Christendom – De verwanten van Jezus

11 augustus, 2023

Rubrieken: Christendom

Christendom

De verwanten van Jezus

Inleiding

Het is algemeen bekend en het wordt door de Bijbel ondersteund dat Jozef en Maria meerdere kinderen hebben gekregen dan de Heer Jezus, die zoals bekend niet door Jozef is verwekt maar door de Heilige Geest. Hij had meerdere broers en zusters, of zoals u wilt halfbroers en halfzusters, nogmaals omdat de Heer Jezus geen aardse vader had! Rooms Katholieke theologen denken daar anders over, maar de meeste Bijbeluitleggers gaan ervan uit dat in die gedeelten van de Bijbel waar gesproken wordt over broers en zusters van de Heer Jezus het om lijfelijke broers en zussen gaat. ‘En het gebeurde toen Jezus deze gelijkenissen had beëindigd, dat Hij vandaar vertrok. En Hij kwam in zijn vaderstad en leerde hen in hun synagoge, zodat zij versteld stonden en zeiden: Waar heeft Deze die wijsheid en die krachten vandaan? Is Deze niet de Zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broeders Jakobus, Jozef en Simon en Judas? En zijn zijn zusters niet allemaal bij ons?’ (Mat.13:53-56, Mat.1:25; 12:46-50; Joh.7:3 en Hand.1:14).

De RK-kerk leert dat Maria na de geboorte van de Heer Jezus geen kinderen meer heeft gehad, en beweert dat de broers van de Heer Jezus eigenlijk zijn neven waren. Dat heeft natuurlijk te maken met het kerkelijke dogma van de blijvende maagdelijkheid van Maria; dus ook na de geboorte van de Heer Jezus is volgens de RK-kerk Maria maagd gebleven. Zij baseren dit enerzijds op de traditie (met name de zienswijze van kerkvaders uit de eerste eeuwen zoals Origenes en anderzijds op enkele apocriefen. Men heeft gepoogd aan te tonen dat de vier broers van de Heer Jezus vier neven zijn geweest. Het Nieuwe Testament heeft echter een woord voor neef, en wel in Kol.4:10: ‘U groet Aristarchus, mijn medegevangene, en Markus, de neef van Barnabas, over wie u bevelen ontvangen hebt (als hij bij u komt, ontvang hem)’. Daarom zou je mogen verwachten dat in de Evangeliën dan ook het Grieks woord voor neven gestaan zou hebben. Wanneer we in Mat.12:46 lezen: ‘Zijn moeder en zijn broers stonden buiten en trachten Hem te spreken’ dan kunnen we ons moeilijk voorstellen dat ‘moeder’ wel in de directe zin bedoeld zou zijn en dus op Maria zou slaan, maar dat ‘broeders’ dan ineens op neven zou slaan. En zijn de ‘zusters dan zo maar nichten? In het Oude Testament lezen we in Psalm 69, die we profetisch op de Heer Jezus mogen toepassen, het volgende: ‘Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders, een onbekende voor de zonen (!) van mijn moeder’.

Zoals hierboven aangehaald wordt in Mat.13:53-56 op de familieband met Jozef zijn vader en met Maria zijn moeder gewezen en vervolgens op die met zijn broers en zusters. Dat moeten dan wel in volle zin broers en zusters geweest zijn, anders zou het argument van de omstanders weinig betekenis hebben. Dat de Messias maar niet in de verte familieleden had, maar dat ze zijn vader en moeder en zijn broers en zusters kenden, dat maakte het voor velen zo moeilijk in Jezus te geloven. De dogma’s van de RK-kerk betreffende Maria staan de visie dat Jozef en Maria meerdere kinderen na de geboorte van de Heer Jezus zouden hebben gehad, in de weg. Andere dogma’s met betrekking tot Maria zijn: (1) Maria, Moeder van God (Theotokos). In wezen is dit een christologische uitspraak: Maria is moeder van Jezus, die zowel volledig mens als volledig God is (de twee-naturenleer). In de moderne tijd werden in de Rooms-Katholieke Kerk twee dogma’s, die reeds eeuwen bestanddeel van de katholieke geloofspraktijk waren, formeel bevestigd: (2) Paus Pius IX kondigde in 1854 het dogma van de Onbevlekte Ontvangenis af. Hiermee wordt bedoeld dat Maria verwekt werd en ter wereld kwam zonder met de erfzonde te zijn bevlekt, en verder (3) Paus Pius XII voegde in 1950 het dogma toe dat Maria met ziel en lichaam in de hemel is opgenomen (Maria-Tenhemelopneming). De blijvende maagdelijkheid van Maria, de Maria tenhemelopneming en de onbevlekte ontvangenis van Maria, vinden geen enkele steun in de Bijbel, Gods Woord. Om aan die leemte te ontsnappen doet men een beroep op de Traditie om hun zienswijze te verklaren. Naast het gezag van de Bijbel kent de Katholieke Kerk ook goddelijke autoriteit toe aan de Traditie of de overlevering omdat zij van mening is dat de Bijbel ontstond in een reeds bestaande kerkelijke traditie waarbinnen hij volgens het leergezag gelezen en uitgelegd dient te worden. Onder de Traditie wordt verder verstaan alles wat in de kzerkgeschiedenis als openbaring van de geloofsleer naar voren is gekomen en in veel gevallen dogmatisch is vastgelegd. Hieronder vallen onder meer uitspraken van verscheidene concilies en pausen. In veel gevallen komt het daarop neer dat de Traditie heerst over het Woord en zelfs tegen de leer van de Bijbel ingaat! Ik wijs dat af want met een beroep op de Traditie kan men alles voor waarheid houden en bindend verklaren! De leer van de Bijbel is ‘éénmaal aan de heiligen overgeleverd! (vgl. Judas vers.3)

Het verdere getuigenis van de Bijbel

Alle namen van de broers van de Heer Jezus worden genoemd Jakobus, Jozef, Simeon en Juda. Van zijn zusters ontbreken de namen, maar het moeten er minsten twee zijn geweest (Mat.13:53-56). Aanvankelijk geloofden de broers niet in de Heer Jezus (Joh.7:4), maar na de opstanding wordt dat anders. De Heer Jezus is aan Jakobus verschenen (1Kor.15:7). De broers zijn evenals Maria bij de apostelen (Hand.1:14). Jakobus wordt, als de apostelen Jeruzalem verlaten hebben, de leider van de gemeente aldaar (Hand.12:17, 15, 13). Hij is ook de schrijver van de brief van Jakobus (Jak.1:1). Judas is de schrijver van de brief die naar hem genoemd is (Jud.:1). Van Jozef en Simeon is verder niets bekend. De apostel Paulus betuigt, dat hij Jakobus, de broer van de Heer, gezien heeft (Gal.1:19). Deze toevoeging dient natuurlijk om deze Jakobus te onderscheiden van Jakobus de zoon van Alfeüs (Mat.10:3). En toen deze nog leefde ook van Jakobus de zoon van Zebedeüs en broer van Johannes. Deze was toen Paulus de brief aan de Galaten schreef echter al op last van Herodes ter dood gebracht (Hand.12:2).

Het getuigenis van Eusebius van Caesarea

De Bijbel laat ons in het ongewisse omtrent de latere lotgevallen van de broers en zussen van de Heer Jezus. Van Jozef, de echtgenote van Maria, wordt aangenomen dat hij al zou zijn gestorven toen de Heer Jezus nog leefde omdat Jezus door Markus ‘de timmerman’ wordt genoemd in plaats van Jozef. ‘Is Deze niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? En zijn zijn zusters niet hier bij ons?’ (Mark.6:3). Na Hand.1:14 horen we in de Bijbel ook niets meer over Maria. Er zijn overleveringen dat Maria ooit in Efeze gewoond heeft; de Bijbel zegt er niets over. Volgens de overlevering heeft Maria, na uit Jeruzalem vertrokken te zijn, haar laatste jaren in Efeze doorgebracht, samen met de apostel Johannes, die een tijdlang op het eiland Patmos is geweest waar het boek de Openbaring naar verwijst. Eusebius bevestigd dat in zijn Kerkgeschiedenis dat zij met de apostel Johannes in Efeze vertoefde en aldaar ook begraven ligt (Boek 3.19). Wie vandaag de dag Efeze bezoekt kan een huisje bezoeken dat aan Maria gewijd is. Eusebius (270-340) vermeld verder in zijn Kerkgeschiedenis (Boek 3.11–3.23) dat onmiddellijk na de marteldood van Jakobus, de broer van de Heer Jezus, de val van Jeruzalem volgde. De apostelen en de volgelingen van de Heer kwamen bij elkaar samen met de mensen die ‘naar het vlees’ aan onze Heere verwant waren. De meesten van hen leefden immers nog. Als opvolger van Jakobus werd Simeon, de zoon van Clopas, de opziener van de gemeente te Jeruzalem. Jakobus’ marteldood vond plaats in AD 62 en Flavius Josephus beschrijft die als volgt: ‘Ananus, een van hen, van welke wij nu spreken, was een stout en onversaagd mens en van de aanhang der Sadduceën, die, gelijk wij gezegd hebben, de strengsten onder de Joden zijn en in het gericht het hardnekkigst bij hun gevoelen blijven staan. Hij nam de tijd waar toen Festus gestorven en Albinus nog niet aangekomen was, deed de raad samenkomen en ontbood er Jakobus, broeder van die Jezus welke Christus genoemd werd, benevens enige anderen. En hen beschuldigd hebbende dat zij de wet overtreden hadden, deed hij hen veroordelen om gestenigd te worden. Dit bedrijf mishaagde al de inwoners van Jeruzalem, die enigszins godsdienstig waren en de onderhouding der wetten behartigden; daarom lieten zij Koning Agrippa heimelijk verzoeken, dat hij Ananus bevelen wilde zoiets niet meer te doen, dewijl hetgene hij gedaan had een onverschoonbare zaak was.’ In 2002 werd een ossuarium ontdekt met het opschrift Jakobus, zoon van Jozef, de broer van Jezus. Veel geleerden reageerden sceptisch of afwachtend. Na 8 jaar van onderzoeken en rechtzaken werd geconcludeerd dat het kistje en opschrift authentiek zijn.

Men zegt dat Simeon een neef van moederszijde was van onze Heiland. Hegesippus (110-180) verzekert dat Clopas de broer van Jozef was. Men zegt dat Vespasianus, die van 69-79 keizer van het Romeinse rijk was, opdracht gaf het nageslacht van David op te sporen, niemand van die oude koninklijke familie mocht nog langer onder de joden blijven. Onder de vervolgingen die onder keizer Domitianus plaatsvonden, hij was keizer van 81-96, werd de apostel Johannes naar het eiland Patmos verbannen. Irenaeus (140-202) vermeld dat Johannes in de tijd van Dominitanus’ regering de Openbaring ontvangen had. Het was deze Domitianus die bevel gaf om het nageslacht van David te doden. Er waren toen ketters die de nakomelingen van Judas gingen beschuldigen; want Judas was de broer van onze Heiland, voor zover het lichamelijke verwantschap betrof; en dus was Judas’ nakroost verwant met de familie van David, en met Christus zelf. Men bracht een klacht tegen hen in dat deze familie van David waren en ze werden voor keizer Domitinanus gebracht. Hij vroeg of zij van Davids familie waren; zij zeiden daar ja op. Na het verhoor liet hij ze echter weer vrij. Deze mensen, die zo vrijkwamen, gaven leiding aan de gemeente; want zij waren getuigen en verwanten van de Heere. Hegesippus vertelt dat twee kleinzonen van Judas terecht stonden voor keizer Domitianus, bisschop waren en leefden tot de regering van keizer Trajanus. In 96 volgde Nerva Domitianus op en in die tijd verliet Johannes Patmos en ging wonen in Efeze tot in Trajanus’ tijd volgens Irenaeus. Johannes is gestorven ca. 101.

______________________________________________________________________________________________________________________________