'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wees niet bevreesd, want Ik ben met u, wees niet verschrikt, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met Mijn rechterhand, die gerechtigheid werkt.
In de hoofdstukken 5-10 staan vier feesten centraal.
Het eerste feest – Hoofdstuk 5-6
De Joden en Ester hadden drie dagen gevast en gebeden, de tijd was aangebroken om in geloof naar buiten te treden en voorbede te doen voor de troon van de koning. De oosterse heersers waren bijna als goden voor hun volk, en hun bevelen, goed of fout, moesten worden gehoorzaamd. Esther nam haar leven in haar handen, maar ze had eerder haar leven al in Gods handen gelegd. Zodra ze bij de ingang van de troonzaal verscheen, hief de koning zijn gouden scepter op en riep haar binnen! ‘Het hart van de koning is in de hand des Heren als waterbeken, Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt’ (Spr.21:1). Ester handelde heel verstandig en vertelde Xerxes niet onmiddellijk haar ware verzoek. In plaats daarvan nodigde ze hem en Haman diezelfde dag uit voor een banket. Ze kende de zwakte van de koning op het gebied van eten en drinken en met vrouwelijke intuïtie bereidde ze hem voor op het belangrijke verzoek. Bovendien gaf ze Haman een vals gevoel van veiligheid door hem erbij te betrekken. Na een aantal gangen van de maaltijd was het de tijd voor de wijnsessie, een tijd waarin de koning buitengewoon gelukkig en toegankelijk zou zijn. Hij wist dat Ester iets op haar hart had, dus vroeg hij er naar. Maar de wijze koningin stelde het nog een dag uit, en de koning gaf toe aan haar wensen. Haman ging opgetogen naar huis, opgeblazen van trots dat hij kon genieten van zo’n exclusief banket van koninklijke allure. Maar zijn vrede en veiligheid zouden niet lang duren; het lot van Haman stond al vast. Er was maar één ding dat die dag voor Haman verpestte: hij moest de jood Mordechai bij de poort zien, en die weigerde voor hem te buigen. In zijn trots en woede besloot Haman een aanklacht tegen Mordechai in te dienen en hem te laten executeren. Net als Adam luisterde Haman naar zijn vrouw en volgde haar advies op. Hij liet een galg van 22 meter hoog oprichten, met de bedoeling Mordechai te laten ophangen. Door de hoogte van de galg kon de hele stad het slachtoffer zien; in feite lijken de dienaren van de koning in 7:9-10 aan te geven dat de galg zelfs vanuit het paleis te zien was. Hamans vreselijke vreugde zou niet lang duren, want in hoofdstuk 6 zien we dat Mordechai beloond wordt voor het redden van het leven van de koning. Misschien had Mordechai gemediteerd over Psalm 37:1-15; hij wist dat God hem op een dag zou eren voor zijn goede daad. Maar bedenk eens hoe vernederd Hamas moet zijn geweest! Deze gebeurtenis had hem nederig moeten maken en hem moeten dwingen zijn kwade plannen te veranderen. Zijn vrouw waarschuwde hem zelfs dat hij de Joden nu niet meer kon overwinnen. Terwijl Haman en zijn vrouw de kwestie bespraken, kwam een bediende Haman halen voor het tweede feestmaal.
Het tweede feest – Hoofdstuk 7
Het conflict tussen Haman en Mordechai en het feit van Hamans uiteindelijke ondergang, zijn een perfecte illustratie van Psalm 37. Lees deze Psalm aandachtig en zie hoe deze op deze situatie toegepast kan worden. Lees ook Psalm 73. Haman kwam naar het feest, zonder enige twijfel, met angst en beven in zijn hart. Het was echter te laat; zijn zonde zou hem ontdekken. Zie Spreuken 16:18 en 18:12. De koning vroeg Ester om haar verzoek, en deze keer opende ze haar hart om te pleiten voor de redding van haar volk. Merk op dat ze precies dezelfde woorden gebruikt als het besluit van de koning in vers 4; zie 3:13. Ongetwijfeld had ze het decreet vaak gelezen en ‘voor de Heer uitgespreid’. De koning was verbaasd en ontdekte dat ze een jodin was. Wat hem wel verbaasde, was dat zo’n slechte man bij hem in dienst was. En de koning was nog meer geschokt toen hij ontdekte dat Haman de vijand was! Hoe blind was deze vorst voor het ware karakter van de mensen om hem heen. Hij hield de godvruchtige en wijze Mordechai buiten de poort, maar hij liet Haman in het paleis toe. Geen wonder dat de koning later werd vermoord. ‘De grimmigheid van de koning is een voorbode van de dood’ (Spr.16:14). De koning was zo verontrust dat hij de feestzaal verliet en naar de tuin ging. Dit gaf de kwaadaardige Haman de gelegenheid om zich voor de koningin te vernederen en haar om genade te smeken. Haman was zo ijverig in zijn smeekbede dat hij op de bank van de koningin viel, en dit was te veel voor de koning. Hij beval de man te executeren, en dat moest gebeuren aan dezelfde boom die Haman voor Mordechai had klaargemaakt! ’De rechtvaardige wordt uit benauwdheid gered, en dan komt de goddeloze in zijn plaats’ (Spr.11:8). De bedienden wilden maar al te graag gehoorzamen, want Haman had tijdens zijn zelfzuchtige, trotse bestuur veel vijanden gemaakt.
Het derde feest – Hoofdstuk 8-10
Toen Haman eenmaal uit de weg was, heerste er vrede in het paleis. Mordechai kreeg de autoriteit die ooit Haman had, en inmiddels wist iedereen dat Ester een jodin was. Er bleef echter één probleem bestaan: de koning kon zijn decreet niet intrekken en de Joden zouden binnen negen maanden worden beroofd en vermoord (Vergelijk 8:8 met 3:13). We kunnen hier zeker de voorzienigheid van God zien in het werpen van het lot (3:7), want het bood de koning de gelegenheid om het nieuwe besluit door het hele rijk te verspreiden. Ester smeekte de koning opnieuw om op te treden voor de redding van haar volk. De koning wendde zich tot Mordechai en gaf hem de bevoegdheid om voor hem op te treden. Het nieuwe decreet stond de Joden toe zichzelf te beschermen en iedereen in het koninkrijk te vernietigen die een vijand van de Joden was. De koning heeft de oude wet niet ingetrokken; hij vaardigde slechts een nieuwe wet uit die deze verving. Dit is ook waar in het christelijke leven; de wet van zonde en dood is overwonnen door de wet van de Geest van leven in Christus (Rom.8:1-12).
De verzen 10-14 zijn een prachtige illustratie van de verspreiding van het Evangelie. Deze boodschap was een kwestie van leven en dood! De Schriftgeleerden haastten zich en schreven de berichten op, en de officiële ambassadeurs haastten zich tevens om de boodschap naar alle uithoeken van het koninkrijk te brengen. Als christenen vandaag de dag maar half zo graag de boodschap van het Evangelie zouden willen verspreiden, zouden meer zielen gered worden van de eeuwige dood (Zie Spr. 24:11-12). In feite noemden veel Perzen zichzelf Joods om aan hun straf te ontkomen! Toen de twaalfde maand aanbrak (Hoofdstuk 9), waren de Joden klaar voor de overwinning; zij hadden het edict van de koning aan hun zijde. Honderden vijanden van de Joden werden gedood, waaronder de tien zonen van Haman (9:6-10). In de Hebreeuwse Bijbel staan de namen van deze tien zonen vermeld in een lange kolom. Merk op dat de Joden geen enkele buit namen (vs.10), hoewel het decreet in 8:11 dit wel toestond. Zeker, hun vijanden zouden de rijkdommen van de Joden hebben afgepakt, zoals de koning bevolen had (3:13), maar Gods volk moet bewijzen dat het beter is dan zijn vijanden. Vers 10 stelt dat 75.000 van hun vijanden werden gedood. Op de veertiende dag van de maand rustten de Joden en verheugden zich over Gods bevrijding. Mordechai voelde zich geleid om de veertiende en de vijftiende dag van de twaalfde maand een feestdag voor de Joden te maken om de grote bevrijding te herdenken; en tot op de dag van vandaag vieren de Joden het feest van Poeriem. Vers 2b legt de betekenis van Poeriem uit. Het is het meervoud ‘pur’, wat Hebreeuws is voor ‘lot’ (zie 3:7). Hoewel we in het Oude Testament geen goddelijke verplichting vinden om dit feest te vieren, wordt het al eeuwenlang gevierd en is het een getuigenis van de kracht van God en de genade van God jegens Zijn volk.
Tenslotte
Het boek sluit af met een verslag van de promotie en voorspoed van Mordechai, de man van geloof die Gods beloften geloofde en durfde te handelen. Natuurlijk mogen we Ester niet vergeten, die alles gaf om haar volk te redden. Het hele boek Ester is een prachtig getuigenis van de allesoverheersende macht en voorzienigheid van God. Romeinen 8:23 wordt door dit boek geïllustreerd.