Bijbel – Nieuwe Testament – Romeinen 11:16-24 – De olijfboom

31 oktober, 2024

Bijbelboeken: Romeinen

Bijbel – Nieuwe Testament

Romeinen 11:16-24

De olijfboom

 

De tekst

13 Tot u dan, de volken, zeg ik: Voor zover ik de apostel van de volken ben, verheerlijk ik mijn bediening,

  1. of ik op enigerlei wijze de jaloersheid mocht opwekken van mijn verwanten naar het vlees en enigen uit hen mocht behouden.

  2. Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal dan hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden?

  3. Immers, als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg, en als de wortel heilig is, dan ook de takken.

  4. En als enkele van de takken afgebroken zijn, en u, die een wilde olijfboom was, daartussen geënt bent en mededeelgenoot van de wortel en de vettigheid van de olijfboom bent geworden,

  5. beroem u dan niet tegen de takken; en als u zich beroemt, niet u draagt de wortel, maar de wortel u.

  6. U zult dan zeggen: Er zijn takken afgebroken, opdat ik zou worden geënt.

  7. Inderdaad! Zij zijn afgebroken door het ongeloof en u staat door het geloof.

  8. Wees niet hoogmoedig, maar vrees; want heeft God de natuurlijke takken niet gespaard, Hij mocht ook u niet sparen!

  9. Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God: strengheid over hen die gevallen zijn, maar goedertierenheid van God over u, als u in de goedertierenheid blijft; anders zult ook u worden afgehouwen.

  10. En ook zij zullen, als zij niet in het ongeloof blijven, weer geënt worden, want God is machtig hen opnieuw te enten.

  11. Want als u uit de van nature wilde olijfboom uitgehouwen en tegen de natuur op de edele olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn, op hun eigen olijfboom geënt worden.” (Romeinen 11:13-24)

Inleiding

We weten dat de apostel Paulus zorgdroeg voor de Gemeente van Jezus Christus (2Kor.11:28), en hij wilde dat de lokale Gemeente is Rome een plaats zou zijn waar gelovigen uit de Joden en de volken samen hun geloof konden belijden. Dat dit in de praktijk niet zo eenvoudig was blijkt wel uit Romeinen 14. De grondslag waarop ze samenkwamen was hun geloof in Christus, niet hun etnische afkomst of cultuur. God koos gelovigen uit de Joden en uit de volken opdat ze samen het Lichaam van Christus konden gaan vormen. “Immers, wij allen zijn door één Geest tot één lichaam gedoopt, hetzij Joden hetzij Grieken.” (1Kor.12:13)

“Tot u dan volken” zo begint Paulus zijn onderwijs in de voorgaande verzen (11:13), verwijzend naar de eerder gedane uitspraak “Maar door hun (Israëls) overtreding is de behoudenis tot de volken gekomen, om hun tot jaloersheid te wekken.” (11:11) “Want de genade van God heilbrengend voor alle mensen is verschenen.’ (Tit.2:11)

In dit gedeelte gebruikt Paulus twee beelden: (1) het deeg, en (2) de olijfboom waarvan sommige takken waren afgebroken en andere daartussen geënt.

Het deeg

Het “deeg” waarvan Paulus spreekt vinden we in Num.15:17-21 – “De Here nu sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land, waarheen Ik u brengen zal, Dan zult gij, wanneer gij van de spijs des lands eet, de Here een heffing geven. De eerstelingen van uw gerstemeel zult gij, in de vorm van een koek, als heffing geven; gelijk gij een heffing geeft van uw dorsvloer, zo zult gij het als een heffing geven. Van de eerstelingen van uw gerstemeel zult gij de Here een heffing geven, van geslacht tot geslacht.” (Neh.10:37; Ez.44:30)

Als we dit toepassen op de geschiedenis van Israël, begrijpen we Paulus’ argument. God accepteerde de grondlegger van de natie, Abraham, en zette daarmee ook zijn nakomelingen apart. God accepteerde ook de andere patriarchen, Isaak en Jakob, ondanks hun zonden of tekortkomingen. Dit betekent dat God de ‘rest van het deeg’ moet accepteren – de natie Israël.

De olijfboom

De olijfboom is een symbool voor het volk Israël (Jer.11:16-17; Hos.14:4-6). De wortels van de boom ondersteunen de boom; nogmaals, dit was een symbool van de patriarchen die de natie stichtten. God sloot Zijn verbonden met Abraham, Isaak en Jakob, en Hij kan het niet ontkennen of veranderen. Zo is het Gods belofte aan Abraham die Israël zelfs vandaag de dag in stand houdt.

Veel van het Joodse volk geloofden niet, Paulus beeldde hen af ​​als takken die van de boom waren afgebroken. Maar hij zag iets verbazingwekkends gebeuren: andere takken werden op de boom geënt om te delen in het leven van de boom. Deze takken waren de volken. In Romeinen 11:24 beschreef Paulus dit ‘enten’ als ‘tegen de natuur in’. Meestal wordt een gecultiveerde tak geënt op een wilde boom en deelt zijn leven zonder slechte vruchten voort te brengen. Maar in dit geval was het de ‘wilde tak’ (de heidenen) die op de goede boom werd geënt! ‘De redding is uit de Joden.’ (Johannes 4:22) Om te zeggen dat de olijfboom, met zijn natuurlijke en geënte takken, een beeld is van de Gemeente, zou een grote vergissing zijn. In de Gemeente is er “geen onderscheid”, gelovigen zijn “allen één in Christus” (Gal.3:28). God kijkt niet naar de leden van Christus’ lichaam en ziet hen als Joden of heidenen. De olijfboom illustreert de relatie tussen Jood en heiden in het programma van God. Het “breken van de takken” is het equivalent van “de val” (Rom.11:11), “de vermindering” (Rom.11:12), en “de verwerping” (Rom.11:15).

De takken

Zoals gezegd de boom met zijn wortels kunnen we zien als het geheel van de Abrahamitische zegeningen die betrekking hebben op het geestelijke of fysieke nageslacht van Abraham, maar waar alleen gelovige nazaten van Abraham deel aan krijgen. Immers “De heerlijkheid, de verbonden, de wetgeving, de dienst en de beloften; tot hen behoren de vaderen.” (Rom.9:5) “Wat de verkiezing betreft, geliefden ter wille van de vaderen.” (11:28) In het Oude Testament schonk God al deze zegeningen aan Israël, maar in de aartsvaders beloofde Hij ze ook aan de gelovige niet-joden (Gen.12:3; 18:18; 22:18; 26:4; 28:14; zie ook Hand.3:25; Rom.4:11; Gal.3:8). Alle takken, de natuurlijke en de geënte zijn kinderen van Abraham. De afgebroken zijn wel fysieke nakomelingen van Abraham maar geen geestelijke.

Waarschuwing

Paulus waarschuwde de heidenen dat zij verplichtingen hadden aan Israël, en daarom mochten zij niet hoogmoedig zijn over hun nieuwe geestelijke positie (Rom.11:18-21). De heidenen gingen Gods plan binnen vanwege geloof, niet vanwege iets goeds dat zij hadden gedaan. Het was louter genade gegrond op het werk van de Heer Jezus aan het kruis.

Ingelijfd in Israël?

Het bovenstaande geeft geen enkele aanleiding aan de gedachte van een ‘inlijving’ van de Gemeente in Israël. Zoals gesteld: de boom met zijn wortels is niet Israël maar is het geheel van de zegeningen gedaan aan Abraham en toegepast op de geestelijke nakomelingen van Abraham. De natuurlijke takken zijn Israël, de geënte takken is de Gemeente.

_____________________________________________________________________________________