'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
Met verwijzing naar de brief van de apostel Paulus aan de Colossenzen weten we dat de schepping spreekt over zichtbare en onzichtbare dingen. Deze onzichtbare dingen omvatten een enorm gezelschap van geestelijke wezens van wie de Schrift overvloedig getuigenis geeft, maar waar weinig over gesproken wordt. Dat is vreemd want engelen, en daarover spreken we worden ongeveer 108 keer in het Oude Testament vermeld. Het Griekse woord voor engel wordt algemeen vertaald als engel, en de betekenis is eenvoudig ‘boodschapper’. De positie van de engelen ten opzichte van de mensen is boven de mens (Ps0.8:4-5; Heb.2:6-7; 2Petr.2:11). Het verslag van de oorsprong van de engelen door de schepping vinden we in Psalm 148:2-5 en in Colossenzen 1:16. Engelen zijn in verschillende categorieën ingedeeld, maar in dit artikel beperken we ons tot de Engel des Heren.
Vindplaatsen in de Bijbel
De Engel des Heren, verwijst naar de preïncarnatie van de Zoon van God en het is daarom eigenlijk niet terecht dat deze wordt geclassificeerd als een engel. De eerste vindplaats in het Oude Testament is Genesis 16:7vv. tijdens Hagars vlucht, waar de Engel des Heren in de derde persoon over God spreekt. Maar in vers 10 spreekt Hij in de Ikvorm alsof Hij God zelf is. Vers 13 zegt uitdrukkelijk dat het God is die gesproken heeft. In Gen.21:17 is het God die de stem van Ismaël hoort, maar de Engel Gods die antwoordt. Verder in het boek Genesis 22:11vv. bij Abrahams offer van Izaäk spreekt de Engel des Heren in de Ikvorm als God, maar in vs.15-18 namens God. In Gen 31:11-13 Zegt de Engel des Heren: ‘Ik ben de God van Betel…’. In Gen.48:15v. vereenzelvigt Jakob God min of meer met ‘de Engel die mij verlost heeft uit alle nood’. In het boek Exodus 3 is er sprake van de Engel des Heren bij Mozes en de brandende braamstruik, maar in vers 4 is het God die spreekt. In Numeri 22:22-35 bij Bileams zegen en vloek wordt God onderscheiden van de Engel des Heren, maar in vers 32-35 spreekt de als God. In het boek Richteren is er sprake van maar liefst drie vindplaatsen: (1) Israël bij Bochim (2:1), (2), Gideons roeping (6:1, 21v.) en (3) Simsons geboorte (13:3, 13-21). In (1) is het de Engel des Heren die verschijnt, maar Hij spreekt als God. In (2) wordt de Engel des Heren (vs.11,12) van God onderscheiden, maar in vs.14 en 16 vereenzelvigd met God. In (3) vs.16 wordt de Engel des Heren onderscheiden van, maar in vs.22 vereenzelvigd met God. In 2Kon.1:3 is het tijdens de ziekte van Achazja en verder bij het verslaan van Sanheribs leger (2Kon.19:35; Jes.37:36).
In het eerste nachtgezicht in Zach.1 vergelijk vers 12 met vs.13 en in het vierde nachtgezicht Zach.3:1-6 wordt de Engel des Heren vereenzelvigd met God, maar in vers 6-10 daarvan onderscheiden. Nog in Zacharia bij het herstel van Jeruzalem (12:8) wordt de Engel de Heren duidelijk vereenzelvigd met God.
Ook wordt de Engel des Heren, Engel Gods genoemd in Gen.21:17 bij Hagar en Ismaël in de woestijn. Ook bij Jakobs vlucht (Gen.31:11) en wanneer Jakob zijn Jozefs zonen zegent (Gen.48:16). Tevens vinden we er vermelding van bij de uittocht uit Egypte (Ex.14:19). In Jesaja 63:9 heet deze figuur: de Engel Zijns aangezichts en in Maleachi 3:1 de Engel des Verbonds.
Conclusie
Op grond van de identificatie in alle genoemde plaatsen moeten we concluderen dat de Engel des Heren een persoon is in het Oude Testament, in Wie God zelf zich openbaart en die met Hem in wezen één is, maar tegelijk van Hem onderscheiden.