Bijbel – Oude Testament – Jesaja 52-13-15 – 53:1-12 – Een Man van Smarten

26 maart, 2024

Bijbelboeken: Jesaja

Bijbel – Oude Testament

Jesaja 52:13-15 – 53:1-12

Een Man van Smarten

Voorwoord

Er zijn zeventien verwijzingen in Jesaja van de vermelding ‘Gods dienstknecht’. In dertien gevallen slaat het op het volk (43:10; 44:1-2,21,26; 45:4;48:20; 49:3, 5-7). In vier gevallen is de Heer Jezus bedoeld (42:1,19; 52:13-53:11). Het gedeelte van Jesaja 52:13 tot 53:12 is een levendige beschrijving van het lijden, dood en opstanding van de Heer Jezus. Israël was Gods dienstknecht en in die betekenis was het de taak van het volk om Gods Woord en de Messias in de wereld te brengen. Maar Israël was een ongehoorzame dienstknecht die getuchtigd moest worden. Dat is de reden dat in Jesaja 44:28 Kores (Cyrus) als Gods dienstknecht genoemd wordt. Jezus Christus is de ware Dienstknecht van God die stierf voor de zonden van de wereld en die zijn Vaders wil ten uitvoer bracht. De indeling van deze perikoop is ongelukkig te noemen, de laatste verzen van hoofdstuk 52 horen duidelijk bij hoofdstuk 53.

Inleiding (52:13-15)

‘Zie, mijn knecht zal voorspoedig zijn, hij zal verhoogd, ja, ten hoogste verheven zijn. Zoals velen zich over u ontzet hebben – zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte. Zo zal hij vele volken doen opspringen, om hem zullen koningen verstommen, want wat hun niet verteld was, zien zij, en wat zij niet gehoord hadden, vernemen zij.’

Dit Schriftgedeelte is de kern van het boek Jesaja en brengt ons naar het kruis. Deze verzen worden in het Nieuwe Testament op de Heer Jezus toegepast. (Joh.12:38; Mat.8:17; Hand.8:32-35; Mark.15:28; Luk.22:37; Rom.10:16; 1Petr.2:24) Er wordt meer dan tachtig keer in het Nieuwe Testament verwezen naar Jesaja 53. De profetie begint met Jesaja 52:13-15. De verzen 13 tot 15 spreken van Christus’ verhoging, en het vervolg in hoofdstuk 53 spreekt van zijn vernedering. Het is een vreemde ‘tegenspraak’ die de oudtestamentische profeten niet verstonden, zoals Petrus ons laat weten. (1Petr.1:10-11) Zij verstonden niet dat er een lange periode zou zijn tussen de Messias als de lijdende dienstknecht, die zou komen om te sterven en zijn komst als de verhoogde Christus, die zou komen om te heersen. De Heer zegt daarvan: ‘Moest de Christus dit niet lijden, en zo in zijn heerlijkheid binnengaan?’ (Luk.24:26) Vers 14 leert ons dat Christus’ lijden hem bijna onmenselijk maakte, zo zeer dat mensen daarover verbaasd waren: ‘Zoals velen zich over u ontzet hebben – zozeer misvormd, niet meer menselijk was zijn verschijning, en niet meer als die der mensenkinderen zijn gestalte’. Maar wanneer Hij terugkomt zal de hele wereld geschokt zijn (Zach.12:9-10; Op.1:7) De eerste keer, toen Hij naar deze aarde kwam verbaasden zich slechts enkelen in Israël; wanneer Hij voor de tweede keer komt zal de hele wereld zich verbazen.

Zijn verwerping (53:1-3)

‘Wie gelooft, wat wij gehoord hebben, en aan wie is de arm des Heren geopenbaard? Want als een loot schoot hij op voor zijn aangezicht, en als een wortel uit dorre aarde; hij had gestalte noch luister, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd. Hij was veracht en van mensen verlaten, een man van smarten en vertrouwd met ziekte, ja, als iemand, voor wie men het gelaat verbergt; hij was veracht en wij hebben hem niet geacht’

Het ongeloof van Israël was aangekondigd: ze zagen Hem, hoorden Hem, maar zouden Hem niet aannemen. Er is een drievoudige verwerping op te merken: ze verwierpen zijn woorden, werken en de ‘arm des Heren’. Sommigen uitleggers hebben Christus verwerping wel eens zó onder woorden gebracht: In het Oude Testament heeft het volk Israël zijn God, Jehova verworpen (Mat.21:34-37; Heb.1:1), in de evangeliën vindt de verwerping van de Heer Jezus plaats (Joh.1:11; 12:37-38) en tenslotte in het Nieuwe Testament de Heilige Geest (Hand.7:51-53). De gevolgen voor het volk Israël waren desastreus; ze werden kort na de verwerping van de Heer Jezus, als gevangenen weggevoerd, niet naar een enkel land of volk zoals eerder Babel, maar onder alle volken (Luk.21:24). Bij zijn eerste komst lezen we dat ‘hij gestalte noch luister had, dat wij hem zouden hebben aangezien, noch gedaante, dat wij hem zouden hebben begeerd’ (Jes.53:2), maar bij zijn tweede komst zal Hij komen ‘met grote kracht en heerlijkheid’ (Mat.24:30). De reden van die afwijzing was Zijn persoon. (Vs.2) Hij werd niet in een paleis geboren; Hij werd geboren in Bethlehem, in een stal, en Hij groeide op in de verachte stad Nazareth. (Joh.1:43-46) De woorden ‘loot’ betekenen letterlijk ‘een klein struikje’ zoals uit een lage tak zou voortkomen. Met andere woorden: Christus was geen grote boom, maar een nederige struik. (Zie Jes.11:1) Toen Hij verscheen, was de natie geestelijk onvruchtbaar en dor. Ze hadden een vorm van religie, maar ze hadden geen leven, en omdat Hij leven bracht, verwierpen ze Hem. Wat een opmerkelijke Man, menselijk en toch goddelijk. Dit beledigde Joden die niet konden geloven dat God zou komen in de vorm van een dienaar. (Mark.6:1-3) Zijn fysieke verschijning was niet ongebruikelijk; er was geen pracht en bijzondere fysieke aantrekkelijkheid voor het menselijk oog. Natuurlijk is Hij voor degenen die Hem kennen de mooiste en eerlijkste (Ps.45:1vv.). Hij werd veracht (niet gewenst, er werd op neergekeken), verworpen (in de steek gelaten door zijn discipelen, zijn volk en zijn wereld), licht gewaardeerd (niet hoog gewaardeerd, niet gewild). Toch ging Hij rond om goed te doen en de hulpeloze te helpen. Dit toont alleen maar de hardheid van het menselijk hart aan, dat mensen de Zoon van God zo zouden behandelen.

Zijn verlossing (53:4-6)

‘Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen, en onze smarten gedragen; wij echter hielden hem voor een geplaagde, een door God geslagene en verdrukte. Maar om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden. Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg, maar de Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen’

Waarom zou een onschuldige man als Jezus Christus zo’n vreselijke dood aan het kruis sterven? Deze verzen leggen uit waarom: Hij nam de plaats van zondaars in en droeg voor hen het oordeel. (1Petr.2:24 en 2 of 5:21). Let op de prijs die Hij betaalde: (1) gewond of doorstoken, verwijzend naar Zijn dood aan het kruis, doorboord met spijkers (Joh.19:37: Zach.12:10; (2) verbrijzeld, wat ‘verpletterd’ betekent als onder een last, het gewicht van de zonde die op Hem werd gelegd; (3) getuchtigd of gestraft alsof Hij de wet had overtreden, in dit geval met de slagen van de geseling. Maar het fysieke lijden was niets vergeleken met het geestelijke lijden aan het kruis, toen Hij onze overtredingen droeg (vv.5, 8), onze opstandige en opzettelijke overtreding van Gods wet; onze ongerechtigheden (vv.5-6), de kromheid van onze natuur; en ons verdriet (vs.4), onze rampen en de ongelukkige gevolgen van onze zonden. Wij zijn zondaars van geboorte (‘Wij allen dwaalden als schapen, zijn afgedwaald’) en door keuze (we hebben ieder zijn eigen weg bewandeld’). Zie Ps.58:3 en Rom.5:12vv. Vers 6 begint met dat ‘allen’ van veroordeling, maar eindigt met het ‘allen’ van verlossing. Hij stierf voor alle mensen, maar tot heil voor wie in Hem geloven! (Rom.3:22) Deze verzen vormen de kern van het Evangelie: Christus stierf voor onze zonden!

Zijn overgave (53:7-9)

‘Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open. Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest’

Hij werd niet rechtvaardig behandeld. Hij werd onderdrukt, lastiggevallen en ruw behandeld. Toch klaagde Hij niet en schreeuwde het niet uit. Ze bespotten Hem en duwden Hem van de ene plaats naar de andere, maar toch was Hij stil en zachtmoedig als een lam. Hij was ‘het Lam van God’ dat kwam om de zonden van de wereld weg te nemen. (Joh.1:29) Vers 8 suggereert dat Hij met geweld uit de gevangenis werd gehaald en geen recht mocht hebben. (Zie Hand.8:33 en Mat.27:22-31). Het proces was ‘gemanipuleerd’ en de hele zaak was illegaal. Toch protesteerde Zijn ’tijdgenoten’ niet; Zijn discipelen hadden Hem verlaten en waren gevlucht. En de verborgen dood was niet glorieus; Hij werd ‘afgesneden’ als een onreine melaatse die uit de stad werd geworpen. Ondanks deze illegale en onmenselijke behandeling protesteerde of argumenteerde Jezus Christus niet. Waarom niet? Omdat Hij was gekomen om te sterven voor de zonden van het volk. Barabbas was de misdadiger die men vriendelijker behandelde dan Jezus, de Zoon van God. Vers 9 zou moeten luiden: ‘En zij wezen Zijn graf aan bij de goddelozen, en toch was Hij bij een rijke man in zijn dood’. Ware het dat Nicodemus en Jozef er niet waren geweest, dan zou het lichaam van Jezus begraven zijn in een ‘pottenbakkersveld’ of op een vuilnisbelt gegooid zijn (Joh.19:38-42). God had Zijn Zoon een ‘graf in de tuin’ beloofd en dit werd vervuld. ‘Hij had geen onrecht gepleegd en er was geen bedrog in Zijn mond’. Mensen waren onrechtvaardig, maar God was rechtvaardig. Wat een voorbeeld is Christus voor ons toen Hij zich volledig onderwierp aan de wil van God (1Petr.2:18-25). Wanneer mensen ons onrechtvaardig behandelen, omdat we de Heer Jezus volgen, mogen we Christus verheerlijken door ons over te geven aan Zijn wil.

Zijn beloning (53:10-12)

‘Maar het behaagde de Here hem te verbrijzelen. Hij maakte hem ziek. Wanneer hij zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal hij nakomelingen zien en een lang leven hebben en het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe; door zijn kennis zal mijn knecht, de rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, en hun ongerechtigheden zal hij dragen. Daarom zal Ik hem een deel geven onder velen en met machtigen zal hij de buit verdelen, omdat hij zijn leven heeft uitgegoten in de dood, en onder de overtreders werd geteld, terwijl hij toch veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft’

Dit alles was door God gepland en Zijn plan kwam uit. Zie 52:13 en 42:1-4, waar we het resultaat van het werk van de Heiland zien. Deze verzen in hoofdstuk 53 laten ons de Godgerichte kant van het kruis zien. Zijn dood ‘behaagde de Heer.’ Betekent dit dat de Vader zich verheugde over het lijden en de dood van Zijn Zoon? Nee. Maar het behaagde Hem om het verlossingswerk voltooid te zien, door het volmaakte offer van zijn Zoon, voor de verzoening van de zonde. Nu kon een heilige God, in Zijn genade, onverdiende zondaars redden. Hoewel Christus werd gedood door de boze handen van mensen, werden hun daden terzijde geschoven om het doel van God te verwezenlijken (Hand.2:22-24). De dood van Christus was geen ‘moreel voorbeeld’; het was een offer voor de zonde (vs.10). Hij stierf in onze plaats. Wat was de beloning van Christus, afgezien van de vreugde omdat hij de wil van Zijn Vader had gedaan? Hij werd uit de dood opgewekt (‘Hij zal Zijn dagen verlengen’) en kreeg een geestelijke familie (‘Hij zal Zijn zaad zien’). Vers 11 schetst ons het beeld van een geestelijke familie, want het beschrijft de ‘zwoegen’ van Zijn ziel aan het kruis. (Zie Ps.22:30 en Hebr.2:13) In Jes.9:6 wordt Christus de ‘Eeuwige Vader’ genoemd en dit is de reden waarom: Zijn lijden en beproevingen aan het kruis hebben Gods ‘familie’ van geredde zondaars mogelijk gemaakt. Dit zijn mensen die Hij heeft gerechtvaardigd, rechtvaardig verklaard door zijn genade.

Vers 12 presenteert nog een beloning voor de trouwe Dienaar: een erfenis van de Vader. Hij heeft de zonde en Satan overwonnen; nu verdeelt hij de buit (Ef.4:8). Toen Hij op aarde was, werd Christus weinig gewaardeerd, maar nu wordt Hij tot de ‘groten’ gerekend. Koningen zullen voor Hem buigen. (52:13,15; Ps.72:8-11; Openb.19:14vv) Psalm 2 beschrijft hoe Christus op een dag Zijn erfenis zal opeisen. De slotverklaringen brengen ons terug naar het kruis. Christus behoorde tot de overtreders. Hij werd gekruisigd tussen twee dieven en behandeld als een crimineel (Mat.27:38). Hij pleitte voor de overtreders en bad voor hen (Luk.23:34, 43). Hij sprak niet toen mensen Hem wreed beschimpten, maar Hij sprak ter wille van de mens, voor de verloren zondaars. En vandaag pleit Hij voor de zijnen (Rom.8:34). Er rust geen oordeel op hen, omdat Hij het allemaal zelf heeft gedragen. Hebt u Hem als uw Verlosser leren kennen?

____________________________________________________________________________________________________