Bijbel – Oude Testament – Roeping van Abraham – Genesis 11:27-12:1-9

18 april, 2024

Bijbelboeken: Genesis

Bijbel – Oude Testament

Roeping van Abraham

Genesis 11:27-12:1–9

Inleiding

Opmerking: zie ook studie Genesis 9 ‘van een oude naar een nieuwe wereld’, als eventuele inleiding voor de studie over het leven van Abraham.

Inleiding

Een terugblik (Genesis 1–11: basisprincipes)

  1. Er is een God en we kunnen Hem vertrouwen.

  2. Wij leven in zijn schepping.

  3. We zijn gemaakt naar zijn beeld en gelijkenis.

  4. Gehoorzaamheid aan God is de sleutel voor vreugde en zegen.

  5. Satan bestaat werkelijk, maar is een verslagen vijand.

  6. Er is zoiets als ‘zonde’.

  7. Seksualiteit is Gods ‘idee’ en Hij weet hoe we daarmee mee om moeten gaan.

  8. Alle mensen zijn gemaakt van één bloede.

  9. God verandert nooit en is altijd in controle.

  10. Onze relatie met God is gebaseerd op ‘geloof’.

  11. Leven voor God wordt het beste beloond.

  12. Israël is God’s uitverkoren volk.

De roeping (Hand.7:2-4)

Uit de donkerheid van de heidenwereld roept God Abraham, en daardoor komt er een verandering in het handelen van God met de wereldbewoners. Hij kiest uit al de volkeren één man die Hij afzondert van alle andere mensen (en dat is nieuw!), Abraham, waaruit hij dan het volk Israël bouwt, waaruit de Messias komt, die was beloofd (Gen.3:15). We zien vaker in de bijbel dat God zich zwak opstelt en dat hij één man uitkiest bijvoorbeeld Jozef, een jongeman (Ps.105:17) of de Here Jezus, als een teer en kwetsbaar kindje! De roeping van Abraham kwam niet als een verrassing. In Gen.9:26 had Noach God al de God van Sem genoemd, en in Gen.10:21 is Sem de vader van Heber, de voorvader van de ‘Hebreeën. Paulus, Jesaja en ook Jeremia werden als vroeg door God geroepen (Gal.1:15v.; Jes.49:1; Jer.1:5).

Wie riep God?

Waarom Abraham? Was hij beter dan de anderen? Neen, zeker niet als we de Bijbel er op nalezen (Joz.24:2; vgl. Rom.3:9; 1Thes.1:9), want daar staat dat ‘zij andere goden dienden’. De namenlijsten van hoofdstuk 5 en 11 eindigen beiden met een man die God zelf verkiest en met hen een nieuwe bedeling begint, Noach en Abraham. We zien ook een vermindering van de leeftijden. We kunnen weer een verval en scheiding van God waarnemen als we letten op de betekenis van de naam van Terach die volgens sommigen ‘verval’ betekend. Zeker is dat de lijn van Sem vervallen was tot het peil van afgodendienaars en hadden ze de heerlijkheid van de vergankelijke God vervangen door iets anders! Abrahams roeping werd gedaan door Gods soevereine heerlijkheid, toen de mens gefaald had. Wij zouden een heel andere persoon, (bv. een Nimrod!) hebben uitgekozen, maar God nam een man, die zelfs geen kinderen had en kon krijgen! Dood in zonden en misdaden, vruchteloos, niet in staat om vrucht voort te brengen. Een beeld van de gevallen mens. Wij hebben het soms moeilijk met de keuzes die God maakt en die zijn vaak ook onverklaarbaar, vgl. Deut.7:7-8.

Hoe riep God?

‘De God der heerlijkheid verscheen aan onze vader Abraham, toen hij in Mesopotamië was, voordat hij woonde in Haran’, toen vertrok hij uit het land van de Chaldeeën en ging in Haran wonen. (Hand. 7:2,4; Gen.15:7). We lezen van (zeven) verschijningen of openbaringen aan Abraham. Later zien we dat God naast Zijn verschijningen aan Abraham ook tot hem sprak. (Gen. 12:1-3).

Waarom riep God?

‘Zo lief heeft God de wereld gehad… God was begaan met zijn schepping en schepselen en was bezorgd om hun redding. Er wordt immers in de Bijbel gesproken over ‘van vóór de grondlegging der wereld’ (Ef.1:4) en ‘vanaf de grondlegging der wereld’! In Abraham richt God een koninkrijk op dat zelfs al vanaf de grondlegging der wereld bereid was (Mt.13:35; 25:34). Toen God de volken over de aarde verdeelde, zag Hij Israël al in hun midden. Hij groepeerde de volken van de wereld om het beloofde land heen, dat de ‘navel van de aarde’ genoemd wordt, op het kruispunt tussen Azië en Afrika, op de route tussen twee van de oude beschavingen: Egypte en Mesopotamië (Ez.38:12). God heeft een plan voor deze wereld en aan het begin van zijn handelen om dat plan te kunnen ten uitvoer te brengen lag de roeping van Abraham. Want uit Abraham komt de Messias, het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. God wilde de wereld zegenen door hen. Dit is gebeurd doordat uit hen (1) het volk Israël is voortgekomen, (2) door wie wij het OT hebben ontvangen ‘dat hun de woorden van God zijn toevertrouwd’ (Rom.3:3), en (3) uit wie de Messias is voortgekomen, ‘het heil is uit de Joden’ (Joh.4:22, Rom.9:5). God wilde deze wereld zegenen (Psalm 67). Het leven van Abraham is een voorbeeld voor ons allen, hij is de vader van alle gelovigen (Rom.4:11-12). Het zou kunnen dat er sommigen zijn die zich afvragen wat wij, nieuwtestamenische gelovigen aan moeten met die verhalen uit het grijze Bijbelse verleden, vandaar dat we eerst de twee onderstaande teksten gaan bespreken. (Bespreking teksten: Rom.15:4 en 1 Kor.10:11) Het OT is een prentenboek bij het NT, vandaar dat de genoemde teksten ons er in de eerste plaats op wijzen dat de gebeurtenissen in het verleden ons dienen tot voorbeelden.

Het verbond met Abraham

God belooft Abraham niet alleen persoonlijke zegen, maar ook een rijk nageslacht en een eigen, onvervreemdbaar land. Voor de omvang van het land zie 15:18-21. En Hij belooft dit zonder er enige voorwaarde aan te verbinden. Van Israël wordt gezegd met betrekking tot de aartsvaders ‘wat de verkiezing betreft, geliefden terwille van de vaderen, want de genadegaven en de roeping van God zijn onberouwelijk’ (Rom.11:28v.). Bij Abraham zien we dat God een rijke toekomst belooft, die niet afhankelijk zou zijn van wat de mens zou doen, maar alleen van wat Hijzelf zou doen. Abraham moest als het ware uit de volken weggaan om vóór alle volken tot eeuwige zegen te kunnen worden. (Vergelijk Paulus: Gal.1:16; Hand.26:17). ‘Aan uw nageslacht zal ik dit land geven’. Vgl. Gen.15:18. Let op de voortdurende herhaling: ‘Ik zal…’ in hoofdstuk 12.

Compromis

‘Alle begin is moeilijk’, en de eerste stappen in het geloof zijn niet altijd de grootste! God riep Abraham als éénling (Jes.51:2) en zo had hij moet vertrekken uit Ur, zonder vader en zonder zijn neef Lot, maar het liep anders en daarin ligt een les voor ons! Als God ons roept moeten we al het andere daaraan ondergeschikt maken; zoekt eerst het koninkrijk van God en al het andere zal u daarbij gegeven worden.

De opdracht

‘Ga uit uw land, om te gaan naar de plaats die hij als erfdeel zou ontvangen’ Het gevolg? ‘Gij zult tot een zegen zijn’. Was dit de tweede keer dat God tot Abraham sprak? Was hij eerst verschenen in Ur der Chaldeeën en blijven steken in Haran en dat God daarna weer tot Abraham sprak nadat Terach aldaar gestorven was? Hoe was Abrahams reactie? ‘Door geloof gehoorzaamde Abraham’ zegt Hebreeën 11. Hij gehoorzaamde: (a) zonder te weten waar hij zou komen (11:8), (b) zonder te weten hoe God het mogelijk zou maken omdat ze geen kinderen hadden (11:11-12), (c) zonder te weten hoe God zijn beloften zou vervullen (11:13-16), (d) en hij wist niet waarom God op deze wijze te werk ging (11:17-19). Aan het gehoorzamen van God ligt een grote beloning want: ‘Christus is voor allen die Hem gehoorzamen een oorzaak van eeuwige behoudenis geworden’ (Heb.5:9).

De toewijding

Afzondering betekend toewijding, gehoorzaamheid. Een zeventiende-eeuwse prediker heeft eens gezegd dat de mensheid in drie groepen te verdelen was: de plannenmakers, de pogers, en de uitvoerders. Terach mag misschien een plannenmaker zijn geweest maar hij bereikt het land van de belofte niet. Lot was een poger, maar faalde omdat hij niet wandelde in geloof. Abraham en Sara waren de uitvoerders omdat zij geloofden dat wat God beloofd heeft, Hij ook machtig is om te doen (Rom.4:21).

(a) Geloof haalt ons ergens uit, om ergens in te brengen. (Deut.6:23)

Er is dus een duidelijk plan met deze wereld en met u en mij.

(b) Geloof levert op.

Er is groei nodig in ons leven. Vgl. Abraham: ‘Zij trokken uit om te gaan’, ‘zij kwamen…’, ‘hij bouwde’, enz.

Afsluiting

Abraham ‘schoot’ door en vertrok, zonder daar een opdracht voor te hebben ontvangen, steeds verder naar het zuiden, en daardoor steeds verder van Betel. Hoe dat afliep zullen we de volgende keer zien.

Diverse opmerkingen

  1. Uitverkiezing: Joh.15:16

  2. Roeping (God sprak): 2Thes.2:13-14

  3. Afzondering: uit de wereld; in zijn koninkrijk.

  4. Pelgrim: iemand die onderweg is (Heb.13:14: ‘Wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige). Symbool een ‘tent’, 12:4: ‘ging’, ‘trok uit’; 12:5: ‘trokken uit’, ‘om te gaan’; 12:8: ‘brak op’; 12:9: ‘trok verder’.

  5. Leiding: ‘God verscheen’ Hand.7:2, 12:7; ‘altaar’ 12:7, 8.

Belofte: 12:7: ‘Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven.’

De roeping van Abraham – Gen.12:1-4

  1. De roep kwam toen hij nog een zondaar was.

  2. De roep kwam heel persoonlijk, niemand kon voor hem antwoorden.

  3. (a) wat de roep inhield was uit de wereld gaan; elke verbinding moest verbroken

           worden.

           (b) een nieuw leven leiden in gehoorzaamheid aan Gods Woord.

  1. Hij werd gezegend, en kreeg een bezitting. Hij werd tot een zegen.

______________________________________________________________________________