‘Daarom zal Ik aldus met u doen, o Israël. Omdat Ik dan dit met u doen zal, bereid u om uw God te ontmoeten, o Israël.’
Inleiding
Het is ongeveer vijfentwintig jaar voor de val van Jeruzalem. We bezoeken de stad Betel, waar koning Jerobeam II zijn privékapel heeft en waar Amazia de priester is. Het volk geniet van de vrede en voorspoed; in feite, ze leven in luxe. De indrukwekkende dienst staat op het punt te beginnen, Amazia is aanwezig, wanneer we een opschudding horen buiten de kapel. ‘Wee degenen die het in Sion gemakkelijk hebben’ roept iemand, ‘God zal zijn oordeel uitstorten op deze zondige natie.’ We rennen naar buiten, en vinden daar een boer, een ‘heuvelprediker’ van Tekoa, genaamd Amos (‘last’). Hij is geen professionele prediker, zijn vader was ook geen profeet en bezocht ook geen profetenschool (7:10-17). Maar hij is een man Gods met een boodschap van God, en hij waarschuwt het volk Israël dat het oordeel eraan komt! Hij gebruikt het woord ‘ballingschap’ meerdere keren (5:5,27; 6:7; 7:17). Stop eens en luister naar deze herder-landbouwer en probeer zijn boodschap die hij brengt te verstaan.
Amos kijkt rond (1-2)
Voordat Amos zijn boodschap begint kijkt hij rond en ziet hij allerlei volken en vermeld acht oordelen. Vers 2 maakt duidelijk dat God brult in toorn, zoals een leeuw op zijn prooi spring (zie 3:8). Amos begint met Syrië (1:3-5) en beschuldigd hen van verschrikkelijke wreedheid in de oorlog. Dan richt hij zich tot de Filistijnen (Gaza, 1:6-8) en veroordeeld hen van de zonde van slavernij. De Feniciërs zijn de volgende (Tyrus, 1:9-10), en ook zij worden beschuldigd van slavernij. Israëls oude vijand Edom wordt beschuldigd van gebrek aan medelijden en van een constante haat (1:11-12). Ammon wordt veroordeeld vanwege bittere wreedheid en egoïstische hebzucht (1:13-15); Moab voor wreedheid ten opzichte van Edom (2:1-3); en Juda voor het verwerpen van Gods wet (2:4-5).
Hun buren worden veroordeeld, maar daarbij blijft het niet. Er is ook oordeel voor Israël! In 2:6-16 vermeld de profeet de zonden van het volk; omkoping, hebzucht, overspel, immoraliteit, egoïsme, ondankbaarheid, dronkenschap (zelfs de Nazireeërs dwingen ze om te drinken (vs.12)) en het verwerpen van Gods openbaring. Amos roept uit ‘Ik bezwijk onder de last! (Amos’ naam betekent ‘last’) Hoe kan God ooit zo’n zondig volk vergeven? Wacht er even mee dit volk te veroordelen, want we kunnen beter eerst naar ons eigen land en hart kijken, want ook wij kunnen schuldig zijn aan dezelfde zonden.
Amos kijkt naar binnen (3 – 6)
Nadat Amos het oordeel over de naties heeft aangekondigd, kijkt hij nu in de harten van de mensen en legt uit waarom dit oordeel eraan komt. Bedenk dat Israël een tijd van vrede, voorspoed en religieuze opleving genoot. Mensen woonden religieuze diensten bij en brachten genereuze offers. Maar de ware dienaren van God kijken niet naar het uiterlijk; ze kijken naar het hart. In deze hoofdstukken houdt Amos drie toespraken, elk voorafgegaan door: ‘Hoort dit woord’ (3:1; 4:1; 5/1).
Een informatieve boodschap (3:1-15).
‘Hoe kan God een oordeel over ons zenden?’ De mensen vroegen: ‘Zijn wij niet Zijn uitverkoren volk?’ Maar dat was juist de reden voor het oordeel. Waar er voorrechten zijn, moet er ook verantwoordelijkheid zijn; de verzen 1-2 maken dit duidelijk. Amos gebruikt een argument van oorzaak en gevolg. Als twee mensen samengaan, moeten ze een afspraak hebben (vs.3). Als een leeuw brult, heeft hij een prooi (vs.4). Als een vogel in de val zit, heeft iemand de val gezet (vs.5). Als de bazuin klinkt, is er een ramp nabij (vs.6). Als de profeet predikt, heeft God hem gestuurd (vs.7). Dan kondigt Amos aan dat de Assyriërs komen om de natie te vernietigen (vv. 9-15), en de heilige diensten in Bethel zullen hen niet tegenhouden. Helaas, de zomerhuizen en winterhuizen (wat een luxe!) zullen allemaal vernietigd worden.
Een beschuldigende boodschap (4:1-13)
De onverschrokken profeet ‘begint zich nu te bemoeien’ en begint zonden te benoemen. Hij noemt de vrouwen die in achteloze luxeleven ‘koeien van Basan’. Zie hoe ze tegen hun echtgenoten zeggen dat ze meer drankjes moeten brengen. Amos is niet onder de indruk van de religie op Bethel; voor hem is het gewoon nog weer een zonde op hun rekening. God heeft zijn waarschuwingen naar hen gestuurd (vv. 6-11), maar ze wilden niet luisteren. Hij had de beste van hun jonge mannen meegenomen om in de oorlog te sterven (4:10), maar nog steeds bekeerde de natie zich niet. Vijf keer lezen we: ‘Gij hebt u niet tot Mij bekeerd’ (4:6, 8, 9, 10, 11). God zou niet langer meer gebruik maken van natuurrampen. Nu zou Hij Zelf komen (vs.12). ‘Bereid je voor om je God te ontmoeten, o Israël!’
Een boodschap als een klaagzang (5:1-6:14).
Amos huilt als hij nadenkt over de oordelen die over zijn land komen. Vers 3 suggereert dat 90 procent van de mensen zal sterven. Let op de herhaling van het woord ‘zoekt’ (5:4, 6, 14). ‘Zoek geen religieuze diensten; zoek de Heer!’ Er waren sommigen in het land die zeiden: ‘De dag van de Heer zal komen en dan zal God ons bevrijden.’ (5:18-20) Ze realiseerden zich niet dat de Dag des Heren zowel voor hen als voor hun vijanden een tijd van oordeel zou zijn. Zij lijken op de hedendaagse christenen die ‘verlangen’ naar de wederkomst van Christus, maar toch niet voorbereid zijn om de Heer te ontmoeten. In 5:24 vinden we het sleutelvers van het boek: ‘Maar laat het recht als water golven, en gerechtigheid als een immer vloeiende beek.’ Amos verlangde ernaar dat de natie God zou gehoorzamen en Zijn gerechtigheid in het land zou uitvoeren. In hoofdstuk 6 blijft Amos huilen over de zonden van het volk: onverschilligheid en toegeeflijkheid (vv. 1-6); onrechtvaardigheid, immoraliteit en afgoderij (vv. 7-14). ‘De zorgelozen in Sion.’ (6:1) – wat een beschrijving van sommige gelovigen vandaag de dag!
Amos kijkt naar voren (7-9)
In het laatste gedeelte van zijn boodschap aanschouwt Amos vijf visioenen, en uit deze visioenen ontdekt hij wat God met de natie zal doen: (1) Visioen van de sprinkhaan (7:1-3) – De sprinkhanen staan op het punt de oogst te vernietigen, maar Amos komt tussenbeide, en de Heer houdt hen tegen. (2) Visioen van vuur (7:4-6) – Een vreselijke droogte overvalt het land; de profeet bidt, en God bevrijdt het land. (3) Visie van het schietlood (7:7-9) – De Heer staat naast (niet ‘op’) de muur en test of deze recht is. God meet Israël, en zij voldoet niet aan Zijn Woord; daarom komt het oordeel. Op dit punt van Amos’ boodschap kon de ‘staatspriester’ Amazia er niet meer tegen, en hij onderbrak: ‘Je bent niet patriottisch!’ Neem je ‘’zeepkist’ en ga terug naar de heuvels om te prediken.’ Amos was niet bang. Hij zei tegen de valse priester: ‘God heeft mij geroepen om te prediken, en ik moet gehoorzamen. Wat jou betreft, Amazia, jij zult boeten voor je compromissen en zonden, want je vrouw zal een hoer worden en je familie zal sterven door het zwaard.’ (4) Visioen van de zomervrucht (8:1-14) – ‘Het einde is gekomen! Israël is net als zomerfruit rijp voor het oordeel.’ Opnieuw in vv. 4-14 noemt de profeet de zonde van het volk: het beroven van de armen van hun huizen (8:4); klagen over heilige dagen die de zaken verstoren (8:5); het vaststellen van buitensporige prijzen die de armen schade berokkenen (8:6). God waarschuwt dat Hij Zijn toorn over de mensen zal zenden, niet alleen door natuurrampen, maar ook door honger naar het Woord van God. Ze wilden niet naar het Woord luisteren toen ze de kans hadden; daarom zal Hij zijn Woord van hen wegnemen. Op die dag zullen hun afgoden van Dan en Berseba hen geen goed doen (8:14). (5) Visioen van altaar (9:1-10) – Maar Amos ziet nu de Heer Zelf, en niet één of ander symbool. Waarom staat God bij het altaar? Omdat het oordeel begint bij het huis van God (1Petr.4:17). De mensen waren uiterlijk godsdienstig geweest, maar ze waren niet oprecht vanuit hun hart. God geeft opdracht om de deurposten kapot te maken – en het dak stort in. De verzen 8-9 vatten samen wat God van plan is te doen. Hij vergelijkt het komende oordeel met het ziften van het graan (zie Luk.22:31-34). Het goede zaad (de ware gelovigen, het gelovige overblijfsel) zal gered worden, maar het kaf zal verbrand worden.
Tenslotte
Amos sluit af met een boodschap van overwinning, want in 9:11-15 hebben we de belofte van het toekomstig herstel van het volk. De verzen 11-12 worden geciteerd in Handelingen 15:14-18 tijdens de eerste ‘kerkconferentie’. Vandaag roept God uit de volkeren een volk voor Zijn naam, de Gemeente; maar wanneer de Gemeente voltooid is, zal Hij terugkeren en de tabernakel (huis) van David herstellen en er het Joodse koninkrijk vestigen. Het land zal weer vruchtbaar worden en de mensen zullen voor altijd gezegend worden.
‘Dan zal Ik hen planten in hun grond, en zij zullen niet meer worden uitgerukt uit de grond die Ik hun gegeven heb, zegt de Here, uw God.’ (9:15)