'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
En wees niet bevreesd voor hen die het lichaam doden en de ziel niet kunnen doden, maar wees veeleer bevreesd voor Hem Die zowel ziel als lichaam te gronde kan richten in de hel.
De naam Jeremia betekent ‘de Here grondvest’. Los van zijn relatie met God, zou de profeet zijn opdracht nooit trouw hebben kunnen vervullen. Hij was van de priesterlijke lijn en leefde in de priesterstad Anatot. Waarschijnlijk was hij van goede komaf want hij kon zich een bezitting aanschaffen en zelfs een schrijver inhuren (36:4). Hij werd tot de dienst geroepen toen hij nog maar een ‘kind’ was (1:4-6). Dat was in het jaar 627 voor Christus.
Het tijdstip
Jeremia diende tijdens de laatste veertig jaar van Juda’s bestaan, van het dertiende jaar van Josia (627 v.Chr.) tot de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 587 v.Chr. Hij vermelde de koningen in wiens regeringsperiode hij diende (1:1-3), de laatste leiders van het eens zo voorspoedige rijk van Juda. Josia was een godvruchtige koning; hij stierf in 608 v.Chr. Het was in zijn tijd dat het Wetboek werd gevonden en de tempeldienst hersteld werd (2Kon.22). Jojahas volgde hem op, maar regeerde maar drie maanden, om die reden vermeld Jeremia hem niet. Jojakim was de volgende (608-597 v.Chr.); hij was een goddeloos man en deed zijn uiterste best om Jeremia te vervolgen. Hij was het die de rol van Jeremia’s profetie liet verbranden (Jer.36:23). Jehoachin was de volgende koning, maar hij regeerde slechts drie maanden toen hij als gevangene naar Babel werd gebracht. De laatste koning was Zedekia (597-586 v.Chr.); hij had de leiding over het geruïneerde volk en het in bezit nemen van de stad Jeruzalem. De profeet Jeremia zag zijn geliefd land en volk wegzinken in de zonde, oorlog en oordeel; en toch bleef hij trouw om Gods Woord te brengen in het hele land.
Toen Jeremia zijn dienst begon, was Assyrië de leidende macht in die wereld, maar Egypte en Babel wonnen snel aan kracht. In 607 v.Chr. namen de Babyloniërs Nineve in en vernietigenden de macht van Assyrië. Babel keerde zich daarna tot Juda; Juda’s raadgevers adviseerden de koning om Egypte te hulp te vragen. Jeremia was altijd tegen een alliantie met Egypte. Hij wist dat Judas enige hoop God was, maar hun zonden waren te veel, het volk had Gods zegen verspeeld. Uiteindelijk nam Babel Juda in en veroverde Jeruzalem (606-586 v.Chr.). Jeremia schreef de klaagliederen om de ondergang van de heilige stad Jeruzalem te gedenken.
De boodschap
Jeremia had geen gemakkelijke opdracht, want hij moest de doodsklok voor het volk luiden. Het eerste gedeelte van het boek vermeldt meerdere boodschappen die hij in Jeruzalem heeft gegeven, waar hij het volk, de priesters en de oversten aanklaagde voor hun zonden, speciaal de afgoderij. In hoofdstuk 25:11; 29:10; 2Kron.36:21 en Dan.9:2 kondigt hij aan dat het volk zeventig jaar in gevangenschap zou gaan, en dan terug zou keren om het land te herstellen. In hoofdstuk 31 profeteert Jeremia een ‘nieuw verbond’ tussen Jehova en zijn volk, niet een verbond van wetten en geschreven op steen, maar een verbond van liefde en geloof, geschreven in het hart. In de laatste hoofdstukken, handelt Jeremia met de volken rond Jeruzalem en vertelt over Gods plannen voor hen.
Een van de sleutelwoorden in het boek is ‘afkerigen’ (2:19; 3:6, 8, 11-12, 14, 22; 49:4). Het volk had God de rug toegekeerd en volgde de valse profeten die hen voorgingen in afgoderij. Elf keer wordt het woord ‘bekeerd’ door de profeet gebruikt, maar het volk deed het niet. Jeremia weende, zo diep was zijn last voor zijn volk (Zie 9:1; 13:17; 14:17; 15:17-18 en Klaagliederen 1:2; 2:11, 18). Omdat Jeremia gevangenschap profeteerde en onderwerping aan Babel, werd Jeremia als een verrader bestempeld en vervolgd door zijn eigen volk. Geen ander oudtestamentische profeet ervoer meer tegenstand van valse profeten dan Jeremia (zie: 2:8, 26; 4:9; 5:31; 6:14; 14:13-16; 18:18; 23:9-40; 26:8-19; 27:9-16; hoofdstukken 28 en 29). Wanneer Juda zich had bekeerd en tot God was teruggekeerd, zou Hij ze van Babel hebben bevrijd. Omdat ze echter volharden in hun zonde, werd het volk getuchtigd, maar dan belooft God herstel ‘voor zijn Naam’ (16:21).
Jeremia gebruikte veel dramatische illustraties om zijn boodschap over te brengen: fonteinen en waterbakken (2:13); medicijn, balsem (8:22); een linnen gordel (13:1-11); een aarden pot (chaps.18-19), een juk (hfdst.27); een gezonken boek (51:59-64).
Jeremia en Jezus
De overeenkomsten tussen Jeremia en de Heer Jezus verdienen onze aandacht. Geen van beide waren gehuwd (16:2) en beiden werden door hun volk verworpen (11:21; 12:6; Luk.4:16-30). Jeremia diende onder de dreiging van Babel, Jezus onder de schaduw van Rome. Beiden werden door hun volk als verraders beschouwd. Jeremia werd met kwaad opzet door de valse profeten benaderd, Jezus door de Schriftgeleerden en Farizeeën, de valse leiders van zijn dagen. Beiden weenden over de stad Jeruzalem, en beide voorzegden haar verwoesting (Luk.19:41). Jeremia verzamelde maar een paar discipelen rondom hem; Jezus had ook een klein gezelschap van volgelingen. Beiden werden ze vals beschuldigd en vervolgd. Beiden verkondigden een geloof van het hart, en niet een religieus systeem van wetten en regels. Het was Jeremia 7:11 waar de Heer Jezus naar verwijst toen Hij de tempel reinigde en de priesters voorhield dat ze de tempel tot een ‘huis van koophandel’ hadden gemaakt (Joh.2:16). Beiden benadrukte het nieuwe verbond van het hart (Jer.31:31-37; Heb.8:7vv.). In hun prediking gebruikten beiden passende illustraties en vergelijkingen. Beiden toonden een zacht, bewogen hart dat was gebroken door de zonden van het volk, dat Gods geboden had moeten houden. Op het einde van hun dienst, leek het alsof ze gefaald hadden in hun opdracht, maar God eerde hen en zorgde dat hun werk niet zonder gevolg bleef.