Bijbelstudies – Diverse Onderwerpen – Mannen Gods

12 september, 2023

Rubrieken: Diverse Onderwerpen

Diverse Onderwerpen

Mannen Gods

Voorwoord

Wat is een ‘man Gods’, wat moeten we daaronder verstaan? Het Hebreeuwse woord voor profeet is ‘nabi’, dat de betekenis heeft van: spreker, verkondiger, en dan wel in een speciale betekenis van spreker voor een ander, vertolker van het woord van God (Ex.7:1; 4:16; Jer.1:5v.; 15:19. Daarnaast komen de namen ziener en schouwer voor (1Sam.9:9; Jes.30:10). Profeten als Mozes, Elia en Elisa e.a. worden wel aangeduid met de naam: man Gods, d.w.z. iemand, dit tot God in een bijzondere betrekking staat. Ook komen namen voor als: knecht Gods, knecht de Heren, wachter. De profeet is zich sterk bewust, dat God tot hem sprak. Vandaar uitdrukkingen als: zo zegt de Here, en: zo luidt het woord des Heren. Wat zij moesten verkondigen ging dikwijls dwars in tegen hun eigen menselijke gedachtegang, tegen hun eigen wens en voorliefde. Ze spraken met gezag namens God!

Bijbelse personen die ‘man Gods’ genoemd worden

Mozes

‘Dit is de zegen, waarmede Mozes, de man Gods, de Israëlieten voor zijn sterven gezegend heeft’ (Deut.33:1; Joz.14:6; 1Kron.23:14; Ezra 3:2)

Dat ‘mond van de Heer’ niet iets was waar men op zat te wachten blijkt wel uit de roeping van Mozes. Zo lezen we van hem: ‘Toen zeide Mozes tot de Here: Och Here, ik ben geen man van het woord, noch sinds gisteren, noch sinds eergisteren, noch sinds Gij tot uw knecht gesproken hebt, want ik ben zwaar van mond en zwaar van tong. Maar de Here zeide tot hem: Wie heeft de mens een mond gegeven, wie maakt stom of doof ziende of blind; ben Ik het niet, de Here? Nu dan, ga heen. Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet’ (Ex.4:10-12). Ook Jeremia reageerde op een soortgelijke manier, en zei: ‘Ach, Here Here, zie, Ik kan niet spreken want ik ben nog jong‘ (Jer.1:6). Hoe valt dat dat te rijmen met was Stéfanus getuigde over Mozes in zijn toespraak tot de leiders van Israël? ‘En Mozes werd onderwezen in alle wijsheid van de Egyptenaren en was machtig in zijn woorden en werken’ (Hand.7:22). Mozes opleiding in Egypte wordt niet vermeld in het Oude Testament, maar dat wilde niet zeggen dat hij onwetend was omtrent plannen die God met Israël op het oog had. Daniël werd evenals Mozes onderwezen in allerlei wijsheid, in het bezit van kennis, met inzicht in wetenschap, geschikt om dienst te doen in het paleis des konings, en hen te onderwijzen in de geschriften en de taal der Chaldeeën’. Maar beiden werden ze ook door God onderwezen: ‘En aan deze vier knapen gaf God kennis en verstand van allerlei geschriften en wijsheid, terwijl Daniel inzicht had in allerlei gezichten en dromen’ (Dan.1:4,17).

De Engel des Heren

Niet alleen mensen worden ‘man Gods’ genoemd ook de Engel des Heren, een verschijning waarin de Heer Jezus aan mensen verscheen. ‘De vrouw nu kwam en zeide tot haar man: Een man Gods kwam bij mij, die eruitzag als een engel Gods, zeer vreselijk. Ik heb hem niet gevraagd, vanwaar hij was, en hij heeft mij zijn naam niet bekendgemaakt’ en verder ‘Toen bad Manoach tot de Here en zeide: Och, Here, moge de man Gods, die Gij gezonden hebt, nog eens tot ons komen en ons leren, wat wij met de jongen moeten doen, die geboren zal worden’ (Richt.13:6, 8).

Op grond van de identificatie van alle genoemde Schriftplaatsen die spreken van ‘de Engel des Heren’ moeten we concluderen dat de Engel des Heren een persoon is in het Oude Testament, in Wie God zichzelf openbaart en die met Hem één in Wezen is, maar tegelijk van Hem onderscheiden.

(Zie ook de rubriek: Dogmatiek – Engel des Heren)

Semaja

‘Maar het woord Gods kwam tot Semaja, de man Gods: Zeg tot Rechabeam, de zoon van Salomo, de koning van Juda, en tot het gehele huis van Juda en Benjamin en de rest van het volk: Zo zegt de Here: gij zult niet optrekken en niet strijden tegen uw broeders de Israelieten. Keert terug, ieder naar zijn huis, want door Mij is deze zaak geschied. Toen luisterden zij naar het woord des Heren en begaven zich volgens het woord des Heren op de terugweg’ (1Kon.12:22; 13:1, 4, 5, 6 (2x), 7, 8, 11, 12, 14, 21, 26, 29, 31).

Elia

Vers 18 – ‘Toen zeide zij tot Elia: Hoe heb ik het met u, man Gods? Gij hebt bij mij intrek genomen om mijn ongerechtigheid in herinnering te brengen, en te maken, dat mijn zoon sterft? Vers 24 – Daarop zeide de vrouw tot Elia: Thans weet ik, dat gij een man Gods zijt, en dat het woord des Heren in uw mond waarheid is’ (1 Kon.17:18, 2). Zie ook: 2Kon.1:9, 10, 11, 12.

Elisa

De profeet Elisa wordt, meer dan in enig ander boek van het Oude Testament, met ‘man Gods’ aangesproken. (2Kon.4:7,9,16,21,22,25,27 (2x), 40, 42; 5:8, 14, 15, 20; 6:6, 9, 10, 15; 7:2, 17, 18, 19; 8:2, 4, 7, 8, 11; 13:19).

David

‘Hij stelde naar de verordening van zijn vader David de dienst voor de afdelingen der priesters vast en de ambtsplichten voor de Levieten: te loven en te dienen in het bijzijn van de priesters, zoals voor elke dag was vastgesteld; ook de dienst voor de poortwachters naar hun afdelingen voor elke poort, want zo was het gebod van David, de man Gods’ (2Kron.8:14; Neh.12:24, 36)

Semaja

‘Maar het woord des Heren kwam tot Semaja, de man Gods’ (2Kron.11:2

Bijbelse personen die een ontmoeting hebben gehad met ‘de man Gods

 Eli

‘Er kwam een man Gods tot Eli en zeide tot hem: Zo zegt de Here: heb Ik Mij niet duidelijk aan het huis uws vaders geopenbaard, toen dit in Egypte aan het huis van Farao onderworpen was? (1Sam.2:27).

Saul

‘Deze echter zeide tot hem: Zie toch, er is in deze stad een man Gods; en die man is hoog in aanzien; al wat hij zegt, komt stellig uit. Laten wij daar terstond heen gaan, misschien kan hij ons inlichten over de tocht die wij ondernomen hebben. Toen zeide Saul tot zijn knecht: Maar als wij gaan, wat kunnen wij dan voor die man meebrengen? Het brood uit onze reiszakken is immers op, en een geschenk om aan de man Gods te brengen, hebben wij niet. Wat hebben wij? De knecht richtte nogmaals het woord tot Saul en zeide: Zie, ik heb nog het vierde deel van een zilveren sikkel bij mij; ik zou dit de man Gods kunnen geven, dan zal hij ons over onze tocht inlichten. Vroeger zeide men in Israël, wanneer men God ging raadplegen: Komt, laten wij naar de ziener gaan. Want de profeet van tegenwoordig werd vroeger ziener genoemd’ (1Sam.9:6,7,8,10).

Benhadad – De Arameeërs

‘Toen naderde de man Gods en zeide tot de koning van Israël: Zo zegt de Here: omdat de Arameeërs gezegd hebben: de Here is een berggod en geen God der vlakten, daarom zal Ik deze gehele grote, rumoerige schare in uw macht geven, opdat gij weet, dat Ik de Here ben’ (1Kon.20:28)

Koning Josia

‘En toen Josia zich omkeerde en de graven zag, die daar op de berg waren, liet hij de beenderen uit de graven halen, verbrandde die op het altaar en verontreinigde dit, naar het woord des Heren, dat de man Gods verkondigd had, die deze dingen aangekondigd heeft. Voorts zeide hij: Wat is dat voor een grafteken, dat ik daar zie? En de lieden van de stad zeiden tot hem: Het is het graf van de man Gods, die uit Juda gekomen is en deze dingen tegen het altaar van Betel aangekondigd heeft, welke gij volbracht hebt’ (2Kon.23:16,17).

Koning Jerobeam

‘Zie, daar kwam een man Gods door het woord des Heren uit Juda te Betel, terwijl Jerobeam op het altaar stond om het offer te ontsteken. Zodra de koning het woord hoorde, dat de man Gods tegen het altaar te Betel gepredikt had, strekte Jerobeam van het altaar af zijn hand uit en zeide: Grijpt hem. Maar de hand die hij tegen hem uitgestrekt had, verstijfde, zodat hij haar niet weer tot zich kon trekken. Ook scheurde het altaar, zodat de as werd afgestort van het altaar, als het wonderteken dat de man Gods door het woord des Heren aangekondigd had. Toen nam de koning het woord en zeide tot de man Gods: Zoek toch de gunst van de Here, uw God, en bid voor mij, opdat mijn hand weer teruggetrokken kan worden. En de man Gods zocht de gunst des Heren, en de hand des konings kon weer teruggetrokken worden, en werd gelijk tevoren. Toen sprak de koning tot de man Gods: Kom toch met mij naar huis en verkwik u, dan wil ik u een geschenk geven. Doch de man Gods zeide tot de koning: Al gaaft gij mij de helft van uw huis, ik zou niet met u binnengaan, noch brood eten, noch water drinken aan deze plaats’ (1Kon.13:2-8).

Koning Amasja

‘Maar een man Gods kwam tot hem en zeide: O koning, laat het leger van Israël niet met u gaan, want de Here is niet met Israël, met al die Efraïmieten. Toen zeide Amasja tot de man Gods; Wat dan te doen met het oog op de honderd talenten die ik aan de troepen van Israël gegeven heb? (2Kron.25:7,9).

En ik bracht hen naar het huis des Heren in het vertrek van de zonen van Chanan, de zoon van Jigdaljahu, de man Gods, dat naast het vertrek der vorsten ligt, boven dat van Maaseja, de zoon van Sallum, de dorpelwachter’ (Jer.35:4).

Het Nieuwe Testament

Timotheüs

Het is opvallend dat de uitdrukking maar slechts één keer in het Nieuwe Testament wordt vermeld. De verwijzing naar Timotheüs als ‘een man Gods’ bevestigt zijn autoriteit en dat in tegenstelling met de valse leraars, die geen mannen Gods zijn (1Tim.6:11).

Samenvatting

Een man Gods, of profeet of ziener spreekt de woorden die God hem leert. De uitkomst van het gesproken woord bracht mensen tot de overtuiging van de echtheid van de man Gods. Volgens het getuigenis van Saul was een man Gods in hoog aanzien.

Zoals gezegd, we komen de uitdrukking ‘man Gods’ slecht één keer tegen in het Nieuwe Testament, maar zijn ze er daarom niet meer? De apostel Petrus schrijft in zijn eerste brief het volgende: ‘Naarmate ieder een genadegave heeft ontvangen, dient elkaar daarmee als goede rentmeesters van de veelvoudige genade van God. Als iemand spreekt, laat het zijn als uitspraken van God; als iemand dient, laat het zijn als uit sterkte die God verleent, opdat in alles God verheerlijkt wordt Jezus Christus, aan Wie de heerlijkheid en de kracht en tot in alle eeuwigheid! Amen’ (1Petr.4:10-11). In geloof dat, wie voldoet aan deze beschrijving, een ‘man Gods’ genoemd mag worden!

______________________________________________________________________________________________________________________________