Dogmatiek – De Alwetendheid van God

24 juli, 2023

Rubrieken: Dogmatiek

Dogmatiek

De Alwetendheid van God

Inleiding

God is alwetend dat zegt 1Samuël 2:3 ‘De Here is immers een alwetend God’, en veel andere Bijbelteksten sluiten daarbij aan. Alwetendheid is één van de niet-deelbare eigenschappen van God. De duivel is een schepsel door God geschapen en is niet Alomtegenwoordig, Almachtig of Alwetend, dat is alleen God!

De alwetendheid van God

Het woord alwetend wordt maar éénmaal in de Bijbel vermeld en dat is, zoals hierboven aangehaald, in 1 Samuël 2:3. Alwetendheid is geen Bijbels woord, hoewel het gewoonlijk verwijst naar het feit dat God alles weet. Tozer heeft het zo omschreven: ‘God kent ogenblikkelijk en zonder enige inspanning alles wat er is en elke aangelegenheid, alle gedachten en elk verstand, alles wat bestaat en elk wezen, alle complexiteiten en elke menigte, alle wetten, alle relaties, alle oorzaken, alle gedachten, alle mysteries, alle raadsels, alle gevoelens, alle onuitgesproken geheimen, alle koningen en wereldheersers, alle persoonlijkheden, alle zichtbare en onzichtbare dingen in de hemel en op aarde, beweging, ruimte, tijd, leven, dood, goed, kwaad, hemel en hel… Omdat God alle dingen perfect weet, weet Hij niets beter dan enig ander iets, maar Hij weet alle dingen even goed. Hij ontdekt nooit iets. Hij is nooit verrast, nooit verbaasd. Hij vraagt Zich nooit iets af, Hij is nooit op zoek naar informatie en stelt nooit vragen (behalve wanneer Hij iets aan mensen wil ontlokken voor hun eigen goed)’. Gods feitelijke kennis kunnen we vinden o.a. in de volgende passages van de Schrift: Ps.33:13-15; 139:2-5; 147:4-5; 46:9-10; Mal.3:16; Mat.6:8; 10:29-30; Hand.2:23; 15:8; Heb.4:3. Gods kennis van dingen die mogelijk zijn, is te zien in Jesaja 48:18 en Mattheüs 11:21. Zijn alwetendheid is eeuwig (Hand.15:18), onbegrijpelijk (Ps.139:6), en volmaakt wijs (Ps.104:24; Ef.3:10).

Er zijn drie aspecten van de Goddelijke alwetendheidvoorkennis, (a) zelfkennis, dat alles omvat, inclusief God Zelf; (b) alwetendheid, dat alles van de schepping omvat en (c) voorkennis, wat te maken heeft met van tevoren goddelijke bepalingen van Gods raad of voorzienigheid.

Is de duivel ook alwetend?

De duivel is een engel, een door God geschapen wezen, maar een gevallen engel. Vaak wordt daarvoor verwezen naar de volgende Bijbelteksten: ‘Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, in het dodenrijk wordt gij neergeworpen, in het diepste der groeve’ (Jes.14:12-15). En nog: ‘Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werdt, totdat er onrecht in u werd gevonden: door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde. Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, gij beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen. Trots was uw hart op uw schoonheid – met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan. Ter aarde wierp Ik u neer, en maakte u tot een schouwspel voor koningen om met leedvermaak naar u te zien. Door uw vele ongerechtigheden door het onrecht bij uw koophandel, hebt gij uw heiligdommen ontwijd. Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden – dat verteerde u! Ik maakte u tot as op de grond voor de ogen van allen die u zagen. Allen die onder de volken u kennen, ontzetten zich over u; een verschrikking zijt gij geworden, verdwenen zijt gij – voor altijd!’ (Ez.28:12-19).

De duivel is niet Almachtig, Alomtegenwoordig en ook niet Alwetend. Alwetendheid behoort in de geloofsleer bij de ‘onmededeelbare eigenschappen’ van God, dat wil zeggen die eigenschappen die Hij niet aan schepselen mededeelt. Wijsheid en verstand en dus ook kennis zijn mededeelbare eigenschappen. Daar kunnen wij dus ook iets van krijgen. Alwetendheid is dat niet. Omdat de duivel een schepsel en geen God is en hij van een andere schepping is dan wij, doet daar niets aan af. Alwetend is dus de duivel niet. De goede engelen evenmin. Binnen door God gestelde perken heeft de duivel grote macht en zal hij dus ook kunnen inspelen op wat wij bidden. Je ziet dat in het boek Job. Het is de Here die satan op zijn knecht Job wijst. Satan is van Job op de hoogte, zo blijkt. Satan meent echter te weten waarom Job zo godvruchtig is. Het zou enkel om meer bezit en welvaart gaan. Daarin is hij echter wel abuis. Hij verliest het geding met de Here dan ook glansloos.

Wat we verder lezen over het kennen van onze gedachten, is het volgende: God zegt dat alleen Hij onze gedachten kent, ons hart kent. Denk aan de volgende teksten. In I Koningen 8 vers 39 bidt Salomo: ‘Hoort Gij dan in de hemel, de vaste plaats van Uwer woning, en vergeef, grijp in, en vergeld ieder naar al zijn wegen, daar Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle mensenkinderen’. Verder lezen we (Jer.17:9): ‘Arglistig is het hart, boven alles, ja, verderfelijk is het’. En in een adem volgt de vraag: ‘Wie kan het kennen?’ Nu, het antwoord op die vraag is niet: de duivel kent het. Maar (vers 10): ‘Ik, de HERE, doorgrond het hart’. Misschien kunnen we ook hieruit de gevolgtrekking maken dat alleen de HERE onze gedachten kent.

De duivel de aanklager van de broeders

Het is uit Gods Woord bekend dat satan de gelovigen aanklaagt bij God en dat hij ook er niet te goed voor is om dat in het hart en het geweten van de gelovigen te doen (Op.12:10). Hij kent in ieder geval onze zwakke plekken en beproeft ons daarin onder het ziende oog van God. Ik houd het erop, dat de Here hem daartoe de ruimte kan geven, zonder dat dit impliceert dat satan alles weet en alles hoort en ziet. Dus ik zou zeggen: alleen als de Heere hem daartoe om enige bij Hem bekende reden de gelegenheid geeft.

Kent de duivel onze gedachten? Wat weet de duivel? Weet hij wat wij denken, of weet hij alleen wat wij openbaren, bekend maken? En in het tweede geval kun je denken aan daden en woorden, maar ook aan gelaatsuitdrukkingen en gebaren. Een voorbeeld: u staat voor de etalage te kijken naar mooie… De duivel weet nu dat u daarvan houdt, niet omdat hij uw gedachten kan lezen, maar omdat uw gedrag uw gedachten en begeerten verraadt. De Bijbel zegt ons niet direct wat de duivel wel en niet weet. Wel weten we dat de duivel op onderzoek uit is. Dat lezen we in Job 1:6-7: ‘Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan. En de Here zeide tot de satan: Vanwaar komt gij? En de satan antwoordde de Here: Van een zwerftocht over de aarde, die ik doorkruist heb’. Hetzelfde lezen we ook in 1Petr.5:8, waar de apostel zijn lezers oproept: ‘Weest nuchter, waakt’. En de reden voegt hij er meteen bij: ‘Want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoeken,- wie hij zou kunnen verslinden’.

Ook de gelijkenis van Mattheüs 13:24-30 lijkt dit te bevestigen: ‘Een andere gelijkenis hield Hij hun voor en zei: Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens, die goed zaad in zijn akker zaaide. Terwijl echter de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide dolik midden tussen de tarwe en ging weg’. De uitleg lezen we in vers 36-39: ‘En Zijn discipelen kwamen naar Hem toe en zeiden: Verklaar ons de gelijkenis van het dolik op de akker. Hij n antwoordde en zei: ‘Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen, de akker is de wereld, het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk, de dolik zijn de zonen van de boze, de vijand die het gezaaid heeft, is de duivel’.

Nog een ding is: als de duivel de gedachten van één mens kent, dan is het niet onaannemelijk te veronderstellen dat hij van alle mensen hun gedachten kent, en moeten we dan aan de duivel niet de Goddelijke eigenschap van alwetendheid toeschrijven? Het lijkt mij dat we mogen zeggen: de duivel kent onze gedachten niet. Maar niettemin weet hij heel wat van ons, genoeg om ons steeds weer te slim af te zijn, op onze zwakke kanten aan te vallen, en tot onze boezemzonden te verleiden.

Nog wat: wat maakt het voor verschil of de duivel onze gedachten wel kent of niet? Ik weet in ieder geval wel dat mijn God mijn gedachten kent. En dat is een troostrijke wetenschap. Daar spreekt David over in Psalm 139:1: ‘HERE, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd. Want er is geen woord op mijn tong, of, zie, Here, Gij kent het volkomen’. Dat is voor iemand die wat voor God wil verbergen, angstaanjagend en bedreigend, maar voor Gods kinderen die hun hemelse Vader ten volle vertrouwen, troostrijk en bevrijdend.

__________________________________________________________________________________________________________