Abraham in Egypte – Deel 2 – Genesis 12 – Biografieën Aartsvaders

10 augustus, 2023

Bijbelboeken: Genesis

Serie biografieën van de Aartsvaders

Abraham – Deel 2

‘Abraham in Egypte’

Genesis 12:10-20

Inleiding

Nee, we zijn niet allemaal als Job, van het gelijknamige Bijbelboek, die heeft gezegd: ‘Want Hij weet, hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud tevoorschijn. Mijn voet bleef vast in zijn spoor, ik hield zijn weg zonder af te buigen; het gebod zijner lippen deed ik niet wijken, in mijn binnenste verborg ik de woorden van zijn mond’ (Job.23:10-12). Als er iemand kan zeggen dat hij beproefd geweest is in zijn leven, dan is hij het wel! Maar ook wij zullen in ons leven als gelovige beproevingen en verzoekingen ontmoeten (Jak.1:2). Zonder heuvels, geen dalen! (Deut.11:11). Waarom? Omdat God door beproevingen ons geloof wil versterken en het beste in ons naar boven wil doen komen. God weet welk geloof wij hebben, maar wij weten het niet, en de enige manier om vooruitgang in Gods school te maken is om ‘examens’ te doen. ‘Gedenk dan heel de weg, waarop de Here, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden’ (Deut.8:2). God wil ons vormen, zodat in ons leven ‘Christus gestalte krijgt’ (Gal.4:20). We moeten wel degelijk onderscheid maken tussen beproevingen en verzoekingen, dat komt echter in de Nederlandse Bijbelvertalingen niet altijd zo duidelijk naar voren. ‘Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word van Godswege verzocht. Want God kan door het kwade niet verzocht worden en Hijzelf brengt ook niemand in verzoeking. Maar zo vaak iemand verzocht wordt, komt dit voort uit de zuiging en verlokking zijner eigen begeerte. Daarna, als die begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volgroeid is, brengt zij de dood voort.’ (Jak.1:13-15). Iemand heeft eens gezegd: ‘God beproeft ons om het beste in ons naar boven te halen, de duivel verzoekt ons om het slechtste in ons naar boven te laten komen’. In tijden van beproeving is de vraag niet ‘Hoe kom ik hier uit?’, maar ‘Wat kan ik hiervan leren?’. Niet ‘Wat gebeurt er met mij?’, maar ‘Wat gebeurt er in mij?’. Ook wij ontkomen niet aan beproevingen, maar er is een groot verschil met ongelovigen! Ten eerste zijn we niet alleen in de beproeving, en ten tweede weten we dat God er een bedoeling mee heeft! In de brief aan de Hebreeën lezen we daar het een en ander over, onder andere dat God ons tuchtigt opdat wij aan zijn heiligheid deel zouden krijgen. Maar het is waar, dat alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf geen reden voor vreugde maar voor droefheid is (Hebr. 12:5-11). Abraham heeft voor zover wij uit Gods Woord weten, zeven beproevingen gekend (12:10-20; 13:1-30; 14:1-24; 15:1-16:16; 17:17; 18:1-5; 18:16–19:38; 20:1-21; 21:1-7; 22:1-19).

Abraham naar Egypte

We lezen niet in Gods Woord dat Abraham een opdracht van God had gekregen om naar Egypte te trekken. Hij had vroeger wel de opdracht gekregen om uit zijn land te gaan naar het land dat God hem wijzen zou (Gen.12:1,7). Egypte is bij uitstek een beeld van de wereld met haar materiële zegeningen en mogelijkheden (Heb.11:26). Daarom waarschuwt Gods Woord de gelovige om zich onbesmet van de wereld te bewaren en haar niet lief te hebben, noch wat in haar is, om er niet gelijkvormig aan te worden en mogelijk met haar veroordeeld te worden (Jak.4:4; 1 Joh.2:15; Rom.12:1; 1 Kor.11:32). De omstandigheden, een hongersnood, dwongen Abraham om een beslissing te nemen om een oplossing te zoeken voor hemzelf en allen waarvoor hij verantwoordelijk was. Het is waar dat we de omstandigheden van het leven niet kunnen beheersen, maar we hebben wel controle over onze reactie op die omstandigheden. Beslissingen nemen is wijsheid vragen: ‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet (in tijden van verzoeking), dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg en zonder verwijt; en zij zal hem gegeven worden’ (Jak.1:5; vgl. Richt.9:14). Daarvan lezen we niets en we kunnen daarom concluderen dat Abraham op eigen inzicht dat heeft gedaan waarvan hij dacht dat het beste zou zijn. Een soortgelijke geschiedenis vinden we in het boek Ruth, waar Elimelek en zijn vrouw Naomi Betlehem verlaten om hun heil te zoeken in Moab (Ruth 1). ‘Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking te doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt’ (1 Kor.10:13). Wat dat aangaat kunnen we veel van David leren die in tijden van hongersnood het aangezicht des Heren zocht (2 Sam.21:1). Was dat de reden dat hij later kon schrijven: ‘Here, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden, leid mij in uw waarheid en leer mij?’ (Psalm 25:4). Dat echter elk nadeel ook een voordeel kan hebben, is ook hier van toepassing want we kunnen veel leren van de gevolgen van het verblijf van Abraham in Egypte (1 Kor.10:6, 11).

Abraham in Egypte

Geen altaar

Doordat Abraham Betel (huis van God) verliet om naar Egypte te gaan, kunnen we zeggen dat hij God als het ware de rug toekeerde, want we lezen niet dat Abraham in Egypte een altaar had waar hij God kon aanroepen. Een altaar spreekt van gemeenschap en aanbidding. De verbreking van de gemeenschap met God is het eerste wat er gebeurt wanneer we niet wandelen naar Zijn wil (1 Joh.1:7). Van daaruit gaat alles verkeerd en wat er verder volgt gedurende het verblijf in Egypte, daarvan strekken de gevolgen zich uit tot op vandaag. ‘Wie Mij volgt zal geenszins in de duisternis wandelen’. Als wij in het licht wandelen hebben wij gemeenschap met elkaar. Een dag zonder God, is een verloren dag! We moeten echter oppassen: onderbreking of verstoring van de gemeenschap met God houdt niet in dat iemand dan verloren zou zijn voor de eeuwigheid. Het voorbeeld van Lot is daarvan een voorbeeld, dus we moeten oppassen voor haastige en voorbarige conclusies! (2 Petr.2:7-8; 1 Kor.3:15)

Verloren getuigenis

‘Wat je vanuit je oude leven meeneemt in het nieuwe, schept vroeg of laat problemen.’

Reeds voor het vertrek uit Ur had Abraham met zijn vrouw de afspraak gemaakt dat zij zou zeggen dat zij zijn zuster was, om zijn hachje te redden. ‘Toen God mij uit mijns vaders huis liet omzwerven, zeide ik tot haar: Dit zal de liefdedienst zijn, die gij mij bewijzen zult: zeg van mij op elke plaats, waar wij komen: hij is mijn broeder’ (Gen. 20:13). Daardoor bracht hij zichzelf en Farao in grote problemen. Later herhaalde deze onoprechtheid zich nog eens in de ontmoeting met Abimelek (20:3)! In Genesis 21:23 zien we dat Abimelek blijk geeft van een duidelijk wantrouwen tegenover Abraham als hij zegt: ‘…dat gij niet bedrieglijk met mij zult handelen’; hij had zo zijn ervaringen met Abraham. Maar niet alleen ten opzichte van farao en Abimelek, ook naar Saraï toe was dat een onoprechte houding want het ging om zijn eigen behoud: ‘opdat het mij om uwentwil welga’ (Gen.12:13). Zijn getuigenis heeft daardoor veel van zijn waarde verloren. Door deze onoprechtheid bracht hij Saraï ertoe om te liegen, of ten minste een niet volledig antwoord te geven. ‘Vrees voor mensen spant een strik!’ (Spr. 29:25) Abraham, die tot een zegen voor farao had moeten zijn (Gen.12:2), werd tot een struikelblok. In vers 18 wordt Abraham door de farao ter verantwoording geroepen, nadat hij te weten was gekomen wie Saraï werkelijk was. We kunnen gerust aannemen dat het voor Abraham een pijnlijke ontmoeting geweest moet zijn. Hoe zou farao over Abraham gedacht hebben? Gelukkig luisterde deze farao naar Gods ‘stem’, wat bij de farao van Mozes niet het geval was (Ex.5-11).

Verkregen rijkdom

‘Je kunt met geld veel dingen kopen; zorg er echter voor dat je de dingen die niet met geld te koop zijn, niet verliest!

Farao (niet God!) maakte Abraham rijk aan vee, zilver en goud, een rijkdom die later tot grote problemen leidde! Eigenlijk alles wat Abraham in Egypte ontving veroorzaakte problemen. Bij terugkeer in Betel was het een oorzaak van de twist tussen Abraham en Lot, zodat ze uit elkaar gingen. Er zijn er die denken dat gelovigen niet rijk kunnen of mogen zijn, maar de Bijbel leert ons dat het gaat om hen die rijk willen zijn in de tegenwoordige tijd (1 Tim.6:9-11), dat betekent er hun zinnen op hebben gezet om zoveel mogelijk te bezitten. Maar we moeten ook onze ogen niet sluiten voor de gevaren van rijkdom, en ons afvragen welke de rijkdommen zijn die God aan ons heeft beloofd! Zijn dat niet veel meer de geestelijke rijkdommen (Ef.1:2)? De waarschuwing van Paulus gegeven aan Timotheüs kunnen we daarom wel ter harte nemen: ‘Maar jij, mens Gods, ontvlucht deze dingen en jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding, zachtmoedigheid’ (1 Tim.6:11). We lezen in het evangelie dat het zaad verdorde door de bedrieglijkheid van de rijkdom (Mat. 13:22). Met geld kun je allerlei dingen verwerven, maar je verliest die dingen die niet met geld te koop zijn. We hoeven maar te denken aan de rijke dwaas en hoe hij aan zijn einde kwam! En voor veel mensen is het een verhindering om het koninkrijk van God binnen te gaan (Mark.10:17-27).

Sara en Hagar

‘Één daad van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit!’

 Tijdens zijn verblijf in Egypte kreeg Abraham veel bezittingen en werd tot een welvarend man! Vers 16 lijkt aan te geven dat farao hem een bruidsschat zond als genoegdoening. Naast die bezittingen kreeg hij ook veel slavinnen (16:1), waaronder waarschijnlijk ook Hagar. Deze vrouw werd zonder haar schuld een oorzaak van verdriet en veel problemen in de relatie van Abraham en Saraï maar ook in die van de beide kinderen Ismaël en Isaäk. Dat Abraham Hagar tot vrouw nam en Ismaël bij haar verwekte is te wijten aan Sara’s ongeloof: ‘Zie toch, de HERE heeft mij niet vergund te baren; ga toch tot mijn slavin; misschien zal ik uit haar gebouwd worden. En Abraham luisterde naar Sarai’ (Gen.16:2). Abraham had beter niet naar zijn vrouw kunnen luisteren, dan waren hem veel moeilijkheden bespaard gebleven. De verhouding tussen deze beide kinderen van Abraham (Joden en Arabieren) zijn een oorzaak van veel problemen geweest die voortduren tot op vandaag (Gen.16:12). In Genesis 25:18 vinden we de lijst van de nakomelingen van Ismaël. Mohammed beschouwde Ismaël als hun stamvader. Het waren Ismaëlieten die later Jozef kochten van de Midjanitische mannen en hem naar Egypte brachten (Gen.37:28).

Gevolgen voor Lot

‘Lot was wel uit Egypte, maar Egypte was niet uit Lot!’

Lot was met Abraham meegegaan naar Egypte en had daar al de schatten van Egypte gezien (Hebr.11:26). Abraham kon Lot wel meenemen uit Egypte, maar kon Egypte niet uit zijn hart halen. We zien dat als hij mag kiezen welk land hij zal nemen, dan komen zijn diepste verlangens aan de oppervlakte en zien we iets van innerlijke motieven. Er staat dat Lot de gehele streek van de Jordaan zag en ‘zij was als de hof des Heren, als het land Egypte’ (13:10). Lot had de wereld geproefd en verlangde naar meer. Hoe het verder gegaan is met Lot lezen we in de volgende hoofdstukken van het boek Genesis. Het is dat hij door Petrus in zijn tweede brief een rechtvaardige wordt genoemd, anders zouden we op grond van het Oude Testament serieuze twijfel over hem hebben.

Abraham uit Egypte

‘Het doel van tuchtiging is herstel, het doel van herstel is dienstbaarheid’

Gelukkig toch een ‘happy end’! Het is enkel door de genade van God dat een beschadigde relatie hersteld kan worden. Hij is getrouw, ook ondanks onze eventuele ontrouw (2 Tim.2:13). Maar de les mag duidelijk voor ons zijn: ‘Verlaat nooit je altaar!’. En heb je dat toch gedaan? Ga dan terug waar je het verlaten hebt en maak het in orde met de Heer. God is een God van vergeving, en het overwinnend leven van een christen is een leven van vele nieuwe starten! Er is wel eens gezegd dat een gelovige niet goedkoop zondigt, want de gevolgen blijven. In Genesis 13:1 lezen we gelukkig: ‘Abraham trok uit Egypte’ het was geen definitief verblijf en hij ging terug naar Betel, ‘huis Gods’, waar God weer die plaats in Abrahams leven kon innemen zodat hij Gods zegen kon ervaren en ook tot een zegen voor anderen kon zijn (Gen.12:2). Mag daarom God in uw leven de eerste en ook de enige plaats innemen, dan maakt het geen verschil wie de tweede plaats inneemt (Kol.1:18)!

____________________________________________________________________________________________