Inleiding Bijbelboeken – Profetische Boeken – Inleiding op Klaagliederen

21 augustus, 2023

Bijbelboeken: Klaagliederen

Inleiding Bijbelboeken

Profetische Boeken

Inleiding van de Klaagliederen

 

Inleiding

Dit boek bestaat uit een reeks poëtische beschrijvingen over de verwoesting van de stad Jeruzalem en de tempel in het jaar 586 v.Chr. Het is geschreven op een speciale manier: elk hoofdstuk bestaat namelijk uit 22 verzen, gelijk aan het Hebreeuwse alfabet. Hoofdstuk 3 is daarop een uitzondering want dat bestaat uit 66 verzen, drie keer het Hebreeuwse alfabet. Er is geen ander boek in de Bijbel die het hart van God, bedroefd over de zonde van het volk zo treffend beschrijft als Klaagliederen. (Zie: Jer.13:17 en Mat.23:36-38). Jeremia was getuige van de ondergang van Jeruzalem en de tempel en zijn hart was gebroken, het volk verslagen, en de gevangenen op weg in ballingschap naar Babel. We kunnen vijf belangrijke zaken bij het lezen van dit boek opmerken.

Het vreselijke van Gods oordelen (1:1-6)

In deze verzen wordt Jeruzalem vergeleken met een rijke vorstin die plotseling verlaten wordt en beroofd van al haar rijkdom en schoonheid. Eens was ze rijk, nu arm. Eens was ze geëerd, nu is ze in ongenade gevallen. Haar vreugde is veranderd in tranen; haar grote overwinningen omgekeerd in tegenslagen. Waarom? In plaats dat ze God liefhadden, hadden ze vele liefhebbers (vs.2) en de valse goden van de heidense volkeren. Nu zijn die heidense volken haar vijanden geworden. Zonde brengt altijd verdriet en rampspoed. In hoofdstuk 2 legt Jeremia uit dat God niet langer hun vriend, maar hun vijand is. Eens vocht Hij voor haar de strijd, maar nu was het te laat. Lees maar de droevige beschrijving van de uitgehongerden die hun kinderen opaten (2:20; 4:10 en Jer.19:9). Jeruzalem verloor niet allen haar vreugde, rijkdom en schoonheid, maar ze verloor ook haar getuigenis. Als de heidense volken lachten haar uit (2:15-16). Dit alles kan ook op de gelovige toegepast worden; als God de afvallige tuchtigt, is dat niet zo gemakkelijk om mee te leven. Zonde maakt de zondaar altijd tot een verliezer.

De rechtvaardigheid van Gods oordelen (1:18-22)

‘We oogsten wat we gezaaid hebben’ roept de profeet. Het vreselijk oordeel dat was gekomen was, wat de stad en het volk verdiende. ‘We hebben gerebelleerd tegen zijn Woord’. Tegenstand leidt altijd tot tucht; zie Heb.12:1-14. Waarom liet God toe dat het volk in ballingschap werd gevoerd? Om ze te leren op Hem te vertrouwen en zijn Woord te gehoorzamen. In vs.20 noemt Jeremia het volk ‘opstandigen’ ze vertrouwden op de valse goden en de heidense volken wanneer ze in moeilijkheden kwamen; de valse profeten en priesters, die leugens verkondigden en het volk een vals vertrouwen gaven. Als een volk niet wil luisteren naar de waarheid van Gods Woord, is er geen hoop meer voor haar. Wat kunnen ze dan doen? Niets, dan alleen onderwerping aan Gods tuchtigende hand en vertrouwen op zijn genade (1:22). Belijdenis van zonde is beter dan opstandig te blijven tegen God. Het was te laat voor God om de invasie te stoppen, maar Hij zou zeker en vast op grond van een belijdenis van het volk, ten behoeve van hen op te treden ook al waren ze in ballingschap. Maar helaas ze kwam niet!

De waarachtigheid van Gods Woord (2:17)

‘Hij heeft zijn Woord vervuld’. Veertig jaar had Jeremia het volk gewaarschuwd dat hun zonden oordeel zouden brengen: toch luisterde het volk niet. Het volk wilde de waarheid niet horen; ze gaven voorkeur aan de ‘populaire verzinsels’ van de valse profeten’ (2:14).  Jeruzalem lachte Jeremia uit, vervolgde hem, en probeerden hem zelfs te doden, maar uiteindelijk eerde God zijn dienstknecht en kwamen zijn woorden uit (zie Jer.4:5-10 voor Jeremia’s waarschuwing). Lees Jeremia 5:30-31 voor de vermelding dat het volk leugens geloofde. Het zou vandaag ook heel toepasbaar zijn. In Jer.6:13-14 vergelijkt hij de valse profeten met dokters die de symptomen verborgen hielden en de ziekte niet genazen. Zie 8:11, 21-22. In 23:9 legt Jeremia uit wat er met het volk gebeurt als het het Woord van God verwerpt en de leugens van de mensen geloofd. Toch zal de waarheid van Gods Woord gehandhaafd blijven, zoals het dat ook deed in Jeremia’s dagen. De tijd was al gekomen waarin de mensen ‘de gezonde leer’ niet meer verdroegen, maar ze luisterden naar predikers die een boodschap brachten die hun gevoel streelde en valse zekerheid gaf (2Tim.4:1-5). God zal deze wereld zeker oordelen, in tegenstelling tot wat de valse profeten zeggen.

De gevoeligheid van Gods hart (1:12-16)

Jeremia toont ons het hart van God, gebroken door de zonde van zijn volk. Oordeel is Gods ‘vreemd werk’ (Jes.28:21; Hij doet het niet graag. En zelfs al tuchtigt Hij zijn volk, Hij is met hen in hun lijden (Jes.63:9). ‘Wie de Heer liefheeft die tuchtigt Hij’. Jeremia’s tranen herinneren ons eraan dat God zijn eigen volk liefheeft, zelfs als ze opstandig zijn, en dat die houding zijn liefde niet kan veranderen. Wanneer het volk wandelt bij de verwoeste stad, vraagt Jeremia hen: ‘Raakt het u niet, gij allen die voorbijgaat?’ We kunnen hierin de stem van de Heer Jezus herkennen toen Hij hing aan het kruis voor de zonden van de wereld. Denk eraan hoe Hij weende over Jeruzalem omdat haar dag van het tuchtiging nabij was. God, in liefde, had het volk gewaarschuwd voor hun zonden en zijn onomkeerbaar oordeel. In feite, zo ver als we kunnen teruggaan tot Mozes, had God het volk gewaarschuwd de valse goden niet te volgen (Zie Lev.26 en Deut.28). In zijn liefde had Hij profeten gezonden om hen te waarschuwen (2Kron.36:15-17), maar ze wilden niet gehoorzamen. Nu, in liefde, tuchtigde Hij hen opdat ze zouden leren de lessen die ze voorheen niet wilde leren.

De trouw van Gods genade (3:18-36)

Hier in het hart van het boek Klaagliederen vinden een van de grootste belijdenissen van schuld in de hele Bijbel. Jeremia had geleefd met zijn eigen verdriet en het leed van het volk, maar dan heft hij zijn ogen op tot God – en dat was het keerpunt. In het midden van het leed en in de verwoesting herinnerde hij zich de genade van God; ‘Zijn troost blijven niet achterwege’. We hebben Hem genegeerd, maar dat doet Hij ons niet. ‘Groot in Uw trouw!’ De trouw van God is een geweldige bemoediging in dagen waarin de moed de mensen ontbreekt. Wanneer je jouw leven bouwt op mensen of materiële zaken van deze wereld, zal het je ontbreken aan hoop en zekerheid; maar als je jouw leven bouwt op Christus, de Getrouwe, zal je voor altijd veilig zijn. ‘In trouw hebt Gij mij verdrukt’ (Ps.119:75). Klaagliederen zelf leert ons deze les. God wil ons brengen op een plaats van berouw en bekering (Klg.3:39-41). Hij is trouw om te vergeven wanneer wij onze zonden belijden (1Joh.1:9). Hij is trouw met ons mee te lijden wanneer we lasten en moeiten hebben (Heb.2:17-18; 4:14-16). We hoeven nooit denken dat Hij te druk met andere dingen bezig is of niet in staat is ons te helpen. Hij is trouw ons te bevrijden wanneer we roepen om hulp in tijden van verzoeking (1Kor.10:13). Hij is trouw ons in dit leven en in het eeuwige leven nabij te zijn (1Tim.1:15; 1Thes.5:23-24). We kunnen in geloof ons leven en zielen opdragen aan de Schepper (1Petr.4:19) en weten dat Hij alles goed zal maken op zijn wijze. God in zijn genade behield een overblijfsel van Juda, beschermde en zegende hen gedurende de zeventig jaren van ballingschap, en stond hen dan toe om nog eens terug te keren naar hun land. Hij stelde hen in staat hun stad en tempel te herbouwen. Hij beschermde hen tegen de heidense volken die de Joden haatten; denk aan het boek Ester! Hoe vol genade was God voor zijn volk, hoe genadevol is Hij voor ons!

In moeilijke tijden dienen we Jeremia na te volgen, wegkijken van onze eigen situatie en onze ogen opheffen tot God, en met geduld en vertrouwen op Hem wachten (3:24-26). We kijken te vaak teveel naar onszelf en onze problemen en kunnen daardoor zo ontmoedigd raken dat we afhaken. In plaats daarvan moeten we onze ogen ‘richten op Jezus’ (Heb.12:1-2) en Hem de gelegenheid geven ons te helpen. Het is moeilijk om op God te wachten. Onze gevallen natuur verlangt actie, en als we te vroeg zouden ingrijpen in onze eigen problemen, verergeren we de zaak nog meer. Jeremia wachtte op de Heer, vertrouwde op zijn genade, en vertrouwde op Gods trouw. Hij kende de waarheid van Jesaja 40:31: ‘Wie de Here verwachten, putten nieuwe kracht; zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen, maar worden niet moede; zij wandelen, maar worden niet mat’.

______________________________________________________________________________________________________________________________