak.4:1-7). Het kenmerk van een gelovige dient er een te zijn van dienstbaarheid, zoals de Heer Jezus ons dat heeft voorgedaan. ‘Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen’ (Mark.10:45). ‘Want niemand ons leeft voor zichzelf, en niemand sterft voor zichzelf; want als wij leven, het is voor de Here, en als wij sterven, het is voor de Here’ (Rom.14:7-8). Als we werkelijk overtuigd zijn van de liefde van Christus die het mogelijk heeft gemaakt dat wij in Hem een nieuwe schepping zijn geworden, moet ons verlangen er dan niet toe uitgaan om ook anderen te bewegen die stap in het geloof te doen? Paulus omschrijft het zo: ‘Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is. Dus zijn zij allen gestorven. En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt’ (2Kor.5:14-15). Paulus spreekt zijn verlangen uit  tijdens zijn verblijf in de gevangenis in de stad Filippi: ‘dat Christus zal worden grootgemaakt in mijn lichaam, hetzij door mijn leven, hetzij door mijn dood. Want het leven is mij Christus en het sterven gewin’ (Fil.1:21).

De Heer Jezus is gestorven opdat wij met Hem zouden leven

‘Want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, tezamen met Hem zouden leven’ (1 Thessalonicenzen 5:9-10).

De hemel was voor de Heer Jezus een realiteit! Om de ‘vreugde, die vóór Hem lag heeft Hij het kruis verdragen en de schande niet geacht’ (Hebr.12:2). Dat vooruitzicht gaf Hem de kracht om door te gaan in moeilijke tijden. Eeuwen vóór de Heer Jezus was de hemel hét motief om niet op te geven en door te gaan voor Abraham, Izak en Jacob. Zij verlangden naar een beter, dat is een hemels, vaderland, want God had hun een stad bereid (Hebr.11:16). De Heer Jezus geloofde niet alleen in de hemel maar ook in een weerzien met hen die Hem hebben aangenomen. De Bijbelse hoop op de hemel heeft drie onwankelbare zaken. Ten eerste de belofte die de Heer Jezus deed dat Hij ons plaats zou gaan bereiden: ‘Uw hart worde niet ontroerd; gij gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben’ (Joh.14:1-2). Ten tweede heeft de Heer Jezus voor een weerzien gebeden: ‘Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt – Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt’ (Joh.17:24). En tenslotte heeft de Heer Jezus ervoor betaald: ‘Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen’ (1 Petr.3:18).

Tenslotte

Jezus is gestorven opdat wij door Hem zouden leven, dat is redding. Jezus is gestorven opdat wij voor Hem zouden leven, dat is dienstbaarheid. Jezus is voor ons gestorven opdat wij met Hem zouden leven, dat is heerlijkheid. Hoe moeilijk de weg hier ook mag zijn wij ‘wij zullen in het huis des HEREN verblijven tot in lengte van dagen’ (Ps.23:6).

______________________________________________________________________________________________________________________________