Diverse Onderwerpen
Advent
Inleiding
Het woord ‘advent’ komt van het Latijnse woord ‘adventus’ en betekent ‘komst’. Het verwijst naar Jezus Christus’ komen als een kind naar deze aarde, maar ook naar zijn beloofde terugkeer, beter bekend als de ‘tweede komst’. Al ver voordat het Kerstmis is, versieren veel mensen huizen en winkels met allerlei kerstdecoraties, waarvan de bekendste het kerststalletje is. Maar advent is veel meer dan een kindje in de kribbe, zoals we zullen zien.
Jezus’ eerste komst
De komst van de Messias werd op verschillende plaatsen in het Oude Testament aangekondigd en we weten uit het Nieuwe Testament dat een aantal gelovigen ernaar uitkeek (Luk.2:25, 38; 23:51; Joh.4:25). Maar hoe konden ze de Messias herkennen? Christus’ eerste komst is de vervulling van een voortschrijding van heel specifieke profetieën. In Genesis 3:15 lezen we al dat het zaad van de vrouw, een nakomeling van Adam en Eva, Satan de kop zou vermorzelen. De verwachting was dat de Messias gelijkenis met Mozes zou hebben, want deze had in Deuteronomium 18:18 geschreven: ‘Een profeet zal Ik hun verwekken uit het midden van hun broederen, zoals gij zijt; Ik zal mijn woorden in zijn mond leggen, en hij zal alles tot hen zeggen, wat Ik hem gebied’.
Gods verbond met Abraham hield in dat zijn nakomelingen, het volk Israël, in een heel specifieke relatie met Hem zouden komen te staan en dat via Abrahams lijn de aarde en haar inwoners gezegend zouden worden (Gen.12:1-3). De aartsvader Jakob voorzegde dat de Messias zou voortkomen uit de stam Juda (Gen.49:10). Gods belofte aan David was dat op een dag één van zijn nakomelingen op zijn troon voor eeuwig zou regeren (2Sam.7:12-16). Jesaja voorzegde dat de Messias uit een maagd geboren zou worden (Jes.7:14) en dat Bethlehem de plaats zou zijn van zijn geboorte (Mi.5:2).
Samengevat kunnen we vaststellen dat de Messias een mens zou zijn afkomstig van de stam Juda uit de koninklijke lijn van David, geboren uit een maagd in de stad Bethlehem. Daaruit mag afdoende blijken dat de Heer Jezus de door God gezondene is.
De mensheid van Jezus
Een andere kwestie die om een antwoord vraagt, is waarom nam God een menselijk lichaam aan? Het Nieuwe Testament bevestigt herhaaldelijk dat God de Zoon een menselijk lichaam heeft aangenomen, zodat Jezus volledig mens is. ‘Het Woord is vlees geworden’ (Joh.1:14). Het woord vlees betekent vlees, botten en huid; Johannes bevestigt dat alleen zij die belijden dat Jezus Christus ‘in het vlees kwam’ God toebehoren (1Joh.4:2). Paulus zegt dat ‘Hij geopenbaard is het vlees’ (1Tim.3:16). Daarmee komt de schrijver van de brief aan de Hebreeën overeen: ‘Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen’ (Heb.2:14). Gods heiligheid vereiste dat de zonde geoordeeld moest worden, en het loon van de zonde is de dood (Rom.6:23). Omdat Adam en Eva gezondigd hadden is de dood uitgegaan tot alle mensen. Om zondige mensen te verlossen, moest de Verlosser een mens zijn (Heb.2:14-15; Gal.4:4-5). De Verlosser moest echter niet slechts zonder zonde zijn, Hij mocht ook geen zonden gedaan hebben (Joh.8:46; 2Kor.5:21; Heb.4:15; 1Petr.2:22; 1Joh.3:5). Johannes de doper zei van Jezus: ‘Zie, het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh.1:29). Het woordje ‘Lam’ verwijst naar het lam van het Pascha, dat in elk opzicht volmaakt moest zijn (Ex.12:5). Dat impliceert dat de Heer Jezus ook in alle opzichten volmaakt moest zijn als vervangend offer voor de zonden van de mensheid.
Om heil te kunnen brengen moest de Verlosser goedmaken wat onze eerste ouders verkeerd hadden gedaan. De Heer Jezus wordt de tweede Adam genoemd omdat Hij herstelde wat Adam verloren had (1Kor.15:45). ‘Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid in Hem’ (2Kor.5:21). ‘Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens de velen tot zondaars zijn gesteld, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene de velen tot rechtvaardigheid gesteld worden’ (Rom.5:19). De Zoon van God werd volmaakt mens om zich volledig met de zondige mens te kunnen identificeren. Hij leefde een zondeloos leven, om zich als een volmaakt zoenmiddel te kunnen offeren in onze plaats, om op te staan uit de doden en de dood te overwinnen en gelovigen het eeuwig leven te kunnen geven. Vrijwillig nam de Heer Jezus dit werk op zich en aanvaardde het lijden om zijn Vader te verheerlijken, om daardoor de naam boven alle naam te ontvangen en om zondaars in heiligen te veranderen tot eer van God. We mogen de Heer grootmaken omdat Hij zijn hemelse heerlijkheid heeft verlaten om mens te worden en vlees en bloed aan te nemen. Omdat de Heer Jezus dat heeft gedaan weten we dat Hij weet wie wij zijn en in welke omstandigheden wij hier op aarde leven (Heb.4:15). Maar we mogen ook naar voren kijken naar die dag wanneer we worden zoals Hij!
De godheid van Jezus
In de adventsperiode ligt de nadruk natuurlijk overwegend op de mensheid van de Heer Jezus, reden om ook aandacht te besteden aan zijn godheid. De Bijbel openbaart ons dat er één God is, bestaande uit drie personen die gelijk aan elkaar zijn en toch te onderscheiden: God de Vader en God de Zoon en God de heilige Geest. Let op het gebruik van het woordje en. De Vader en de Zoon en de heilige Geest staan niet in rangvolgorde, zoals rangen in een leger – de Vader eerst, de Geest het laatst en de Zoon tussen hen in – want elk van hen is de eeuwige God, en geen van de godheden is groter dan de ander. In de zendingsopdracht (Mat.28:19) noemt de Heer Jezus de Vader het eerst, dan de Zoon, dan de Geest, en Hij verbindt hen door het woordje en. In de zegenbede in 2 Korintiërs 13:14, plaatst Paulus de Zoon eerst, maar dat betekent niet dat Hij hoger of belangrijker is dan de Vader en de heilige Geest, want ook hier verbindt het kleine woordje en de drie als gelijken. Er zijn geen drie goden of verschillende namen voor één God die zichzelf openbaart op verschillende manieren en tijden. De drie-eenheid werkte tezamen in de schepping van hemel en aarde (Gen.1:1-2; Job.38:4; Ps.104:30; Kol.1:16-17). Ook al gebeurt de volle openbaring van de drie-enige God pas volledig in het Nieuwe Testament, de drie personen van de Godheid waren er al van het begin. Ze waren er al van eeuwigheid.
De engel Gabriël vertelde Maria hoe het wonder van de incarnatie zou plaatsvinden: ‘De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal dat Heilige dat geboren zal worden, Gods Zoon worden genoemd’ (Luk.1:35). Elk deel van de Godheid zou een deel spelen – de Vader en de Geest en de Zoon. Laten we ons begeven naar de Jordaan waar Johannes de Doper Jezus van Nazareth doopte: ‘Nadat nu Jezus was gedoopt, steeg Hij terstond op uit het water; en zie, de hemelen werden Hem geopend, en Hij zag de Geest van God neerdalen als een duif en op Zich komen; en zie een stem uit de hemel zei: Deze is mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden’ (Mat.3:16-17). Nog een keer werkt de drie-eenheid samen: de Zoon gehoorzaamt, de Geest daalt neer en de Vader spreekt. Zo zijn er nog meer voorbeelden uit het Nieuwe Testament te noemen waaruit blijkt dat God uit drie personen bestaat en dat én de Vader én de Zoon én de Geest God is. (Luk.4:18; Jes.61:1-2; Hand.10:38; Joh.14:16-17, 26; 15:26; Heb.9:14; Hand.2:32-33).
Het doel van Jezus’ komst
Nog een vraag in verband met de advent, Jezus’ komst, vraagt om een antwoord. ‘Wat kwam de Heer Jezus op aarde doen? Om deze vraag te beantwoorden, moeten we te rade gaan bij de eerste brief van Johannes waar herhaaldelijk gesproken wordt over ‘verschenen’ en ‘geopenbaard’ om het verschijnsel ‘vleeswording’ te beschrijven.
De zonde is het grootste probleem van de mensheid, en de Heer Jezus kwam om dat probleem op te lossen. ‘U weet dat Hij geopenbaard is, opdat Hij onze zonden zou wegnemen’ (Joh.3:5). God neemt de zonde ernstig, en dat zouden wij ook moeten doen. In zijn ‘verschijning’ maakte God zich één met de zondaar. Hij ‘werd vlees’ (Joh.1:14). In zijn leven liet de Heer Jezus zien dat Hij in volmaakte gehoorzaamheid ten opzichte van God hier op aarde wandelde, waardoor Hij in zijn sterven het volmaakte offer kon zijn. Het resultaat van Jezus’ leven, dood en opstanding is dat God zondaars heilig kan verklaren wanneer ze volledig vertrouwen op de Heer Jezus als hun Verlosser.
Jezus’ komst op de aarde was als het ware een oorlogsverklaring aan Satan. ‘Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken van de duivel zou verbreken’ (1Joh.3:8). Dit vers benadrukt de realiteit van Satans bestaan en zijn tegenstand tegen God en Diens volk. We moeten de vijandschap en de bedrieglijkheid van de vijand van onze zielen niet onderschatten. Jezus deed dat zeker niet. Het woordje ‘verbreken’ in 1Joh.3:8 verwijst naar de macht van Gods Zoon. ‘Verbreken’ betekent de banden die iets samen houden verbreken. In plaats van een regelrechte confrontatie maakte de Heer Jezus op een rustige wijze in gehoorzaamheid aan de Schrift, in de kracht van de heilige Geest en in liefde tot zijn Vader, Satan onmachtig. Satan dacht dat het kruis Jezus’ einde betekende; het tegendeel was waar, het betekende het einde van Satans macht. Vandaag de dag is Satan nog steeds actief maar zijn nederlaag is zeker (Op.20).
Jezus’ komst naar deze aarde was een teken van Gods liefde. Hoe weten we dat God zondaars liefheeft? ‘Hierin is de liefde van God ten aanzien van ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft gezonden als zoenoffer voor onze zonden’ (1Joh.4:9-10). Wanneer we niet voelen dat God ons liefheeft, moeten we letten op wat de Bijbel zegt. God heeft zich naar ons uitgestrekt door zijn Zoon te zenden. God houdt van ons en de Zoon stierf voor onze zonden.
Jezus’ tweede komst
Jezus heeft beloofd dat Hij eens terug zou komen. ‘Ik ga heen om u plaats te bereiden. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben’ (Joh.14:2-3). Het boek Openbaring eindigt met de woorden van de Heer Jezus: ‘Ja, Ik kom spoedig’ (Op.22:20). Vanaf de dag dat de Heer Jezus naar de hemel ging, hebben zijn discipelen uitgekeken naar zijn terugkeer. Er zijn verschillen in interpretatie hoe Jezus zal terugkomen, maar algemeen kunnen we zeggen dat iedere bijbelgetrouwe gelovige gelooft dat Hij terugkomt. Dat geloof in zijn terugkeer vinden we terug in de adventstijd.
Christus’ tweede komst is ook een motief om rein te leven. ‘Wij weten dat als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. En ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich zoals Hij rein is’ (1Joh.3:2-3). Omdat we de tijd van zijn terugkeer niet kennen en we Hem niet in een beschamende toestand willen ontmoeten, moeten we de zonde geen plaats in ons leven geven.
Voor ons zal de tweede komst een bevrijding zijn van lichamelijk beperkingen. Wanneer Christus uit de hemel verschijnt, zal Hij ‘het lichaam van onze vernedering veranderen tot gelijkvormigheid aan het lichaam van zijn heerlijkheid’ (Fp.3:21). Onze lichamen zijn aan verval onderhevig, daarom betekent Christus’ wederkomst dat we een nieuw, verheerlijkt lichaam zullen ontvangen, gelijk aan het lichaam van onze Heer.
De tweede komst van Christus luidt de ondergang van Satan in (Op.19-20). De oorlog die aan de gang is sinds de zondeval in Eden komt uiteindelijk tot een eind. Tegenstand van de Satan tegen Christus zal ophouden en Satan en zijn volgelingen zullen gestraft worden en een eeuwig oordeel ondergaan.
Christus’ tweede komst zal resulteren in een nieuwe hemel en aarde (Op.21-22). De beschrijving daarvan vermeldt wat er niet zal zijn: geen dood, rouw, geschrei, noch pijn (Op.21:4), geen nacht (vs.25), geen vervloeking (22:3). Er zal genezing zijn (22:4), er zal vrede zijn en we zullen onze Heiland zien van aangezicht tot aangezicht (1Thes.4:17).
De terugkeer van de Heer is alleen bestemd voor hen die in Hem geloven. Uiteindelijk zal elke knie zich voor Hem buigen en elke tong belijden dat Jezus Christus Heer is (Fil.2:10). De keuze is om nu voor Hem te buigen en ons te onderwerpen. Weigeren zal betekenen: gedwongen worden om zijn heerschappij te erkennen wanneer Hij komt om te heersen.
_____________________________________________________________________________________________________________________