Serie Aartsvaders – Genesis 18 – Vier vragen – Deel 7

10 augustus, 2023

Bijbelboeken: Genesis

Serie Aartsvaders

Abraham – Deel 7

‘Vier vragen’

Genesis 18

Inleiding

Is er een groter verschil te vinden tussen twee gelovigen in de Bijbel dan tussen Abraham en Lot? Abraham leefde in gemeenschap met God in tegenstelling tot zijn neef Lot. De engelen kwamen overdag (toen het licht was) bij Abraham, maar in de avond (toen het donker begon te worden) bij Lot. Lot die een vriend van de wereld probeerde te zijn maakte zich daardoor tot een vijand van God (Jak.4:6). In het begin van dit hoofdstuk vinden we van de gemeenschap die er was tussen Abraham en God een duidelijke illustratie. Op meerdere plaatsen lezen we dat Abraham een vriend van God wordt genoemd en hij is de enige in de Bijbel die zo wordt genoemd (Jak.2:23; 2Kron.20:7; Jes.41:8). Van Mozes staat vermeld ‘dat de Here van aangezicht tot aangezicht sprak met Mozes, zoals iemand spreekt met zijn vriend’ (Ex.33:11).

Een van de kenmerken van echte vriendschap is dat je veel dingen met elkaar deelt die je met ander niet doet. Jezus heeft gezegd: ‘U heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt’ (Joh.15:15). In Genesis 20:7 wordt Abraham een profeet genoemd. Een profeet is iemand die van God dromen, visioenen of gezichten ontvangt om door te geven aan anderen (Am.3:7; Deut.29:29; Mat.13:11). ‘Zou ik voor Abraham verbergen wat ik ga doen?’ (Gen.18:17). Een profeet mag en kan alleen dat doorgeven wat hij zelf ontvangen heeft. God openbaarde dingen aan Abraham die tot dan toe verborgen waren. Van de apostel Paulus lezen we ook dat hem verborgenheden of geheimenissen waren geopenbaard, dingen die vanaf de grondlegging der wereld verborgen waren (Kol.1:26; Rom.16:25; Ef.3:3,5, 9-10). Ook wij kunnen op de hoogte zijn van de toekomstige gebeurtenissen. De heilige Geest zou ons de toekomstige dingen verkondigen en heeft dat gedaan in het bijzonder in het boek Openbaring (Joh.16:13). Lot was niet op de hoogte van wat er stond te gebeuren hoewel hij een gelovige was. Wij kunnen op de hoogte zijn van Gods wanneer we de Bijbel zouden raadplegen.

De Engel des Heren

De Here is, voor zover wij weten, meerdere keren aan Abraham verschenen. De eerste keer was toen de heerlijkheid des Heren aan Abraham verscheen in Ur der Chaldeeën (Hand.7:2; Gen.12:1) daarna lezen we nog van andere verschijningen (Gen.12:7; 17:1). Wie waren deze drie ‘mannen’ die bij Abraham kwamen? Dat het geen gewone mensen waren blijkt wel daaruit dat Abraham één van hen aansprak als ‘mijn heer’, zich voor hem buigt en zichzelf zijn knecht noemt. De twee andere mannen blijken engelen te zijn (Gen.19:1, 15). Omdat geen mens God kan zien en leven (Ex.33:20) moet dit een speciale openbaring van God zijn. Bij nader onderzoek blijkt de derde ‘man’ de Engel des Heren te zijn (vs.1,13,17-33) een theofanie van God; dat is een zichtbare manifestatie van God aan de mensen. God openbaart zich aan bepaalde personen op een zichtbare manier. In het Oude Testament verscheen God aan meerdere personen onder andere aan Manoach de vader van Simson en zijn vrouw en daarbij zien we ook dat zij de Engel des Heren (h-) erkenden als een verschijning van de Here. ‘Toen begreep Manoach, dat het de Engel des Heren geweest was. En Manoach zeide tot zijn vrouw: Wij zullen zeker sterven, want wij hebben God gezien (Richt.13:21-22). We mogen in deze en andere verschijningen van God de pre-incarnatie van Christus herkennen zoals ook blijkt uit de ontmoeting die de profeet Jesaja met Hem had. ‘Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de Here van de legermachten, gezien’ (Jes.6:5). Van die ontmoeting zegt de Heer Jezus dat Jesaja dat zei omdat hij zijn (Christus) heerlijkheid zag en van Hem sprak (Joh.12:41).

Het is belangrijk om je toe te leggen op gastvrijheid (Rom.12:13) want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen’ (Heb.13:2). De gastvrijheid die Abraham ten opzichte van deze drie ‘mannen’ praktiseerde, geeft hem later gelegenheid om met de Here in gesprek te komen en Hem vragen te stellen. De Here stelde ook vragen en hoewel deze retorisch van aard zijn, geven ze ons een diep inzicht van Wie God is en wat Hij ons heeft toevertrouwd.

 Zou voor de Here is te wonderlijk zijn?

‘En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was – hij was ongeveer honderd jaar oud – en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was’ (Romeinen 4:19)

Was het vreemd dat Sara twijfelde aan de mogelijkheid dat zij nog zwanger kon worden, ze was immers onvruchtbaar? (Heb.11:11). Of dat Abraham nog in staat zou zijn nageslacht te verwekken? Ik denk dat we daar niet te hard een oordeel over mogen vellen, immers God had wel gezegd dat Hij Abraham tot een groot volk zou maken (Gen.12:2) en dat Hij hun nageslacht zeer talrijk zou maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is, maar wat was daar van terecht gekomen? Maar door die ‘onmogelijkheid’ kwam God in de gelegenheid te tonen dat bij Hem alle dingen mogelijk waren. ‘God is een God van wonderen’ (Ps.77:15; Ex15:11) en niets is voor Hem onmogelijk. En zo gebeurde het dat na een jaar ‘de Here Sara bezocht, zoals Hij gezegd had (18:14). ‘En de Here deed aan Sara, zoals Hij gesproken had. En Sara werd zwanger, en zij baarde Abraham een zoon in zijn ouderdom, te bestemder tijd, waarvan God tot hem gesproken had’ (Gen.21:1-2).

Dat brengt ons tot de vraag: ‘Gebeuren er nu nog wonderen en wat mogen we onder een wonder verstaan?’ Allereerst wat is een wonder? Een van de vele omschrijvingen luidt: ‘Een wonder is iets buitengewoons, iets dat niet door de gewone natuurkrachten kan voortgebracht worden, niet natuurlijk te verklaren, op goddelijke ingreep berustend.’ Het wonder van de verandering van water in wijn op de bruiloft in Kana (Joh.2), was in die zin een wonder doordat water van het een op het ander moment wijn werd, terwijl dat in de natuur maanden in beslag neemt. In het geval van Abraham en Sara was het een wonder dat een hoogbejaarde onvruchtbare vrouw en een man van wie het lichaam reeds verstorven was nog kinderen konden verwekken. Ook vandaag gebeuren er nog wonderen; is niet de hele schepping een wonder? En is het geen wonder wanneer iemand zich bekeerd, wedergeboren en een nieuwe schepping wordt? Heeft de Heer Jezus niet veel wonderen verricht en apostelen? En heeft God, bij de verkondiging van het evangelie, niet mede getuigenis gegeven zowel door tekenen als wonderen en allerlei krachten, en uitdelingen van de Heilige Geest, overeenkomstig Zijn wil? (Heb.2:4). De God die vroeger wonderen heeft gedaan kan die nu ook nog doen, we mogen God niet door onze theologische visie beperken, maar wonderen behoren niet tot de normale gang van zaken, daarvoor zijn het wonderen!

Zou Ik voor Abraham verbergen wat Ik ga doen?

‘En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart’ (2Petrus 1:19).

Abraham was een vriend van God (Ex.33:11) en aan vrienden wil je je diepste geheimen delen (Joh.15:15). God wilde Abraham delen in zijn plannen met betrekking tot zijn plannen met Lot en Sodom, plannen waarvan Lot niet op de hoogte was hoewel hij zelf het middelpunt daarvan was! In de Bijbel, het Woord van God, worden Gods plannen onthuld en wij kunnen deze tot ons eigendom maken. Maar dat kan alleen maar onder de leiding van Gods Geest anders blijft de Bijbel ook voor ons een gesloten boek. ‘En wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest die uit God is, opdat wij zouden weten de dingen die ons door God geschonken zijn’ (1Kor.2:12; Joh.16:13-15). ‘Zou ik voor Abraham verbergen wat ik ga doen?’ (Gen.18:17; Amos3:7; Deut.29:29; Mat.13:11). God openbaarde aan Abraham dingen die tot dan toe verborgen waren. Bent u op de hoogte van de toekomstige gebeurtenissen voor onze tijd?  Wij kunnen op de hoogte zijn want God heeft ons daarvan niet in het ongewisse gelaten. Heel de Bijbel spreekt van Gods handelen in Christus en van Zijn openbaring als Koning der Koningen en Heer der Heren, en wij mogen uitzien naar de vervulling van al Gods plannen! ‘Veracht de profetieën niet, maar beproeft alles, behoudt het goede’ (1Thes.5:19), en ‘zo hebben wij het profetische woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten’ (2Petrus.1:19).

Het voordeel van het op de hoogte te zijn van Gods plannen is dat we andere mensen daarvan op de hoogte kunnen brengen. In Gen.20:7 wordt Abraham een profeet genoemd. Een profeet is iemand die van God een droom, een visioen, of gezichten ontvangt om door te geven aan anderen. Ook de kennis van Gods Woord die wij hebben opgedaan is bedoeld om gedeeld te worden. ‘Want hoe zullen zij geloven in Hem van Wie zij niet gehoord hebben? En hoe zullen zij horen zonder iemand die predikt?’ (Rom.10:14). We leven in de tijd van genade en we mogen de blijde boodschap niet voor onszelf houden (2Kon.7:9). Maar zo goed als er een tijd van genade is, komt er ook een tijd van oordeel en daarvan moeten wij ook getuigen, ‘want het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God’ (Heb.10:31).

Zult Gij dan de rechtvaardige met de goddeloze verdelgen?

‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de dood in het leven’ (Joh.5:24)

Het oordeel over Sodom stond op het punt te gebeuren en Abraham zal zich zorgen gemaakt hebben over zijn neef Lot en zijn gezin die daar verbleven. Mogelijk is het om die reden dat hij de Here vraagt of het oordeel iedereen zal treffen, of dat de rechtvaardige (Lot) gered zal worden? Voor alle duidelijkheid: Lot was een rechtvaardige maar zijn leven sprak daar niet van ook al kwelde hij ziel bij het zien van het de zonde in Sodom! (2Petr.2:7,8). Het is hier dat Abraham voor zijn broeder in de bres springt als pleitbezorger. Had Abraham Lot eerder gered door het zwaard (14:13-17) hier doet hij door gebed, een gebed dat verhoord werd want ‘God gedacht Abraham, en Hij leidde Lot uit het midden van de omkering’ (19:20).

Neen, God scheert niet iedereen over dezelfde kam, Hij maakt wel degelijk onderscheid. In de dag van het oordeel ‘weet de Here de godvrezenden uit de verzoeking te redden, maar onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel om gestraft te worden’ (2Petr.2:7). God is rechtvaardig in zijn oordeel (Deut.32:4). Maar schrijft Paulus dan niet in de brief aan de Romeinen ‘dat er niemand rechtvaardig is, ook niet één en dat allen schuldig staan voor God? (Rom.3:9-20). En heeft de priester Eli ook niet gezegd dat ‘indien de ene mens tegen de andere zondigt, dan God hem zal richten; maar indien een mens tegen de Here zondigt, wie zal dan voor hem tussenbeide treden?’ (1Sam.2:35). Is het dan mogelijk dan een onrechtvaardige, een rechtvaardige kan worden? Ja, die mogelijkheid is er want God heeft vrede verkondigd en in de Heer Jezus verzoening mogelijk gemaakt. Vrede sluiten doe je met je vijanden, niet met vrienden (Rom.5:10). God heeft geen behagen in de dood van een zondaar, maar veeleer daarin dat hij zich bekeert en leeft (Ez.18:23). Hij wil niet dat er iemand verloren gaat (2Petr.3:9). Met die boodschap is de apostel in zijn tijd de wereld ingegaan en verkondigde dat ‘God, door Christus ons met Zich verzoend heeft en dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen. En zegt Paulus: dat Hij ons het woord der verzoening heeft toevertrouwd. Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen. Hem, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid Gods in Hem’ (2Kor.5:18-21). En die boodschap mogen wij in onze tijd nog steeds verkondigen.

Zou de Rechter der ganse aarde geen recht doen?

‘God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen; omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken’ (Hand.17:30-31).

De meeste mensen hebben geen kennis van een komend oordeel van Godswege en willen dat ook niet weten; daar word je allen maar bang van zegt men dan (Hand.24:25). Maar dat wil niet zeggen dat zo’n dag niet zal komen! De apostel Paulus heeft tijdens zijn verblijf in Athene de Grieken daar al over ingelicht dat zo’n dag zou komen, maar sedert die tijd is de mens en de wereld er niet verbeterd en de nabijheid van het oordeel alleen maar meer waarschijnlijk; de Rechter staat voor de deur! (Jak.5:9).

Wanneer we de tweede brief van Petrus lezen is er een terugkerend refrein op te merken: ‘als God de engelen niet gespaard’, ‘als God de oude wereld niet gespaard heeft’, ‘als de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand heeft, dan weet God de onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel, om gestraft te worden’ (2Petr.2:4-9).

Gaat God de mensen oordelen? Maar er staat toch in de Bijbel dat God liefde is? (1Joh.4:8,16). Dat is waar, maar er staat ook dat God licht is, en dat betekend dat God heilig is gescheiden van het kwaad! (1Joh.1:5). De profeet Habakuk zegt ‘Gij, die te rein van ogen zijt om het kwaad te zien, en die het onrecht niet kunt aanschouwen’ (1:13). Om die reden zal God het kwaad moeten oordelen, anders zou Gods gerechtigheid in strijd zijn met zijn liefde.

Het laatste Bijbelboek is het boek Openbaring dat wordt gekenmerkt door allerlei oordelen en aan het eind van het boek lezen we: ‘En ik zag een grote witte troon, en Hem Die daarop zat. Voor Zijn aangezicht vluchtten de aarde en de hemel weg, zodat er geen plaats meer voor hen te vinden was. En ik zag de doden, klein en groot, voor God staan. En de boeken werden geopend en nog een ander boek werd geopend, namelijk het boek des levens. En de doden werden geoordeeld overeenkomstig wat in de boeken geschreven stond, overeenkomstig hun werken. En de zee gaf de doden die in haar waren. Ook de dood en het rijk van de dood gaven de doden die in hen waren, en zij werden geoordeeld, ieder overeenkomstig zijn werken. En de dood en het rijk van de dood werden in de poel van vuur geworpen. Dit is de tweede dood. En als iemand niet bleek ingeschreven te zijn in het boek des levens, werd hij in de poel van vuur geworpen’ (Op.20:11-15). Bent u ingeschreven in het boek des levens?

______________________________________________________________________________________________________________________________