Vraag en Antwoord
De aanstelling van Matthias als apostel
Nummer 19
Vraag:
Een vraag regelmatig aan de orde komt bij de bespreking van het boek Handelingenstaat in verband met de aanstelling van de twaalfde apostel Matthias, die Judas moest vervangen nadat hij was afgeweken en naar zijn eigen plaats was gegaan.
De kern van de vraag zouden we als volgt kunnen omschrijven: ‘Was deze keuze en aanstelling mensenwerk of was het Gods werk?’ en nog: ‘Had niet Paulus aangewezen moeten worden in plaats van Matthias?’
Antwoord:
Om maar met het laatste te beginnen, want die is het meest gemakkelijk te beantwoorden.
1e. Paulus was toen nog niet bekeerd.
2e. Paulus voldeed niet aan de voorwaarden vermeld in Handelingen 1:21-22.
3e. Paulus is persoonlijk door de Heer Jezus geroepen en aangesteld (Hd9:1-19;
26:16-18; 1Kor.1:1)
4e. Paulus was door God aangewezen als apostel van de heidenen (volkeren) de onbesnedenen (Gal.2:7-9), deze aanstelling was dus niet met het oog op het volk Israël.
5e. In 1Kor15:5 spreekt Paulus over het feit dat de Heer Jezus aan de twaalven1 verschenen is, dit sluit hem zelf uit. Het moet dan wel Matthias zijn geweest want Judas heeft nooit de opgestane Heer gezien want hij was al gestorven.
De tweede vraag: ‘Was de aanstelling en de procedure tot die aanstelling mensenwerk of Gods werk?’ moeten we leren zien in licht van het koninkrijk voor Israël dat toen nog hersteld zou kunnen worden (Hd3:17-21). Aan de apostelen was beloofd dat ze op twaalf tronen zouden zitten (Mt19:27-28; Lk22:30). Daarom was het (toen) nodig dat er na de dood van Judas een ander moest komen. Dit was geen verzinsel van Petrus en de andere broeders (1:15) maar op grond van duidelijke profetieën, zoals Psalm 41:10 en 69:26. Na raadpleging van het Woord God, gebed en het werpen van het lot wees God Matthias aan.
Na de dood van Jacobus, in Handelingen 12, was een plaatsvervanger niet meer nodig omdat de terzijdestelling van Israël toen definitief was.
De redenering dat er later van Matthias niets meer vernomen is niet doorslaggevend als onderbouw voor de visie dat zijn aanstelling slechts mensenwerk was, want behalve van Petrus en Paulus vinden we ook van de overigen van de oorspronkelijke twaalf apostelen niets meer terug in het NT.
Met betrekking tot het werpen van het lot moeten we niet denken aan ‘strootjes trekken’ of iets dergelijks, maar het gebruik van de Urim en Tummim zoals voorgeschreven in het oude testament (Lv8:8; 1Kron.26:13; Ezr2:63; Nh7:65; Ex28:15; 1Sam28:6).
Spreuken 16:33 zegt daarvan: ‘Het lot wordt in de schoot geworpen, maar elke beslissing daarvan is van de Here.’ Dus geen mensenwerk! (Vgl. Jona 1:7)
De vermelding van ‘de twaalven’ wordt sommige uitleggers gezien als een technische term (zie ook Joh.20:24). Hoewel dit mogelijk kan zijn, is ook bovenstaande visie mogelijk.
_____________________________________________________________________________________________________________________