Dagelijks Brood – Nummer 6 – Maleachi 3:16 – De Here bemerkte het toch!

20 januari, 2024

Rubrieken: Dagelijks Brood

Dagelijks brood

Nummer 6 – Maleachi 3:16

‘De Here bemerkte het toch!’

‘Dagelijks Brood’ bestaat uit een reeks korte artikelen uit het Oude en Nieuwe Testament die het karakter hebben

van een geestelijke boodschap voor het dagelijks geloofsleventer bemoediging, vertroosting of lering.

Inleiding

De naam Maleachi betekent ‘Mijn boodschapper’ (3:1). Hij is de laatste van de ‘schrijvende’ profeten, maar over zichzelf schreef hij niets. We hebben geen Bijbelse informatie over zijn afkomst, roeping of persoonlijk leven. Maar het belangrijkste van de boodschapper is de boodschap zelf die hij bracht! Maleachi diende de teruggekeerde Joodse natie, ongeveer 400 jaar voor Christus. De zonden van het volk en geestelijken die hij beschrijft kunnen we vinden in Nehemia 13:10-30. Maleachi richt zijn eerste boodschap aan de priesters, en dan aan het volk. ‘Zo priester, zo volk!’ Als Maleachi Gods Woord verkondigde antwoorden de mensen door te argumenteren. Let maar op het voortdurende ‘Waarmee?’ (1:2, 6-7; 2:17; 3:7-8, 13). Het is gevaarlijk als mensen beginnen te discuteren met God en proberen hun zondige wandel te verdedigen.

God lijkt om naar zijn volk

Hoe ver het volk ook van God is afgeweken, er is altijd een overblijfsel! In een eindtijd, zoals dat ten tijde van het optreden van Maleachi het geval was, wordt onderscheid gemaakt tussen de rechtvaardige en de goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient! (Mal.3:18). Dat was toen zo, en nu is het niet anders (Op.22:11). Dit wordt bevestigd door het Nieuwe Testament: ‘Want er zal een tijd zijn dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen; en zij zullen het oor van de waarheid afkeren en zich tot de fabels wenden’ (2Tim.4:3-4). Ook al waren de geestelijke leiders en het grootste gedeelte van het volk van God afgeweken, toch gaf Hij acht op de getrouwen, zij die de Here vrezen (3:16). Van hen werd er een gedenkboek voor Gods aangezicht geschreven, ten goede van hen die de Here vrezen en zijn naam in ere houden.

God is niet onder de indruk van aantallen

Grote kerken, kathedralen, imposante gebouwen, kostbare gewaden, pracht en praal of aantallen, daar raakt God niet van onder de indruk. Want Hij woont bij de nederigen van hart. ‘Want zo zegt de Hoge en Verhevene, die in eeuwigheid troont en wiens naam de Heilige is: In den hoge en in het heilige woon Ik en bij de verbrijzelde en nederige van geest, om de geest der nederigen en het hart der verbrijzelden te doen opleven’ (Jes.57:15). De Here verminderde Gideons leger van tweeëndertigduizend tot driehonderd. ‘Toen zeide de Here tot Gideon: Door de driehonderd mannen, die geslurpt hebben, zal Ik u verlossen’ (Richt.7:7). En Jonatan zei tot zijn wapendrager, de Here kan evengoed verlossen door weinigen als door velen’ (1Sam.14:6). ‘Want wie veracht de dag der kleine dingen?’ (Zach.4:10). De gemeente van Filadelfia kreeg bijzondere aandacht en beloften: ‘Ik weet uw werken: zie, Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet verloochend’ (Op.3:8).

God weet en vermeld wat zijn volk denkt, zegt en doet

‘Geen schepsel is voor Hem onzichtbaar, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de ogen van Hem met Wie wij te doen hebben’ (Heb.4:13). Hierboven hebben we gelezen dat er een gedenkboek voor Gods aangezicht is geschreven. God is niet alleen van alles op de hoogte hij gedenkt ze ook, gebeurtenissen die wij missen allang vergeten zijn, zijn bij Hem bekend. ‘Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd’ (Ps.139:3). ‘God is niet onrechtvaardig om uw werk te vergeten’ (Heb.6:10), daarom weten we dat onze arbeid voor de Heer niet vergeefs is (1Kor.15:58). Davids zei: ‘Mijn omzwerving hebt Gij te boek gesteld, doe mijn tranen in uw kruik; zijn zij niet in uw boek? (Ps.56:9). Verborgen aanwezig deelt Hij ons bestaan; Ik ben met u!

God beloont de getrouwen

‘Zie, Ik kom spoedig, en mijn loon is bij Mij, om ieder te vergelden zoals zijn werk is’ (Op.22:12). Dat we worden behouden is genade (Ef.2:8), maar dat wil niet zeggen er geen beloning mogelijk is. Aan de getrouwen in Maleachi ’s tijd werd gezegd tot hen die de Here vrezen: ‘Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de Here der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En Ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient’ (Mal.3:17).

Op de dag dat ‘alle gelovigen geopenbaard zullen worden voor de rechterstoel van Christus, ontvangen ze wat ze in hun lichaam hebben gedaan, hetzij goed hetzij kwaad (2Kor.5:10). Dat wil zeggen dat we niet alleen rekenschap zullen moeten afleggen, maar ook dat we beloond worden. En wie plant en wie begiet zijn één; maar ieder zal zijn eigen loon ontvangen naar zijn eigen arbeid’ (1Kor.3:8).

___________________________________________________________________________________________________