'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
Misschien met uitzondering van de geschiedenis van Jozef, worden nergens in het Oude Testament nieuwtestamentische waarheden zo duidelijk geïllustreerd als in het leven van Abraham. In Genesis 22 zien we hoe Abraham als vader zijn zoon offert. In hoofdstuk 24 zien we vervolgens hoe Abraham voor diezélfde zoon een bruid verwerft. Beide gebeurtenissen zijn een voorafschaduwing, een beeld, een type van wat nog zou komen. Vaak merk je een zekere afkeer bij gelovigen wanneer het woord typologie ter sprake komt, maar het is een legitieme toepassing van Bijbelse gebeurtenissen uit het verleden die toegepast mogen worden op nieuwtestamentische waarheden. Je zou kunnen zeggen het zijn de illustraties behorend bij die waarheden. Hoewel! De meeste gelovigen hebben geen problemen met de toepassing van dit hoofdstuk als illustratie van het plaatsvervangend sterven van de Heer Jezus op het kruis van Golgotha. Wat is typologie? Typologie kan het beste worden omschreven als de leer van de typen, de voorafschaduwingen van latere geestelijke werkelijkheden. In de brief aan de Galaten staat het omschreven als iets, waarin een diepere zin ligt. De Voorhoeve vertaling zegt: Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis.
Om je wat te verdiepen in dit onderwerp kun je op mijn website wel een paar artikelen vinden die het onderwerp typologie verder belichten.
Overzicht
In dit artikel gaan we kijken naar de beelden die opgesloten liggen in Genesis 22 – 25. De typologie beperkt zich niet enkel tot afzonderlijke personen en gebeurtenissen maar kan zich uitstrekken over grote gedeelten van de Schrift, zoals hier. Het lijkt mij daarom goed om eerst een overzicht te geven van de hoofdstukken die voorafgaan en volgen op hoofdstuk 22 om de typologie die erin gelegen is te verduidelijken:
Hoofdstuk 21: De geboorte van Isaak; als type van de Heer Jezus.
Hoofdstuk 22: Het lijden, sterven en de opstanding van Isaak; als type van de Heer Jezus.
Hoofdstuk 23: Het sterven van Sara; als type van de terzijdestelling van het volk Israël.
Hoofdstuk 24: De uitzending van de knecht (Eliëzer?) als type van de Heilige Geest. De roeping van de bruid; als type van de Gemeente. Het gaan naar de bruidegom; als type van de opname van de Gemeente.
Hoofdstuk 25: Het tweede huwelijk van Abraham met Ketura; als type van het herstel van volk Israël.
In Genesis 22 is Isaak een type van Christus als Degene ‘die gehoorzaam was tot de dood’ (Fil.2:4-8).
Abraham een type van de Vader als Degene ‘die zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard heeft’ (Rom. 8:32, Joh.3:16).
De ram een type van Christus als Degene ‘die als plaatsvervanger is gestorven’ (Hebr.10:1-10).
Abraham op de proef gesteld
De nadruk van dit hoofdstuk ligt op de manier waarop God Abraham op de proef stelde. De verdere gebeurtenissen en de toepassing daarvan zijn eigenlijk illustratief. Alle gelovigen worden op de een of andere manier op de proef gesteld, maar op de manier waarop Abraham op de proef gesteld werd door God, zal waarschijnlijk niemand hem hoeven navolgen. Het is goed het onderscheid te kennen tussen verzoeking en beproeving. Abraham werd op de proef gesteld, niet verzocht! ‘Laat niemand, als hij verzocht wordt, zeggen: Ik word door God verzocht. Want God kan niet door het kwade verzocht worden en Hijzelf verzoekt niemand’ (Jak.1:13). ‘God beproefd ons om het beste in ons naar boven te halen, de duivel verzoekt ons om het slechtste in ons naar boven te halen.’ Ons geloof kan op de proef worden gesteld voor onze heiliging (1Petr.1:6-9), ter voorkoming van zonde zoals bij Paulus die een doorn in het vlees had gekregen opdat hij niet hoogmoedig zou worden (2Kor.12:7), of beproeving nadat we gezondigd hebben (Jak.5:16). Iemand heeft eens gezegd: ‘Een geloof dat niet beproefd mag worden is niet waard een geloof genoemd te worden.’ Job zegt, in zijn rede tegen Elifaz: ‘Want Hij weet hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud tevoorschijn’ (Job.23:10).
Het geloof ‘dat God, machtig was om Isaak zelfs uit de doden op te wekken, heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat Abraham deze test aandurfde. Hij had al een soortgelijke ervaring van Gods almacht al ervaren in zijn leven bij de geboorte van Isaak. Sara’s moederschoot was afgestorven en ook zijn eigen lichaam (Rom.4:19). Dus ‘zou voor God iets te wonderlijk zijn? (Gen.18:14)
God heeft zijn Zoon gegeven
Het was God die zijn Zoon gegeven heeft maar het was de Heer Jezus die de wil van God ten uitvoer te heeft gebracht (Ps.40:8, Hebr.10:9, Joh.4:34, Neh.2:10). God had tegen Abraham gezegd: ‘Ga naar het land Moria, en offer uw zoon daar tot een brandoffer op een der bergen, die Ik u noemen zal’ (Gen.22:2). De berg Moria is de plaats waar later de tempel door Salomo is gebouwd (2Kron.3:1). Op die plaats aangekomen vroeg Isaak: ‘Waar is het lam?’ waarop Abraham antwoordde: ‘God zal Zichzelf voorzien van een brandoffer, mijn zoon’ (Gen.22:8). Abraham had geen offerdier bij zich, zijn zoon Isaak bleek het offer te zijn. Toen Isaak door zijn vader Abraham op het altaar gebonden werd, verweerde Isaak zich niet. Jesaja schrijft later: ‘Als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open’ (Jes.53:7) Zoals Isaak de wil van Abraham onderging, zo deed de Heer Jezus volkomen de wil van de Vader; ‘niet zoals Ik wil, maar zoals U wilt’ (Joh.26:39).
Treffend lezen we dat Abraham: ‘die plaats in de verte zag’ (Gen.22:4). Is dit niet een mogelijk beeld van wat God al eeuwen van tevoren had voorzien, nl. ‘het Lam, voorgekend van vóór de grondlegging van de wereld’ (1Petr.1:20; zie ook: Hand.2:23, Ef.1:4, Mi.5:1, Op.13:8, Joh.17:24).
De Zoon en de Vader werkten samen
De zin ‘zo gingen die beiden tezamen’ wordt twee keer gevonden in deze geschiedenis (22:6, 8). Vaak benadrukken wij overwegend de liefde van God voor verloren zondaars en de liefde van de Zoon die voor die zondaars stierf (vgl. 1Joh.3:16), maar we doen er echter goed aan om ook eens stil te staan bij de liefde tussen de Vader en de Zoon. Jezus Christus is de ‘geliefde Zoon’ (Mat.3:17), en de Zoon zegt, ‘maar opdat de wereld weet dat Ik de Vader liefheb’ (Joh.14:31)., In Joh.17:23 lezen we ook dat de Heer Jezus tot zijn Vader zegt: ‘zoals U Mij hebt liefgehad’.
Abraham spaarde zijn zoon niet (Gen.22:16), en de Vader spaarde zijn Zoon niet, maar ‘heeft Hem voor ons allen overgeven’ (Rom.8:32). De gevoelens die God gehad moet hebben – menselijk gesproken – liggen niet zo voor het oprapen. Wat moet er in Zijn Vaderhart zijn omgegaan toen zijn Zoon aan het kruis hing en tot zonde werd gemaakt? Een zekere teleurstelling kunnen we opmerken wanneer we in de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden een beeld mogen zien van de Vader en de Zoon (Mat.21:33vv.). Toen de heer des huizes tenslotte zijn zoon zond tot het volk en de verwachting had dat ze zijn Zoon wel zouden ontzien (vs.37). ‘Toen de landlieden echter de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Deze is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden en zijn erfenis in bezit nemen.’
Samen waren ze op weg, Abraham en Isaak, ‘zo gingen die beiden tezamen’ (Gen.22:6, 8). In Joh.5:17 zegt Jezus: ‘Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk ook’. De Vader en de Zoon gingen naar dezelfde plaats als eens Abraham en Isaak. Daar zou het offer gebracht worden.
De Zoon Die sterven moest
Abraham droeg een mes en vuur, het waren twee instrumenten die verband hielden met de dood. Het mes zou het fysieke leven van Isaak beëindigen, het vuur zou het hout verbranden waarop hij gebonden was. Isaak stierf echter niet zelf, er was een vervanger, een ram, waarin God had voorzien. Maar niemand kon de plaats van de Heer Jezus innemen op het kruis. Hij was de enige die in staat was om de zonde van de wereld weg te nemen. De Heer Jezus was het plaatsvervangend offer voor ons. ‘Zie het Lam van God, die de zonde van de wereld wegneemt’ (Joh.1:29).
Het kruis was ‘het instrument’ waarop de Heer Jezus zijn leven beëindigde, maar er was meer dan alleen de lichamelijke dood, getypeerd door het mes dat Abraham droeg. Jezus onderging het oordeel over de zonden van de wereld, getypeerd door het vuur dat Abraham droeg. In de Bijbel is vuur vaak een symbool van de heiligheid van God (Deut.4:24, 9:3; Hebr.12:29). De heiligheid van God vereiste een oordeel over de zonde. Isaak heeft het mes en het vuur nooit gevoeld, maar de Heer Jezus moest wel sterven en het oordeel over de zonden ondergaan.
Isaaks vader was bij hem, maar de Heer Jezus werd door God verlaten toen Hij tot zonde werd gemaakt (Mat.27:45-46; 2Kor.5:21). Wat een geweldige liefde!
De Zoon droeg de zondelast
Het is opvallend dat het hout vijf keer vermeld wordt in dit gedeelte, en dat Isaak het pas zelf ging dragen toen ze bij de berg Moria aankwamen. Het hout is niet het beeld van het kruis, want die droeg de Heer Jezus niet helemaal alleen (Mat.27:32). Het hout schijnt eerder een beeld te zijn van de zondelast die de Heer Jezus voor ons droeg. Wanneer droeg de Heer jezus onze zonden? Petrus is daar duidelijk over: ‘die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout’! (1Petr.2:24). Abraham ‘schikte het hout, bond zijn zoon Isaak en legde hem op het altaar boven op het hout’ (Gen.22:9). ‘De Here heeft ons aller ongerechtigheid op hem doen neerkomen’ (Jes.53:6). Het vuur verteerde het hout als een beeld van het oordeel van God over de zonden.
Maar er is ook nog een andere kant zoals Psalm 69 profetisch ons het lijden van Christus laat zien van de kant van de mensen, laat Psalm 22 het lijden van Christus zien van de zijde van God. Op het kruis heeft Christus niet alleen onze zonden gedragen, maar daar is Hij ook tot zonde gemaakt! ‘Hem die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt’ (2Kor.5:21). Er werden twee voorwerpen meegenomen op weg naar Morai: hout en een mes. Hout het beeld van onze zonden en een mes een beeld van Gods oordeel over de zonde. Voor onze zonden moest Christus sterven, voor de zonde werd Hij door God verlaten. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten’ (Ps.22:2). Hij werd niet door zijn Vader verlaten zoals soms wel wordt gezegd, maar door God. De relatie Vader vs. Zoon bleef en blijft eeuwig in stand!
De ‘Plaatsvervanger’
Op het moment dat Abraham wilde doen wat van hem was gevraagd – zijn zoon te offeren – greep de Engel des Heren in en riep tot hem van de hemel en zei: ‘Abraham, Abraham! En hij zeide: Hier ben ik. En Hij zeide: Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden’ (22:11-12). De beproeving was voorbij en Abraham was geslaagd voor de test! Had Isaak eerder al gevraagd waar het lam voor het brandoffer was, zo zag hij nu zijn ‘plaatsvervanger’ een ram met zijn horens verward in het struikgewas. Is dat niet een prachtig beeld van de Heer Jezus, Hij die in onze plaats is gestorven? ‘Om onze overtredingen werd hij doorboord, om onze ongerechtigheden verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt, was op hem, en door zijn striemen is ons genezing geworden’ (Jes.53:5).
Geen enkel type in de Bijbel kan ten volle worden doorgetrokken; de Heer Jezus stierf maar Isaak niet. Het was alles ‘bij gelijkenis’ (Hebr.11:9). De Heer Jezus moest sterven, Isaak mocht weer naar huis gaan. In feite horen we niets meer van Isaak totdat hij zijn bruid ontmoet (Gen.24:62).
Abraham keerde terug naar de twee knechten (Gen.22:19), maar over Isaak wordt er niets gezegd. Het is waarschijnlijk zo dat Isaak samen met zijn vader naar huis terugkeerde, maar toch wordt dat niet vermeld. De Bijbelse verslaggeving wil daarmee mogelijk aangeven dat de volgende gebeurtenis Jezus’ komst voor de Gemeente, zijn Bruid, zal zijn.