Serie over de Aartsvaders – De Nieuwe wereld – Deel 1

9 augustus, 2023

Bijbelboeken: Genesis

Serie over de Aartsvaders

Deel 1 (De nieuwe wereld)

Abraham

Genesis hoofdstuk 9, 10 en 11

Inleiding

Dit artikel is een inleiding op een reeks studies over aartsvader Abraham. Voordat we daar mee beginnen is het goed te weten hoe Abrahams wereld er uitzag en wat aan zijn roeping voorafging. Maar eerst een korte indeling op het boek Genesis. In de tweede brief van Petrus zouden we een driedeling van de geschiedenis kunnen opmerken. We lezen namelijk dat Petrus spreekt van ‘de oude wereld’ of (NBG) ‘de wereld van de voortijd’, ‘de tegenwoordige wereld’ en tenslotte ‘de nieuwe aarde’. (2 Petr.2:5; 3:6,7,13). De eerste scheidslijn in de wereldgeschiedenis is de zondvloed en de tweede de geboorte van Christus. Je kan het boek Genesis ook op een andere manier indelen dan in de oude en de tegenwoordige wereld, bijvoorbeeld naar de verschillende families: Adam, Noach, Abraham enz. Een veel gebruikte indeling van het eerste bijbelboek is aan de hand van de elf ‘toledot’ formules: ‘dit is de geschiedenis van’ (2:4; 5:1; 6:9; 10:1; 11:10; 11:27; 25:12; 25:19; 36:1; 36:9; 27:2). Het boek Genesis begint met de woorden ‘In het begin’, zoals ook het evangelie en de eerste brief van Johannes. Anders dan in het evangelie en de brief van Johannes waar het ‘begin’ respectievelijk gaat over het begin van ‘de eeuwigheid’ of ‘het begin van Jezus handelen op aarde’ duidt in Genesis het ‘begin’ op de aanvang van de geschiedenis van deze wereld. En die geschiedenis is niet zo fraai! De eerste elf hoofdstukken van het boek Genesis gaan over het handelen van God met de volkeren in het algemeen en benadrukken vier grote gebeurtenissen: de schepping (1-2), de val van de mens en de daarmee gepaard gaande consequenties (3-5), de zondvloed (6-10) en tenslotte de torenbouw van Babel (11). Daarbij vinden we twee belangrijke personages vermeld nl. Adam en Noach. De rest van het boek Genesis richt de aandacht in het bijzonder op wat later het volk Israël genoemd zal worden (12-50) en verhaalt het leven van vier grote mannen: Abraham (21:1-25:18), Isaäk (25:19-27:46), Jacob (28-36) en Jozef (37-50).

Zoals gezegd gaan we dus een aanvang maken met de bespreking van de geschiedenis van Abraham. Voordat we dat gaan doen willen we ons eerst bezighouden met Noach, een man die nog deel had uit gemaakt van die ‘oude wereld’ en inging in de ‘tegenwoordige wereld’. Hij leefde als het ware in een overgangsperiode. Noach was een man die durfde ingaan tegen de meerderheid en ging daardoor als ‘minderheid’ in de ark, maar kwam er als ‘meerderheid’ weer uit! We gaan dus even terugblikken in die ‘oude of toenmalige’ wereld om een duidelijk begrip te krijgen van het handelen van God met betrekking tot de mens, maar ook om een beeld te krijgen van de wereld waarin Abraham leefde. Ook is het belangrijk te weten hoe het mogelijk was dat er al gesproken kon worden van het land Egypte als Abraham daar komt in 12:10. De eerste elf hoofdstukken vormen het fundament voor de geschiedenis van Abraham.

De zondvloed

Zoals gezegd werd de oude wereld beëindigd door de zondvloed die kwam vanwege de zondigheid van de mens (Gen.6). Aan Noach werd de opdracht gegeven een ark te bouwen. Ook het zgn. Gilgamesj verslag, geschreven rond 2600 v.Chr., verhaalt dit gebeuren, inclusief duif en ark! Na het oordeel (de zondvloed) zien we echter dat ook Noach faalde en zondigde. Er zijn paralellen te trekken tussen de val Adam en de val van Noach:

De moederbelofte werd gegeven na de val van Adam (3:15), de belofte van Gen.9:25-27 volgde op de val van Noach.

Elk van beiden was de voorvader van de hele navolgende mensheid.

Elk van hen zondigde door een vrucht te nemen: Adam nam van de boom der kennis, Noach van de wijnstok. Als gevolg daarvan werden beiden naakt en daarna voorzien van een bedekking door iemand anders.

In beide gevallen behelsde de profetie een vloek en een zegen, die beide de hele mensheid raakten.

Het verbond met Noach

We vinden hier, nadat de mens voor de tweede keer gefaald heeft, dat God een nieuw begin maakt met de mensheid. De instelling van het huwelijk vinden we in Genesis 1 en 2. In Genesis 9 lezen we van het verbond dat God met Noach (eigenlijk met de mensheid!) sluit. De universaliteit van dit verbond is van groot belang. Ze omvat:

(a)    Een natuurorde: de voortaan ononderbroken voortgang van zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht (Gen.8:22).

(b)    Een heersersorde: de heerschappij van de mens over het dierenrijk maar met uitbreiding van het recht dieren te doden voor eigen gebruik (Gen.9:2; zie ook: Lev.3:17, Deut.12:23 en Hand.15:20, 28 en 21:25).

(c)    Een maatschappelijke orde: de impliciete instelling van de burgerlijke overheid met de zwaardmacht (Gen.6:6; vlg. Rom.13:1-6), dus geen anarchie!

(d)    Een heilsorde: God zal de mensenwereld voortaan aanzien op grond van de liefelijke geur van het brandoffer, een heenwijzing naar het volmaakte offer van Christus (Gen.8:20v; vgl. 1 Petr.1:19v.). Deze heilsorde heeft het primaat: de natuur- heersers- en maatschappelijke orde staat onder het beslag van deze heilsorde.

De universaliteit van het verbond laat zien dat, ook al laat God de volken ‘op hun eigen wegen gaan’ Hij hen niet loslaat. Er is een verbondstrouw van God, niet alleen jegens het zaad van Abraham, maar ook jegens alle volken. Het verslag van hoe het met de volken is gegaan vinden we terug in de brief aan de Romeinen 1:18-32) Hoewel God de volken op ‘hun eigen wegen heeft laten gaan toch heeft Hij Zich niet onbetuigd gelaten door wel te doen, door u van de hemel regen en vruchtbare tijden te geven en aan uw harten overvloed van spijs en vrolijkheid te schenken’ (Hand.14:16-17).

De mens in de ‘nieuwe wereld’

Noach, met zijn familie, kwam op een gereinigde aarde, waarin hij met gezag kon gaan optreden, maar al gauw blijkt dat hij geen gezag over zichzelf  heeft en valt in dronkenschap. De zonde blijft ook in deze wereld problemen geven. De profetie over Cham en zijn jongste zoon Kanaan wijst allereerst heen naar het lot van de Kanaänieten met name in het boek Jozua, maar veel uitleggers hebben gemeend ook conclusies te mogen trekken ten aanzien van Cham als geheel.

De aarde wordt verdeeld

Dit voert tot de bespreking van een aantal teksten te beginnen met: Gen.10:25, Deut.32:8 en Hand.14:16. Wat dienen we te verstaan onder die ‘verdeling’? Er zijn daarvoor diverse mogelijkheden aangevoerd. (1) De verdeling van de aarde in continenten. (2) De verdeling van de aarde in taalgebieden. (3) De verdeling van de aarde in rassen: het blanke (kaukasische), het gele (mongoloïde) en het zwarte (negroïde) ras. (4) Veel uitleggers geven echter de voorkeur aan een bewuste verdeling verordonneerd door God, hetgeen dan heeft plaatsgevonden tijdens de Babylonische spraakverwarring en uitgevoerd door Peleg. Daarvoor moeten we teksten als Deut.4:19; 29:26 onderzoeken. Uit dit onderzoek heeft men geconcludeerd dat God de goden (elohim) aan de zeventig (zie Gen.46:27; Ex.1:5) volken heeft toebedeeld, dat wil zeggen: elk volk zijn eigen (god (elohim) heeft geschonken. Daarvoor wordt verwezen naar Deut.32:8; Dan.10:11-14; 12:1.

De volkenlijst

Als we de geschiedenis vervolgen, kunnen we beter eerst op Genesis 11:1-9, de geschiedenis van de torenbouw van Babel, ingaan, omdat deze chronologisch aan de volkerenlijst van Genesis 10 voorafgaat. Jafet: de volkeren, ten noorden en westen van Kanaän: Klein-Azië en later Europa. Cham: Arabieren, ten het oosten van Kanaän (Mizraïm is Egypte). Sem: Joden, en de volkeren die hen onmiddellijk omringden. Deze ‘trits’ vinden we herhaaldelijk terug in de heilsgeschiedenis vermeld in de Bijbel: (1) De zeventig antieke volken in Gen.10 worden gegroepeerd volgens hun stamvaders: Jafeth (vs.14), Cham (vs.30) en Sem (vs.26). (2) Van Abrahams drie vrouwen was de eerste, Sara, een Semitische (Gen.20:12). De tweede Hagar, kwam uit Egypte en was dus Chamitisch. De derde, Ketura, was volgens de joodse traditie een Jafetitische. In het Nieuwe Testament kwamen de drie wereldgroepen om Jezus te zien: (1) de herders te Bethlehem waren natuurlijk Semieten, (2) de wijzen uit het oosten bijna zeker Chamieten, en natuurlijk (3) de Romeinen, dus Jafethieten. Toen na de pinksterdag van Hand.2 het evangelie uitging tot de volken, kwam het eerst tot de Joden, dus tot (1) Semieten (Hand.2), daarna tot de kamerling van Ethiopie, dus een (2) Chamiet (Hand.9), daarna tot de Romeinse Cornelius en de zijnen, dus (3) Jafethieten (Hand.10). Maar toch zijn we volgens Handelingen17:26 allemaal van één bloede.

De torenbouw van Babel

Hier vinden we de vierde scheiding teweeggebracht nadat de mens van God is gescheiden. De (1) eerste scheiding, de zondeval, bracht scheiding tussen mens en God maar God bekleedde hen, daarna (2) vinden we een breuk in de familie van Adam en Eva maar voor Abel kwam Set in de plaats, daarna (3) kregen we de vermenging van de mensen met ??? (Gen.6:4) en God bracht de zondvloed waarna er een nieuwe gereinigde aarde kwam, en dan (4) vinden we Babel waar de mens als God wil zijn. Maar hier geen oordeel zoals bij de zondvloed, maar een verwarring waardoor de mensen dat deden wat ze hadden moeten doen, nl. de aarde vervullen (Gen. 9:7). God kon de mensheid niet meer oordelen zoals gebeurd was met de zondvloed, maar Hij gaat met haar handelen op basis van een geheel nieuw en bijzonder belangrijk principe. Hij ‘oordeelt’, handelt met de mensen op een andere manier, en laat haar op haar eigen wegen gaan. Het oordeel zal zij onder Gods voorzienigheid veeleer over zichzelf afroepen (Rom.1:22-25,28,32). Onder deze omstandigheden gaat God nu zijn nieuwe plan in werking stellen. Hij maakt een nieuw begin, niet door een oordeel waarin Hij één enkele familie bewaart, zoals we zien bij Noach, maar door nu uit de volken één man met zijn vrouw te roepen en die van volken af te zonderen. Dat is inderdaad nieuw. God had tot dusver natuurlijk ook al wel bepaalde mensen uitverkoren. Hij had bijzondere bemoeienis gehad met Abel, met Henoch, met Noach, óók eenlingen temidden van mensen die van God waren afgeweken. Maar nooit waren zij formeel geroepen en afgezonderd uit het geheel van de mensen. Nooit eerder had God op dergelijke wijze met de mensheid gehandeld. God roept één man om Zichzelf aan hem te openbaren, hem boven alle volken te zegenen, maar ook dóór hem uiteindelijk alle volken te zegenen. Daarom is de roeping van Abraham zo buitengewoon belangrijk, omdat in Abraham en in zijn zaad alle geslachten van de aardbodem gezegend zullen worden. Sterker nog: sinds deze man is geen mens op aarde door God geestelijk gezegend buiten Abraham om. Vandaar dat de Bijbel dan ook de meeste nadruk legt in het vermelden van de geschiedenis van Abraham en zijn nakomelingen, zij vormden vanaf toen het middelpunt van Gods regering met deze aarde, en krijgen we weinig te horen over hetgeen gebeurde met de andere volkeren. Bij de spraakverwarring van Babel begonnen voor alle volken de tijden der onwetendheid (Hand.17:30; vgl.14:16). Er bleef hun geen andere kennis over dan het getuigenis van de schepping (Rom.1:20) en van het geweten (Rom.2:14,15) en de herinnering aan de zondvloed, d.i. aan een God die het kwade straft. Maar in plaats van deze God als Schepper en Rechter te vereren, ‘vervielen zij tot dwaasheid en werd hun onverstandig hart verduisterd’, zodat zij vele schepselen in plaats van de Ene Schepper begonnen te vereren (Rom.1:21-23). Die ‘tijden der onwetendheid’ bereikten hun einde bij de verkondiging van het evangelie van genade zoals we dat vinden in het Nieuwe Testament. Dat wil echter niet zeggen dat God in die ‘tijden van onwetendheid’ geen bemoeienis of plan meer heeft met die andere volkeren, lees maar eens Hand. 14:16-17. God is niet alleen de Schepper maar ook de Onderhouder van deze wereld (1 Tim. 4:10 Telosvert.). Uiteindelijk is het ook Gods bedoeling dat alle volken Hem zullen loven (Psalm 67), en om dat mogelijk te maken roept God aan het begin van Zijn verlossingswerk Abraham.

We kunnen ons voorstellen dat God, menselijk gesproken, vol spanning toe ziet hoe ‘de mens’ het er nu van gaat afbrengen, nadat hij in Eden in Adam gefaald heeft, maar ook daarna in Noach.

______________________________________________________________________________________________________________________________