'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
In het laatste hoofdstuk van de brief van Jakobus vinden we verschillende onderwerpen, maar de hoofdgedachte is toch wel de wederkomst van Jezus Christus (vs.7-9). Wanneer een gelovige met verlangen uitziet naar de komst van Christus zal dat in zijn leven zichtbaar worden (1Joh.3:3; Op.22:11). Welke dingen wil God, in deze laatste dagen vóór de komst van de Heer Jezus, die in ons leven toegepast worden?
In de dagen dat deze brief van Jakobus geschreven is waren er grote verschillen tussen rijk en arm, een middenklasse bestond in die tijd nauwelijks. Het lijkt erop dat het evangelie de boodschap van de armen aansprak, terwijl de rijken, Christus verwierpen de arme gelovigen onderdrukten.
De wederkomst van Christus
Het mag ons vreemd voorkomen dat in de begindagen van het christelijk geloof de wederkomst van Christus zo sterk benadrukt wordt. Vier keer wordt in dit laatste hoofdstuk gesproken over Jezus’ komst. (1) ‘U hebt schatten verzameld in de laatste dagen’ (5:3); (2) ‘Hebt dan geduld, broeders, tot de komst van de Heer’ (5:7); ‘De komst van de Heer is nabij’ (5:8); en tenslotte (4) ‘Zie, de Rechter staat voor de deur’ (5:9). We moeten in rekening brengen dat deze brief geschreven is in de jaren 40, aan christenen die nog verbonden waren met de synagoge (2:2) en nog vasthielden aan de Joodse wet (1:25; 2:8) en gebruiken (5:14). We dienen deze brief dan ook te zien als een overgangsbrief van het Jodendom naar het Christendom. Het onderwijs met betrekking tot de wederkomst van Christus is pas veel later door de apostel Paulus geopenbaard. We hoeven maar te denken aan het onderwijs daarover aan de gelovigen te Thessaloníki. Maar niet alleen de wederkomst, ook de bijzondere positie en de voorrechten, om niet te zeggen de verschillen, met de Gemeente in haar verbinding met haar verheerlijkte hoofd Jezus Christus in de hemel zijn pas van latere datum. Voor de eerste (joodse) gelovigen waren hun dagen, dagen die de eindtijd inluiden van het Joodse geloof en de begindagen van het christendom. Vandaag de dag is het andersom: onze tijd zijn de eindtijddagen van het christendom, voor het joods gelovig overblijfsel zijn het de begindagen. Het is opvallend dat de vier opmerkingen met betrekking tot de komst van de Heer ook nu nog hun geldigheid hebben.
Een woord voor de rijken
Jakobus somt verschillende zonden op die de rijken alleen maar die zouden hen brengen naar het komende oordeel. ‘Komaan, dan rijken, weent en jammert over de ellende die u zal overkomen’ (5:1).
Ten eerste noemt hij hamsteren (vs.1-3). Hij verkondigt dat de rijken hun rijkdom hadden vergaard, maar deze vervolgens opmaakten. Hun goud, zilver en kledingstukken (zie Mat.6:19-20) zouden alleen maar roesten en verteerd worden. Juist hun rijkdom getuigde van hun huidige egoïsme en zou bij het oordeel tegen hen getuigen. Ze hadden schatten verzameld, maar vergeten dat de ‘laatste dagen’ voor hen waren en dat het oordeel op komst was. Jakobus verwees mogelijk naar de naderende val van Jeruzalem.
De tweede zonde die hij noemt is het onthouden van loon (v.4); deze rijke mensen hadden de eerlijke lonen van de armen achtergehouden (zie Lev.19:13). Ze maakten gebruik van frauduleuze handelingen om deze lonen te stelen, maar hun zonden zouden hen vinden! We horen soms de Engelse uitdrukking ‘Geld praat!’ In dit geval riepen de gestolen lonen tot God om gerechtigheid, en de behoeftige arbeiders riepen ook tot God. ‘Heer Zebaoth’ (vs.4) betekent Heer van de legers’ en is de ‘strijdnaam’ van God. Zie Jes.1:9 en Rom.9:29. God zou met Zijn legers komen en deze dieven veroordelen!
De derde zonde die genoemd wordt is een buitensporig leven (vs. 5). Zeker, God wil dat wij genieten van de zegeningen van het leven (zie 1Tim.6:17), maar Hij wil niet dat zo’n leven verspillend en luxueus is en tegelijkertijd anderen in nood berooft. Deze mannen leefden in onnodige luxe en gaven slechts weinig uit, met geld dat niet rechtmatig van hen was. Jakobus vergelijkt ze met gevoelloos vee dat zichzelf zonder beperkingen voedt, zonder zich te realiseren dat ze alleen maar vetgemest worden voor de slacht! Zie Amos 4:1-3.
De laatste zonde is onrechtvaardigheid (vs.6). De rijken maakten misbruik van hun macht om de armen te misbruiken en te vermoorden. Deze christenen boden geen weerstand; zij lieten hun zaak in de handen van de rechtvaardige Rechter (zie Rom.12:17-21).
Een woord voor de arme
Jakobus moedigt deze lijdende christenen aan om hun ogen te richten op de belofte van de komst van Christus. Het woord ‘geduld’ (vs.8) betekent niet dat ze werkeloos moesten toekijken en niets moesten doen. In plaats daarvan draagt het woord het idee van volharding, het dragen van de lasten en het strijden van de strijd tot de Heer komt. Jakobus gebruikt verschillende illustraties om deze les over geduld duidelijk te maken.
(1) De boer (vs.7-8). De boer plant het zaad en bereidt de grond voor, maar oogst niet onmiddellijk. God stuurt de regen om de grond water te geven, en dan komt de oogst. (De vroege regen kwam in oktober en november en de late regen in april en mei). Toch moet de christen geduldig zijn, wetende dat ‘wij op de juiste tijd zullen oogsten, als wij niet bezwijken’ (Gal.6:9). Als u het goede zaad hebt gezaaid, zult u uiteindelijk een rijke oogst aan zegeningen binnenhalen, dus hebt geduld. Als anderen u uitbuiten, heb dan geduld: de Rechter staat voor de deur. Als u door beproevingen gaat, heb dan ook geduld: God zit nog steeds op de troon.
(2) De rechter (vs.9). Blijkbaar hadden hun beproevingen sommige christenen kritisch gemaakt, en kwamen er klagers in de kerk. Jakobus herinnert hen eraan dat zij niet mogen oordelen: Christus, de Rechter, staat aan de deur! Hij hoort wat er wordt gezegd, en Hij zal snel komen en de zaken rechtzetten. Mopperen en klagen is een ernstige zonde onder Gods volk. Als we ons allemaal zouden herinneren dat Christus komt, zouden we niet zo veel klagen en bekritiseren. ‘Zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?’ (Gen.18:25). ‘Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt u en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonden?’ (Op.6:10 zie ook Ps.13).
(3) De profeten (vs.10-11). Jakobus verwijst deze christenen naar de oudtestamentische gelovigen, die leden onder de handen van zondaars en toch hun beproevingen aan God overgaven en de overwinning behaalden. Job is het klassieke voorbeeld. God had een prachtig doel en resultaat in gedachten toen Hij toeliet dat Job werd berecht, ook al begreep Job niet wat God aan het doen was. Ongeacht welke beproevingen er in ons leven komen, we weten dat God vol liefde en barmhartigheid is en dat alle dingen meewerken ten goede.
Welke kwaliteiten heb ik nodig voor zending in China, vroeg een beginnende zendeling aan Hudson Taylor. Zijn antwoord was: ‘geduld, geduld en geduld!’
Een woord voor ons
In de eerste zes verzen worden de rijken aangesproken. Alleen leven om jezelf te verrijken is jezelf beroven van de ware rijkdom (1Tim.6:6-10, 17-19). Er komt slechts ellende van (Mat.19:34). God weet wat u nodig hebt en Hij zal erin voorzien als u Mattheus 6:33 in de praktijk brengt: ‘Zoekt echter eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.’ In Lukas 16:12-31 lezen we een geschiedenis van de zonden van een rijke man en het geduld van een arme Lazarus (zie ook Lukas 12:13-21). Hét voorbeeld hoe om te gaan met rijkdom, is de Heer Jezus die Zelf gezegd heeft: ‘Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen’ (Hand.20:35), Hij heeft Zichzelf gegeven: ‘want u kent de genade van Onze Heer Jezus Christus, dat Hij, terwijl Hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat u door zijn armoede rijk zou worden’ (2Kor.8:9). ‘Geef mij geen armoede of rijkdom, voorzie mij van het mij toegewezen deel aan brood’ (Spr.30:8). Het Nieuwe Testament vult het aan met: ‘Als wij echter voedsel en kleding hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn’ (1Tim.6:8).
In plaats van aardse rijkdom heeft God ons ‘gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten in Christus’ (Ef.1:3). Dat is rijkdom van de gelovige in de huidige tijd: geestelijke rijkdom! Die rijkdom bestaat uit het feit (1) dat wij uitverkoren zijn van vóór de grondlegging van de wereld; (2) dat God ons tevoren door Jezus Christus tot het zoonschap voor Zichzelf bestemd heeft; (3) dat Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde, in Wie wij (4) de verlossing hebben door zijn bloed; (5) de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom van zijn genade; Hij heeft ons (6) de verborgenheid van zijn wil bekend gemaakt. Christus in Hem, in Wie wij ook (7) erfgenamen zijn geworden. Heer, hoe rijk zijn wij in U!