Bijbel – Nieuwe Testament
Romeinen 11:16-24
De olijfboom
De tekst
13 Tot u dan, de volken, zeg ik: Voor zover ik de apostel van de volken ben, verheerlijk ik mijn bediening,
-
of ik op enigerlei wijze de jaloersheid mocht opwekken van mijn verwanten naar het vlees en enigen uit hen mocht behouden.
-
Want als hun verwerping de verzoening van de wereld is, wat zal dan hun aanneming anders zijn dan leven uit de doden?
-
Immers, als de eerstelingen heilig zijn, dan ook het deeg, en als de wortel heilig is, dan ook de takken.
-
En als enkele van de takken afgebroken zijn, en u, die een wilde olijfboom was, daartussen geënt bent en mededeelgenoot van de wortel en de vettigheid van de olijfboom bent geworden,
-
beroem u dan niet tegen de takken; en als u zich beroemt, niet u draagt de wortel, maar de wortel u.
-
U zult dan zeggen: Er zijn takken afgebroken, opdat ik zou worden geënt.
-
Inderdaad! Zij zijn afgebroken door het ongeloof en u staat door het geloof.
-
Wees niet hoogmoedig, maar vrees; want heeft God de natuurlijke takken niet gespaard, Hij mocht ook u niet sparen!
-
Zie dan de goedertierenheid en de strengheid van God: strengheid over hen die gevallen zijn, maar goedertierenheid van God over u, als u in de goedertierenheid blijft; anders zult ook u worden afgehouwen.
-
En ook zij zullen, als zij niet in het ongeloof blijven, weer geënt worden, want God is machtig hen opnieuw te enten.
-
Want als u uit de van nature wilde olijfboom uitgehouwen en tegen de natuur op de edele olijfboom geënt bent, hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn, op hun eigen olijfboom geënt worden.” (Romeinen 11:13-24)