'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar word veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.
‘Word toornig, en zondig niet; laat de zon over uw toorn niet ondergaan’
(Ef.4:26; Ps.4:5)
Oudere lezers zullen zich het volgende geestelijk lied uit de bundel van Johannes de Heer nog wel herinneren: ‘Ik wens te zijn als Jezus, Zo need’rig en zo goed; Zijn woorden waren vriend’lijk, Zijn stem was altijd zoet’. Maar klopt dat wel, waren Jezus’ woorden altijd zoet? Wanneer we de rede van de Heer Jezus tegen de schriftgeleerden en de farizeeën in het evangelie naar Mattheüs lezen (Mat.23), zien we een heel andere Jezus’ dan veel gelovigen denken. We zullen ontdekken in de drie gedeelten uit het evangelie naar Markus die we gaan bespreken dat de Heer Jezus ook met ‘heilige toorn’ vervuld kon en moest zijn en daarin mogen wij Hem volgen wanneer dat nodig is! (Ef.4:26).
Inleiding
Veel christenen hebben een verkeerd idee dat gelovigen met iedereen goed moeten kunnen opschieten en nooit op iemand boos mogen zijn. Maar de Bijbel leert ons dat er redenen kunnen zijn waardoor toorn niet alleen rechtvaardig is, maar ook vereist. Hen die elke vorm van toorn afwijzen verwijzen dan meestal naar de Heer Jezus; Die was toch altijd vriendelijk? Hoe dan ook, je hoeft niet veel in de evangeliën te lezen voordat je tot de ontdekking komt dat de Heer Jezus ook niet goed overeenkwam met iedereen. Hij werd ook boos, of toornig op bepaalde mensen in bepaalde situaties.
Natuurlijk wordt de Heer Jezus het meest in verband gebracht met zijn bewogenheid voor de verlorenen, hij was bedroefd over de mensen die Hij zag als schapen zonder herder (Mark.6:34). Hij was en is een liefdevolle Persoon voor de gevallen mens. Hoe het ook zij, we moeten niet zijn moed over het hoofd zien om de zaken te duiden die niet goed waren en zijn heilige toorn. God is licht, maar ook liefde, en de Heer Jezus als Zoon van God moest ook zijn verontwaardiging en toorn ten opzichte van de zonde tonen. Zou het dat niet doen dan zou Hij tekort doen aan Gods heiligheid en liefde. Veroordeling zonder liefde leidt tot onverdraagzaamheid. Liefde zonder veroordeling is slechts sentimenteel. Maar liefde plus veroordeling staat gelijk aan een juiste overtuigde bediening. En dat is wat de Heer Jezus uitstraalde hier op aarde.
Uiteraard, omdat Jezus veel van ons houdt, kan Hij geen boosheid in ons leven dulden. Wij dienen dezelfde houding te hebben… ‘Gij, die de Here liefhebt, haat het kwade’ (Ps.97:10). Wij dienen te strijden voor het geloof dat eenmaal aan de heiligen overgeleverd is Judas:3. Maar voor de waarheid opkomen en weerspreken wat niet juist is kan leiden tot vijandschap. De Heer Jezus, kwam ook niet overeen met iedereen, en van tijd tot tijd toonde Hij zijn heilige toorn tegenover de zonde en zondige mensen. Hij heeft het voorbeeld gegeven hoe te handelen in heilige toorn. Hij heeft ons de enige reden getoond voor heilige toorn, en dat is de zonde. Maar Hij heeft ons ook getoond hoe wij de heilige toorn op een gepaste manier kunnen toepassen.
Verharding van het hart
‘En Hij kwam opnieuw in de synagoge; en daar was een mens met een verschrompelde hand. En zij letten op Hem of Hij hem op de sabbat zou genezen, om Hem te kunnen aanklagen. En Hij zei tot de mens met de verschrompelde hand had: Kom in het midden staan! En Hij zei tot hen: Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad te doen, een leven te behouden of te doden? Maar zij zwegen. En Hij keek hen rondom met toorn aan, tegelijk bedroefd over de verharding van hun hart, en zei tot de mens: Strek uw hand uit. En hij strekte die uit en zijn hand werd hersteld. En de farizeeën gingen terstond naar buiten met de Herodianen en beraadslaagden tegen Hem, hoe zij Hem zouden ombrengen’ (Mark.3:1-6).
Van de kant van de farizeeën en schriftgeleerden heeft de Heer Jezus nooit iets goeds ervaren, integendeel (Luk.6:7), ook bij deze gelegenheid niet. Ze zochten altijd naar een gelegenheid om hem te doden. De Heer Jezus was van hun vijandschap op de hoogte; hij kende hun gedachten (Mat.12:25), maar was tevens bedroefd over de verharding van hun hart. Deze verharding kwam heel duidelijk naar voren in hun onwil om te geloven dat Hij de Messias was. ‘Maar hoewel Hij zoveel tekenen in hun bijzijn had gedaan, geloofden zij niet in Hem; opdat het woord van de profeet Jesaja werd vervuld, dat hij heeft gezegd: ‘Heer, wie heeft onze prediking geloofd? En aan wie is de arm van de Heer geopenbaard?’ Daarom konden zij niet geloven, opdat Jesaja opnieuw heeft gezegd: ‘Hij heeft hun ogen verblind en hun hart verhard, opdat zij niet met hun ogen zien en met hun hart begrijpen en zich bekeren, en Ik hen gezond maak’ (Joh.12:37-40). De verharding door God komt nadat zij zich hadden verhard! (Vgl. Ex.7:13,22; 8:15,19,32: 9:7 betreffende de verharding van farao en in 9:12 de verharding door de Here plaatsvond).
Tevens zien we in dit gedeelte dat het vasthouden aan regels voor de Farizeeën belangrijker was, dan de genezing van de verlamde man. In het evangelie naar Mattheüs lezen we dat de Heer Jezus tot hen zei: ‘Welk mens onder u die één schaap heeft, zal het niet, als het op een sabbat in een kuil valt, grijpen en eruit tillen? Hoeveel gaat niet een mens een schaap te boven! Daarom is het geoorloofd op de sabbatdagen goed te doen’. Wat was het resultaat? ‘De farizeeën nu gingen naar buiten en beraadslaagden tegen Hem dat zij Hem zouden ombrengen (Mat.12:11-14).
Hoogmoed
‘En zij brachten kinderen bij Hem, opdat Hij hen zou aanraken; de discipelen echter bestraften hen. Toen Jezus echter dit zag, nam Hij het hun zeer kwalijk en zei bestraffend tot hen: Laat de kinderen bij Mij komen, verhindert ze niet, want van de zodanigen is het koninkrijk van God. Voorwaar, Ik zeg u: wie het Koninkrijk van God niet ontvangt als een kind, zal er geenszins binnengaan. En Hij nam ze in zijn armen, legde zijn handen op hen en zegende hen’ (Mark.10:13-16).
De volgende gelegenheid waar we zien dat de Heer Jezus ontstemd was over een voorval, is het bekende gedeelte waar de Heer Jezus de kinderen tot zich roept en zegent. Wie brachten de kinderen bij Jezus, waren het de moeders of de ouders? Het woordje ‘hen’ in vers 13 is een mannelijke vorm, dus zijn het niet uitsluitend de moeders, maar ook de vaders. Het was in Jezus’ tijd gebruikelijk dat de ouders hun kinderen bij de plaatselijke rabbi brachten voor een zegen. In navolging daarvan mogen ook wij onze kinderen bij dé Rabbi brengen voor een zegen over hun leven. En dat niet eenmaal als ze, zoals de kinderen in sommige gemeenten eenmalig worden opgedragen, maar regelmatig, zoals Job het deed in zijn tijd (Job 1:5). Trouwens we mogen dit gedeelte ook niet uitleggen als ‘bewijs’ om kinderen te dopen. Als datt wel zo was, waarom hielden de discipelen hen dan tegen? Toen de kinderen bij Jezus werden gebracht werden ze verhinderd door de discipelen. De reden blijft voor ons verborgen, maar uit het gegeven dat de Heer Jezus ze bestraft, blijkt wel dat ze niet op de hoogte waren de wil van hun Meester. Hadden ze Hem niet beter eerst moeten vragen, in plaats van naar eigen inzicht te werk gaan? Was het ook niet hun hoogmoed die hun parten speelde, en waren ze van mening dat zij de beslissingen konden nemen in plaats van hun Meester? In elk geval de Heer Jezus neemt het hun zeer kwalijk dat ze wilden verhinderen dat de kinderen tot Hem gebracht werden, en spreekt hen bestraffend toe. Dit is de enige gelegenheid dat de Heer Jezus op zo’n krachtige manier tot zijn discipelen spreekt. Kinderen waren voor de Heer Jezus belangrijk, en moeten wij niet allemaal worden als de kinderen? (Vs.15).
Huichelarij
‘En zij kwamen in Jeruzalem; en toen Hij de tempel was ingegaan was, begon Hij hen die verkochten en kochten in de tempel, uit te drijven; en de tafels van de wisselaars en de stoelen van hen die de duiven verkochten, keerde Hij om; en Hij liet niet toe dat iemand een voorwerp door de tempel droeg. En Hij leerde ze en zei tot hen: Staat er niet geschreven: ‘Mijn huis zal een huis van gebed worden genoemd voor alle volken? U hebt er echter een rovershol van gemaakt’. En de overpriesters en de schriftgeleerden hoorden het en zochten hoe zij Hem zouden ombrengen, want zij waren bang voor Hem, want de hele menigte stond versteld stond over Zijn leer’ (Mark.11:15-18).
Hier zien we de Heer Jezus in een totaal andere situatie en houding. Zo barmhartig en bewogen Hij was voor de kinderen en de man met de verschrompelde hand, zo vol ‘heilige’ toorn (Ef.4:29) reageerde Hij op de situatie die Hij in de tempel vond. De Heer Jezus werd toornig, maar zondigde niet. Hier was het nodig om terecht verontwaardigd te zijn. Ook gelovigen mogen terecht verontwaardigd zijn over onrecht en zonde maar dat wel op een gepaste manier te kennen geven. En waarom was de Heer Jezus hier vertoornd en reinigde Hij de tempel op een nogal heftige wijze? Omdat de geestelijke leiders van het volk, wat een huis van gebed zou moeten zijn, tot een rovershol hadden gemaakt! Want de geldwisselaars en de verkopers van offerdieren, maakten daar grote winsten. God had het volk de Wet gegeven en instructies hoe Hij wilde dat ze Hem zouden dienen, maar moest de Heer Jezus bij een andere gelegenheid zeggen: ‘Tevergeefs eren zij Mij door leringen te onderwijzen die geboden van mensen zijn’ (Mark.7:7). In Jezus’ tijd hadden ze de dienst aan God omgevormd tot een religieus system bestemd voor hun eigen voordeel. Ze hadden het huis van God gemaakt tot een rovershol! Hoe waren de woorden van de psalmist, toegepast op de Heer Jezus waar! Hij had profetisch gesproken: ‘Want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd; al de smaad van wie U smaden, is op mij gevallen’ (Ps.69:10). Ook merken we weer op de hardheid van hart van de religieuze leiders en dat ze er voortdurend op uit waren om Jezus om te brengen; Hem het zwijgen op leggen.
Tenslotte
Verharde harten, hoogmoed en huichelarij komen niet alleen bij ongelovigen voor, maar kunnen ook een plaats hebben in het leven van een gelovige. Zoals de Heer zulke zonden niet tolereerde bij zijn verbondsvolk Israël, ook niet bij ons zijn volgelingen en kinderen. De toorn van Jezus was erop gericht om de leiders van het volk tot andere gedachten te brengen. Ze haatten het licht en bleven daarom in de duisternis vanwege hun verhard hart, hoogmoed en huichelarij. Nee, Jezus’ ‘stem was niet altijd zoet’ want de eer van God, zijn Vader, stond voor Hem op de eerste plaats.