'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
‘Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof’ (1 Johannes 5:4)
Inleiding
De apostel Paulus getuigd tegen het einde van zijn leven: ‘Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden’ (2 Timotheüs 4:7). Veel christenen houden te weinig rekening met de gedachte dat het leven als een gelovige een strijd is. Dat dit kenmerk van het christelijk leven voor velen niet duidelijk is ligt zeker niet aan Gods Woord die is daar vrij duidelijk over, Paulus vermaant immers Timotheüs: ‘strijd de goede strijd van het geloof’ (1 Timotheüs 6:12). Gebrek aan kennis van Gods Woord is meestal de oorzaak van een verkeerd denken of handelen.
Als er strijd is dan zijn er ook vijanden. We kunnen in de Bijbel drie ‘vijanden’ onderscheiden (1) de duivel, (2) de wereld en (3) de zonde. De duivel kunnen we onderscheiden in twee gedaanten, die van ‘een brullende leeuw’ en van ‘een engel van het licht’ (2 Korinthiërs 11:14; 1 Petrus 5:8). Zo heeft de duivel zich in het verleden geopenbaard en zal dat blijven doen totdat hij geworpen zal worden in de poel van vuur en zwavel (Openbaring 20:10).
Van de wereld zegt de apostel Johannes: ‘Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is’ (1 Johannes 2:15). Deze ‘vijand’ zien we in het bijzonder een plek krijgen in het leven van Lot. Hij werd een vriend van de wereld (Jakobus 4:4), kreeg de wereld lief (1 Johannes 2:15-17), en werd gelijkvormig aan de wereld (Romeinen 12:1) en uiteindelijk viel hij onder het oordeel van de wereld (1 Korinthiërs 11:32). De derde ‘vijand’ is de zonde (of het vlees) waarvan Paulus zegt: ‘De zonde, die ons zo licht in de weg staat, om met volharding de wedloop kunnen lopen, die vóór ons ligt (Hebreeën 12:1) (cursivering van mij). In de brief aan de Galaten lezen we van de strijd van het vlees tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees (Galaten 5:17). Geliefden, ik vermaan u als bijwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen uw ziel’ (1 Petrus 2:11).
We kunnen iedere vijand bestrijden met dezelfde’ wapens’ die de Heer Jezus ter beschikking had tijdens de verzoeking in de woestijn: gebed, Gods Woord en Gods aanwezigheid. Wanneer we daar gebruik van maken zullen we ‘meer dan overwinnaars zijn’ (Romeinen 8:37). In hoofdstuk 14 zien we dat Abraham drie overwinningen behaald:
Een overwinning op Lot
Help, een broeder in nood! Lot was gevangen genomen in Sodom (Genesis 14:12) een stad met een slechte reputatie (Genesis 13:13) en het was beter voor Lot geweest dat hij zich er ver van gehouden had, dat had hem voor veel moeilijkheden kunnen bewaren.
Het zou voor Abraham gemakkelijk geweest zijn om Lot de treurige gevolgen van zijn eigen onverstandige beslissing om in Sodom te gaan wonen te laten ondergaan. Maar een man van geloof is geroepen om ‘tot zegen’ te zijn, daarom kwam Abraham hem te hulp. Lot was geen toegewijde gelovige, en zonder de vermeldingen in tweede brief van Petrus, waarin hij een rechtvaardige wordt genoemd, zouden we twijfelen of hij wel een gelovige was (2 Petrus 2:7-8).
Hij was toch een gelovige en had hulp nodig. De apostel Paulus wijst ons er op ‘dat zelfs als iemand door een overtreding overvallen wordt, brengt u die geestelijk bent zo iemand terecht in een geest van zachtmoedigheid, ziende op uzelf, opdat ook u niet in verzoeking komt’ (Galaten 6:1). De opdracht ‘draagt elkanders lasten’ (Galaten 6:2), wordt door Abraham hier in de praktijk gebracht. Hij liet Lot niet aan zijn lot over (eigen schuld, dikke bult) maar kwam in actie en bevrijdde Lot. ‘En hij bracht al de have terug, en ook zijn broeder Lot en diens have bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk’ (Genesis 14:16) Hier werd Lot bevrijd door gebruik te maken van het zwaard, in hoofdstuk 19 door gebed (Genesis 18:22; 19:29).
De echte oorzaak van Lots gevangenneming was hem echter ontgaan en we zien dat hij rechtstreeks terugkeerde naar Sodom waar we hem later vinden in de poorten van de stad (Genesis 19) waar hij in nog grotere problemen raakt. De terugkeer van Lot naar Sodom was wellicht teleurstellend voor Abraham maar hij had gedaan wat van een geestelijke gelovige mag worden verwacht. Wat hij had gedaan deed hij voor de Heer en dat is wat telt.
Een overwinning op een koning
Abraham, de pelgrim, zou zich nooit hebben ingelaten met deze oorlog als het niet nodig was geweest om Lot te redden. Abraham had geen groot leger, maar hij streed door het geloof, dat bracht hem de overwinning (1 Samuël 14:6; 1 Johannes 5:4-5). Abraham zocht geen oorlog maar was wel op de strijd voorbereid! Hij bracht immers zijn ‘geoefenden’ in de strijd (Genesis 14:14). Hetzelfde zien we bij de uittocht van het volk Israël uit Egypte: ‘Ten strijde toegerust trokken de Israëlieten op uit het land Egypte’ (Exodus 13:18). Als gelovigen moeten wij ons bewust zijn dat wij leven op vijandelijk gebied en we dienen ons te verdedigen opdat de satan geen voordeel op ons zou behalen. Zijn gedachten zijn ons niet onbekend (2Kor.2:10-11).
De mannen van Abrahams ‘leger’ waren geboren in zijn huis (14:14). Overdrachtelijk gesproken zouden we nu zeggen het waren gelovigen. Ze waren bewapend en getraind (14:14) in staat om de strijd aan te gaan en Lot te bevrijden. In het Nieuwe Testament worden gelovigen vergeleken met soldaten (2 Timotheüs 2:3-4) die in het bezit zijn van een wapenrusting (Efeze 6:11, 13). We hebben een geestelijke strijd te voeren en onze wapens zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken (2 Korinthiërs 10:3-5). Als wij de strijd verliezen ligt dat niet aan de uitrusting of de strategie van de leider, maar vaak aan de houding en inzet van de soldaten. Maar de mooiste en beste wapenuitrusting helpt niet als je niet hebt geleerd er mee om te gaan. Een goede kennis van Gods Woord maakt dat je beter de strijd kunt aangaan. (Mattheüs 4:4, 6, 7; 2 Timotheüs 3:16).
Abraham en zijn bondgenoten (Genesis 14:13) verdeelden zich, uit strategisch oogpunt, in meerdere groepen maar bleven gehoorzaam een één leider. De grote moeilijkheid die wij tegenwoordig als Kerk van Christus ervaren is ‘dat er teveel generaals zijn en onvoldoende soldaten’. De strijd strekte zich uit tot aan Damascus, zo’n 150 kilometer noordelijk van Sodom. Abraham gaf niet zo gemakkelijk op om zijn neef en broeder Lot te redden, hij de tweede mijl (Mattheüs 5:41). Hoe vaak geven wij niet te snel op als een broeder of zuster hulp nodig heeft? Die volharding bracht Abraham de overwinning. Abraham ‘bracht al de have terug, en ook zijn broeder Lot en diens have bracht hij terug, evenals de vrouwen en het volk’ (Genesis 14:16). ‘Laten wij niet moede worden goed te doen, want, wanneer het eenmaal tijd is, zullen wij oogsten, als wij niet verslappen’ (Galaten 6:9).
Een overwinning op zichzelf
‘Laten we na de overwinning even waakzaam zijn als voor de strijd’ heeft iemand eens gezegd. We zien dat gebrek aan waakzaamheid bij het volk Israël die onder leiding van Jozua de stad Jericho had ingenomen. Met overschatte zichzelf en onderschatte de kracht van de inwoners van Ai en leden een grote nederlaag bij hun poging om het stadje in te nemen (Jozua 7:3-5). Na zijn terugkeer ontmoette Abraham twee koningen, Bera, de koning van Sodom en Melchizedek, de koning van Jeruzalem. De koning van Sodom kwam Abraham tegemoet met een het aanbod hem de mensen te geven dan mocht hij de bezittingen behouden. De koning van Jeruzalem kwam Abraham tegemoet met brood en wijn.
Abraham werd door de koning van Sodom in verleiding gebracht om de beloning van Gods overwinning (Genesis 14:20) te gebruiken voor zijn persoonlijk gewin, maar hij sloeg het aanbod van de koning van Sodom af. Zijn antwoord? ‘Ik zweer bij de HERE, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde: Zelfs geen draad of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt’ (Genesis 14:22-23). De koning van Salem, een beeld van onze Heer Jezus Christus (Hebreeën 7:1-13) kwam met een beter voorstel, brood en wijn. Sodom mogen we zien als een beeld van de verdorven wereld, Jeruzalem als de stad van de vrede, de stad van de grote Koning (Mattheüs 5:35). Door het aanbod van de koning van Sodom te verwerpen en het brood en wijn van de koning van Jeruzalem te accepteren duidde Abraham dat hij de wereld vaarwel zei en
Geef na elke strijd God de eer, en wacht u voor aanlokkelijke voorstellen van de duivel. Als u niet oppast, wint u de oorlog maar verliest u de overwinning.