'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
Aan het begin van de zestiende eeuw, gebruikte God in Engeland een man die de grondslag heeft gelegd voor een zelfstandig algemeen bijbelgebruik. Eigenlijk heeft William Tyndale in zijn levenswerk het goede van Wycliffe en van Erasmus verenigd, want hij was zowel een geleerde als een vurig Godsman. In Oxford, waar Erasmus zo goed bekend was, besefte Tyndale hoe overweldigend de kracht van Gods Woord op zijn leven was. Daarnaar richtte hij dan ook zijn verdere leven in en hij heeft daarmee een solide grondslag gelegd voor de Reformatie in Engeland. Al spoedig had hij een kring van vrienden die samen het Nieuwe Testament gingen bestuderen, en toen Tyndale wegens kerkelijke druk Oxford moest verlaten en naar Cambridge ging, herhaalde zich ook daar hetzelfde: mensen werden aangeraakt door de kracht van de Schriften, zodat ook daar het getuigenis ging stralen. Het verhaal begint eentonig te worden, want ook in Cambridge zette de geestelijkheid zich in om de invloed van Tyndale’s werk teniet te doen. Daarin werden zij gesteund door de ambitieuze kardinaal Wolsey, die zijn zinnen had gezet op de “stoel van Petrus” en in Engeland al zijn invloed en macht gebruikte om de Kerk te verdedigen tegen de “verderfelijke ketterij van de Bijbel”. Zo werd Tyndale gedwongen om ook Cambridge te verlaten. Ongeveer achttien maanden lang verkeerde Tyndale in het huishouden van Sir John Walsh te Sodbury Hall als privé-onderwijzer van diens kinderen. John Walsh was zeer geïnteresseerd in de wereld der wetenschap en tevens erg vriendelijk en gastvrij. Van tijd tot tijd waren er dan ook edelen en geleerden uit het hele land bij hem te gast. Op een keer kwam het gesprek op de brandende vragen van die dagen, namelijk de Reformatie en de plaats van de Bijbel. Aan dit gesprek nam Tyndale van harte deel, waarbij hij zijn beweringen staafde met citaten uit het Nieuwe Testament, dat hij bij zich droeg. Toen gebeurde er iets waarop Tyndale noch zijn gastheer waren voorbereid, want wat bleek nu: de geleerden en edelen, kortom de leidslieden van het land, waren bij lange na niet opgewassen tegen de kennis en waarheid die Tyndale putte uit Gods Woord. Tyndale was diep geschokt toen hij merkte hoe groot de onwetendheid was van de mensen die het volk van Engeland leidden, maar dezen waren op hun beurt niet minder onthutst! Deze schok inspireerde Tyndale tot de volgende uitspraak: Wanneer God mijn leven spaart, zal het niet lang meer duren voordat ik ervoor heb gezorgd dat een ploegknecht meer van de Schriften afweet dan de godgeleerden die hen daarvan afhouden! Maar de schok van deze “godgeleerden” en hun wereldse tegenhangers maakte dat Tyndale uit zijn land moest wegvluchten toen hij nog maar dertig jaar oud was. De rest van zijn leven bracht hij in ballingschap door, maar hij ging onverdroten door om zijn doel te bereiken, ondanks ongelooflijke moeilijkheden en teleurstellingen. Als een opgejaagd stuk wild leefde hij, vluchtend van plaats tot plaats om maar niet ontdekt te worden en zijn kostbare manuscripten en boeken niet te verliezen. In 1526 verscheen de eerste druk van zijn Engelse Nieuwe Testament, waarna de boeken Engeland werden binnengesmokkeld om door zijn vrienden verspreid te worden. Dezen riskeerden daarmee hun leven en velen betaalden dan ook de hoogste prijs voor de vervulling van hun wens: dat God door Zijn Woord tot hun volk mocht spreken. De bisschop van Londen, Tunstall, verbood het bezit van deze Engelse Nieuwe Testamenten en waarschuwde zijn mensen tegen “dat verpestende en verderfelijke vergif”. De grote geleerde en staatsman, Thomas More, auteur van het belangwekkende werk “De optimo statu reipublicae deque nova insula Utopia” (1516) werd door de bisschop in de arm genomen. Daaruit blijkt dat de arm van deze staatsman, die in bijzondere dienst stond van koning Hendrik VIII, heel ver reikte, tot in Frankrijk en de Nederlanden. Deze noemde het werk van Tyndale “vol fouten”, maar toen men hem vroeg om deze fouten aan te wijzen, pareerde hij dit met het antwoord: “Zoeken naar fouten is ondoenlijk, want dat staat gelijk met het zoeken naar water in de zee.” Toch bleek later dat Tyndale’s versie van het Nieuwe Testament uit het Grieks en zijn Oude Testament uit het Hebreeuws, iedere toets der literaire kritiek glansrijk kon doorstaan. Tyndale zelf kwam tenslotte door verraad aan zijn einde. Veroordeeld wegens ketterij werd hij in 1536 in Vilvoorde bij Brussel van zijn gevangenis naar de plaats van terechtstelling gevoerd. Geketend aan een massief houten kruis met een lus om zijn hals, werden de takkebossen rondom zijn lichaam opgestapeld. Toen het teken gegeven werd trok de beul het touw aan waarop William Tyndale zijn hemelse beloning tegemoet trad. Het droge hout voedde de vlammen die het tengere lichaam dat zo’n grote ziel had gehuisvest tot as verbrandde.