Serie Biografieën Aartsvaders – Abraham – Genesis 18 – Abrahams voorbede – Deel 6

10 augustus, 2023

Serie biografieën Aartsvaders

Abraham – Deel 6

‘Abrahams voorbede’

Genesis 18:16-33

Inleiding

‘De Rechter staat voor de deur!’ (Jak. 5:9)

‘Niet eerder in de geschiedenis van het menselijke geweld zijn zo velen door zo weinigen geholpen!’ woorden uitgesproken door Winston Churchill in het parlement op 20 augustus 1940. Hij gaf toen een overzicht van de gebeurtenissen van het eerste oorlogsjaar en bedankte speciaal de Royal Air Force piloten voor wat zij gedaan hadden, waardoor er een keer in de oorlog met Duitsland kwam. Heel Engeland wist wat de piloten van de RAF hadden gedaan, maar de bewoners van Sodom en Gomorra wisten niet dat drie personen, God, Abraham en Lot tussen hen en de totale vernietiging stonden. Als Abraham een uurwerk zou hebben gehad dan geloof ik te kunnen zeggen dat de wijzers op vijf voor twaalf stonden (Gen.18:20). Hij wist in wat voor een tijd hij leefde, want hij was door de Heer daarover zelf op de hoogte gebracht: ‘Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?’ (Gen.18:17). Hopelijk weten u en ik in wat voor een tijd wij leven en hoeft u niet, zoals de Farizeeën en Sadduceeën, het verwijt horen: ‘Het aanzien van de hemel weet u wel te onderscheiden, maar u kunt het de tekenen der tijden niet?’ (Mat.16:3; Luk.19:44). En omdat Abraham begreep in welke tijd hij leefde zag hij de dingen zoals God ze zag, namelijk van boven (Ps.73:17). Abraham was letterlijk en figuurlijk bij de Heer op de berg. Hij keek neer op de Jordaanvlakte waarin de steden Sodom en Gomorra lagen en zag als het ware het oordeel er al boven hangen. Maar Abraham was geen doemdenker of iemand die een apathische houding aanneemt en alles op zijn beloop laat, maar iemand die probeerde te redden wat er nog te redden viel, want zijn neef Lot woonde in Sodom. Zonder veel overdrijving kunnen we zeggen dat wij in een soortgelijke situatie leven. Jezus zegt immers dat de omstandigheden vlak voor Zijn komst vergelijkbaar zouden zijn met de dagen van Lot. (Luk.17:28-29). Als ik om mij heen kijk in deze wereld twijfel ik er niet aan dat we in de eindtijd leven. De vraag die wij ons dan te stellen hebben is: Wat doen wij voor deze wereld, land, stad, straat, buurman, met de kennis die wij hebben?

Vriend van God

Is er een grotere tegenstellingen te vinden tussen twee gelovigen dan tussen Abraham en Lot in de Bijbel? Abraham leefde in gemeenschap met God in tegenstelling tot zijn neef Lot. De engelen kwamen overdag (toen het licht was) bij Abraham, maar in de avond (toen het donker begon te worden) bij Lot. Lot die een vriend van de wereld probeerde te zijn maakte zich daardoor tot een vijand van God (Jak.4:6). In het begin van dit hoofdstuk vinden we van deze gemeenschap tussen Abraham en God een duidelijke illustratie. Op meerdere plaatsen lezen we dat Abraham een vriend van God wordt genoemd en hij is de enige in de Bijbel die zo wordt genoemd (Ex.33:11). Van Mozes staat vermeld ‘dat de Here van aangezicht tot aangezicht sprak met Mozes, zoals iemand spreekt met zijn vriend’. De Here Jezus noemde Lazarus zijn vriend, maar ook alle gelovigen noemde Hij zijn vrienden (Joh.15:15).Vriendschap sluit dienst in en in dit hoofdstuk vind je Abrahams dienst ten opzichte van zijn huis (18:1-8), God (18:8-15), en een verloren wereld (18:16-33).

Een van de kenmerken van echte vriendschap is dat je alles met elkaar deelt en geen geheimen voor elkaar hebt. Jezus heeft gezegd: ‘U heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt’ (Joh.15:15). In hoofdstuk 20:7 wordt Abraham een profeet genoemd. Een profeet is iemand die van God dromen, visioenen of gezichten ontvangt om door te geven aan anderen (Am.3:7; Deut.29:29; Mat.13:11). ‘Zou ik voor Abraham verbergen wat ik ga doen?’ (Gen.18:17). Een profeet mag en kan alleen dat doorgeven wat hij zelf ontvangen heeft. God openbaarde dingen aan Abraham die tot dan toe verborgen waren. Van de apostel Paulus lezen we ook dat hem verborgenheden of geheimenissen waren geopenbaard, dingen vanaf de grondlegging der wereld verborgen waren (Kol.1:26; Rom.16:25; Ef.3:3,5, 9-10). Ook wij kunnen op de hoogte zijn van de toekomstige gebeurtenissen want God kondigde in het begin al het einde aan en lang tevoren wat nog gebeuren moest (Jes.46:10). De heilige Geest zou ons de toekomstige dingen verkondigen en heeft dat gedaan in het bijzonder in het boek Openbaring (Joh.16:13). Lot was niet op de hoogte van wat er stond te gebeuren hoewel hij een gelovige was. Wij zouden op de hoogte moeten zijn want God heeft ons daarvan niet in het ongewisse gelaten. Heel de Bijbel spreekt van Gods handelen in Christus en van Zijn openbaring als Koning der Koningen en Heer der Heren, en wij mogen uitzien naar de vervulling van al Gods plannen dus: ‘Veracht de profetieën niet’ (1 Thes.5:19) want ‘zo hebben wij het profetische woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten (2 Petr.1:19). De profeet Jona was ingelicht over Gods plannen met betrekking tot Nineve en hij werd er op uitgestuurd om de boodschap van bekering te prediken. Abraham is hem voor geweest in zijn voorbede voor Sodom. Beide profeten kwamen in actie, op verschillende manieren, maar met één doel namelijk om nog zoveel mogelijk mensen te wijzen op de weg van redding. Ze waren als wachters op de muren van Jeruzalem!

Wachters

Ja, God had wachters in Jeruzalem aangesteld die nimmer zouden zwijgen (Jes.62:6). In Markus 1:40-45 lezen we over de genezing van een melaatse man tegen wie Jezus zegt na zijn genezing: ‘Let erop dat u niemand iets zegt’. Maar deze man deed dat niet en ‘hij begon het zeer te verkondigen en de zaak te verbreiden’. Hij moest zwijgen en sprak, en wij moeten spreken en zwijgen vaak. Wij staan als het ware ook op wacht om de wereld te waarschuwen voor het zwaard dat we zien aankomen! ‘Wachter wat is er van de nacht? De wachter zegt: Morgen komt, maar ook nacht’ (Jes.21:11). Er rust een verantwoordelijkheid op een ieder van ons om een getuige van Jezus te zijn ten opzichte van de mensen rondom ons. We zijn gezanten van Christus om de boodschap ‘laat u met God verzoenen’ uit te dragen (2 Kor.5) ‘want God wil niet dat er iemand verloren gaat’ (2 Petr.3) en ‘heeft geen behagen in de dood van een zondaar, maar veeleer daarin dat hij zich bekere en leve’ (Ez.18:23). Er was nog een reden voor Abraham om in actie te komen want zijn neef Lot woonde in Sodom. In dit gedeelte wordt het niet specifiek vermeld maar we mogen wel aannemen dat Abraham zich het lot van zin neef Lot aantrok. Hij had dat al eerder gedaan in Genesis 14 waar hij Lot bevrijdde uit zijn gevangenschap (vgl. Gal.6:1; Jak.5:19). Maar we moeten niet vergeten hoe Lot in Sodom terecht was gekomen namelijk door Abrahams reis naar Egypte (Gen.12). Daar had Lot de rijkdommen van Egypte (Hebr.11:26)  leren kennen en het had hem niet meer losgelaten. Toen Lot moest kiezen zag hij hoe rijk aan water de hele Jordaanvallei was; voordat Sodom en Gomorra door de Heer werden verwoest, was de vallei tot aan Soar toe was even waterrijk als de tuin van de Heer en als Egypte. Daarom koos Lot voor zichzelf de Jordaanvallei en trok in oostelijke richting (Gen.13:10-11). Van toen af ging het met Lot bergafwaarts. Zolang hij in de nabijheid van Abraham verbleef ging het goed maar toen hij op eigen benen moest staan koos hij de verkeerde weg. Hij sloeg zijn tenten op tot bij Sodom en wat later woon de hij in Sodom en zat in de poort van deze stad. (Gen. 13:12; 14:12). De Bijbel roept ons op om acht op elkaar te geven, iemand terecht te brengen, terug te brengen als iemand afdwaalt, ook wij behoren het leven voor een broeder af te leggen (Gal.6:1 Jak.5:19).

Gebed

Evenals Mozes het later zou doen treedt Abraham hier als het ware op als middelaar (Ex.32:32; 2 Sam. 24:17). Indien de ene mens tegen de andere zondigt, dan zal God hem richten; maar indien een mens tegen de Here zondigt, wie zal dan voor hem tussenbeide treden (1 Sam.2:35)? ‘Zult Gij dan de rechtvaardige met de goddeloze verdelgen?’ was de vraag die Abraham stelde aan de Here. Neen, dat doet Hij niet, met één uitzondering namelijk toen Hij zijn Zoon de Rechtvaardige heeft gegeven voor de onrechtvaardigen! Wij mogen ook voorbede doen en worden daar zelfs toe opgeroepen dat te doen voor alle mensen (1 Tim.2:1). Niet dat wij kunnen bemiddelen, maar we kunnen wel wijzen op de Middelaar, Jezus Christus! (1 Tim.2:5). Abraham ging de stad Sodom niet binnen omdat hij wist welk gevaar dat met zich mee kon brengen. We moeten de plaatsen waar de zonde heerst niet bezoeken om het evangelie te brengen tenzij u daarvoor een speciale opdracht van God hebt ontvangen. In hoofdstuk 14 werd Lot gered met het zwaard in Genesis 19 door gebed. ‘Heer, leer ons bidden’ vroegen de discipelen aan de Heer Jezus (Luk.11:1). Ja, ook al vindt u het moeilijk om mensen over het evangelie te spreken, u kunt in ieder geval bidden voor de mensen. Abraham volharde in het gebed en met resultaat want Lot werd samen met zijn dochters gered voor het oordeel. Natuurlijk was daar Gods uitverkiezing ook bij ‘omdat de Here hem wilde sparen’, maar lezen we ook: ‘God gedacht Abraham’, en ‘Hij leidde Lot uit het midden der omkering, toen Hij de steden waarin Lot gewoond had, omkeerde (Gen.19:16, 29). Abraham was een zegen voor de anderen, maar dat kunnen we niet zeggen van Lot, hoewel hij een rechtvaardige genoemd wordt.

Tenslotte

Het opschrift van dit artikel is: ‘De Rechter staat voor de deur’ en met die gedachte willen we ook eindigen, nadat we gezien hebben wat die oproep voor ons kan betekenen. Hoewel de meeste mensen geen weet hebben van de oordelen van God hebben komen ze wel degelijk. Dat heeft Paulus in Handelingen 17 aan de Grieken duidelijk gemaakt toen hij in Athene predikte: ‘God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken’ (Hand.17:30-31). Wij leven in een tijd die de Heer Jezus vergeleek met de eindtijd, de tijd die voorafging aan zijn komst (Luk.17:28-29). Er is voor een christen geen reden om pessimistisch te zijn, ook niet vanwege de moeilijke tijd waarin wij leven wij verwachten immers geen oordeel maar de Heer! Maar dat uitzien naar zijn wederkomst mag geen reden zijn om niets te doen, want de nacht komt waarin niemand kan werken! (Joh.9:4).

_______________________________________________________________________________