Biografieëen Oude Testament – Job – Want niemand op aarde is als hij

27 februari, 2025

Rubrieken: Biografieën

Biografieën Oude Testament

Job 1-3

“Want niemand op aarde is als hij”

Inleiding

Hoe ontkomen we aan vallend gesteente dat we niet zien aankomen? Voormalig president van de VS, Nixon moet eens gezegd hebben: “Deze week kan er geen crisis komen, wat mijn agenda is vol!” Juist in die week in 1969 brak in de zgn. Vietnam-crisis uit. We willen graag een rustig leven maar dat is niet altijd het geval, we dienen rekening te houden met onverwachte gebeurtenissen; “Als de Heer het wil en wij leven, zullen wij dit of dat doen.” (Jak.4:15)

Het centrale thema van het boek Job is niet: ‘Waarom een gelovige te lijden heeft?’ maar: “Is God het waard om voor te lijden?” Job had drie mogelijkheden om het lijden te ontlopen: Ten eerste God vaarwelzeggen, zoals zijn vrouw hem als advies gaf (1:9). “Maar hij zei tot haar: Zoals een zottin spreekt, spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet?” (2:10) Ten tweede zijn zonde ‘belijden’ waarvan hij beschuldigd werd.  “Bedenk toch: wie kwam ooit onschuldig om, en waar werden oprechten verdelgd?” (4:7) Maar zonde had Job niet gedaan! (Job 22:5). En ten derde trouw aan God blijven en het lijden aanvaarden. “Want Hij weet, hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud tevoorschijn.” (23:10)

Wat God zag

”Niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad.” (Job 1:8)

Tot drie keer toe getuigde de Here God o.a. tegenover de Satan van zijn knecht Job. God was op de hoogte van Jobs trouw en geloof. Hij zag een man vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad (1:1, 8; 2:3; Ez.14:14, 20). Dat wil niet zeggen dat Job zonder zonde was (7:21), “Er is immers geen mens die niet zondigt.” (1Kon.8:46) Maar Job was betrouwbaar in zijn wandel en streefde naar gerechtigheid en was genadig voor zijn medemensen (4:3-6). (Zie mijn artikel: “Job, zoals u hem niet kende” in de rubriek Bijbelboeken OT) De Here God zag niet alleen de buitenkant van Job, zijn wandel en handel, maar Hij zag, zoals van elk mens (1Sam.16:7), ook het hart van Job. We kunnen God niets wijs maken of ons mooier voordoen dan dat we zijn, want God is alwetend en kent de geheimen van het hart (Ps.44:21; 139:1-6). Ondanks de grote beproeving die Job onderging en de beschuldigingen die hij moest incasseren (2:9; 6:29; 13:15; 27:5), gaf hij niet op en bleef trouw aan God. Natuurlijk begreep hij niet wat de achterliggende reden kon zijn van zijn lijden, maar Hij wist: “God weet alles en kent mijn hart.” Zoals Petrus beleed: “Heer, U weet alles, U weet dat ik van U houd.” (Joh.21:17) Gods oog was op Job en Hij had een groter doel met hem, maar dat was nog verborgen voor Job, tot op het einde van het boek (42:1-6).

Wat satan beweerde

“En de satan antwoordde de Here: Is het om niet, dat Job God vreest? Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn bezit is zeer toegenomen in het land.” (Job 1:9-10)

De duivel is een gevallen engel (Jes.14; Ez.28). In de Bijbel zien we hem als de aanklager van de broeders (Op.12:10), als de “vader van de leugen en de moordenaar van den beginne” (Joh.8:44-45) Hij gaat rond als een brullende leeuw en kan verschijnen als een engel van het licht, zoekende wie hij kan verslinden (1Petr.5:8; 1Kor.11:14;). Ook al is hij niet alziend, alwetend of alomtegenwoordig, toch is het hem vergund om Job te verzoeken. We zien hem terugkeren van een zwerftocht over de aarde die hij doorkruist had om zich, met de zonen Gods, voor de Here te stellen (1:7; 2:2; Zach.3:1-7). Hij geeft geen direct antwoord op de vraag die God hem stelde, maar verwijst onmiddellijk naar Jobs welvaart. “Is het om niet, dat Job God vreest? Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn bezit is zeer toegenomen in het land. Strek daarentegen uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit; of hij U dan niet openlijk zal vaarwel zeggen!” (1:9-11) Omdat satan niet alwetend is ‘ziet’ hij Jobs welvaart en dat brengt hem tot een verkeerd besluit. Vandaar dat God hem toelaat Job te verzoeken in die dingen waarvan hij Job beschuldigt; zijn bezit. Job was niet op de hoogte van wat er stond te gebeuren. Er zijn onverklaarbare ervaringen in de zichtbare wereld die voortkomen uit spirituele conflicten in de onzichtbare wereld, en we moeten bereid zijn om God te vertrouwen en te rusten op Zijn beloften. We wandelen door geloof, en niet door kennis of gevoelens. Satan beschuldigde Job van onoprechtheid; hij diende God omdat hij het goed had, maar als dat zou wegvallen bleef van Jobs geloof weinig of niets over, aldus de Satan.

Die vraag mogen wij onszelf ook stellen wanneer wij verzocht worden. De grote vraag is niet “Waarom lijden de rechtvaardigen?” maar “Is de God voor wie wij lijden ons lijden waard?” Zijn wij bereid voor Hem te lijden omdat Hij ons beloond of omdat Hij het waard is?

Wat zijn vrienden dachten

“Bedenk toch: wie kwam ooit onschuldig om, en waar werden oprechten verdelgd?” (Job 4:7)

Zonder aanleiding en volkomen onverwacht maakte Job een grote crisis door. Het meest op de voorgrond liggend lijden was het fysiek lijden. “Toen ging de satan van des Heren aangezicht heen, en sloeg Job met boze zweren, van zijn voetzool af tot zijn hoofdschedel toe. En hij nam een potscherf om zich daarmee te krabben, terwijl hij neerzat in de as.” (2:7-8) En wat moet er in hem zijn omgegaan toe hij, van meerdere bodes, het bericht kreeg dat alles wat hij bezat verloren was. Zelfs zijn kinderen, het meest dierbaarste dat hij bezat, waren hem afgenomen (1:13-19). Daaronder zal Job emotioneel veel te lijden hebben gehad.

En wat te denken van het geestelijk leed dat Job met zich droeg, en wat hij met niemand kon delen. Veel empathie van zijn vrouw of vrienden kreeg hij niet. “Wie van de mensen kent het innerlijk van de mens, dan de geest van de mens die in hem is?” (1Kor.2:11) Zijn vrouw raadde hem aan ‘God vaarwel te zeggen’, en zijn vrienden velden een theologisch oordeel over hem. Ze waren ‘theologisch’ bezig maar niet pastoraal. Ze redeneerden als volgt: God is heilig en straft de zonde. God straft Job dus heeft hij gezondigd! Zo duidelijk als het maar kan! Van enige bewogenheid en medeleven met Jobs ellendige situatie horen we niet. De schuld lag bij Job zelf. Dat alles een hoger geestelijk doel kon hebben kwam ook niet bij hen op. “Rabbi, wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat hij blindgeboren werd? Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders; maar de werken Gods moeten in Hem geopenbaard worden.” (Joh.9:2-3). Veel later kreeg Elifaz te horen: “Nadat de Here deze woorden tot Job gesproken had, sprak de Here tot de Temaniet Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw beide vrienden, want gij hebt niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job. Welnu, neemt zeven stieren en zeven rammen en gaat naar mijn knecht Job en brengt ze voor u tot een brandoffer, en mijn knecht Job moge voor u bidden, want slechts hem zal Ik ter wille zijn, zodat Ik u niet iets kwaads aandoe, omdat gij niet recht van Mij gesproken hebt zoals mijn knecht Job.” (42:7-8)

Wat Job graag wilde

“Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem hopen; ja, mijn wandel wil ik voor Hem rechtvaardigen.” (Job 13:15)

Jobs vrienden drongen er bij Job aan op een belijdenis opdat Job terug in een goede relatie met God kwam. Maar Job wilde geen zonden belijden die hij niet had gedaan! Job wilde twee dingen en dat waren: (1) een verklaring van de situatie waarin hij geraakt was (9:33; 13:3,15; 23:3v.), en (2) hij wilde een ontmoeting met God om zich voor Hem te verantwoorden (9:3, 15, 33; 13:18-19) Hij zocht naar een gelegenheid om met God te spreken maar vond Hem niet. “Maar toch, ik wil tot de Almachtige spreken, ik wens mijn zaak te bepleiten bij God.” (13:3) Maar God verborg zich voor Job (13:24), maar omdat hij aanhield openbaarde God zich aan Job (39-42). Maar in plaats van een verklaring te geven stelde de Here vragen aan Job! “De Here vervolgde: ‘Wilt u nog steeds redetwisten met de Almachtige en Hem verbeteren? Of is dit genoeg? Kan de man die Mij wilde bekritiseren, Mij nu ook de antwoorden geven?’ waarop Job antwoordde God: ‘Ik ben een onwaardig mens, hoe zou ik U kunnen antwoorden? Ik leg mezelf het zwijgen op en zal niet voor de tweede maal spreken. Ik heb al veel te veel gezegd.” (39:35-38)

Maar de oplossing van Jobs probleem vergde niet een verklaring van zijn vragen, maar een persoonlijke ontmoeting met God! “Toen antwoordde Job de Here: Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt verijdeld. `Wie is het toch, die het raadsbesluit omsluiert zonder verstand? Daarom: ik verkondigde, zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. `Hoor nu, en Ik zal spreken; Ik wil u ondervragen, opdat gij Mij onderricht.’  Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu heeft mijn oog U aanschouwd. Daarom herroep ik en doe boete in stof en as.” (42:1-6) Het antwoord is God Zelf.

Wat wij van de gebeurtenis kunnen leren

We leven in een gevallen wereld, als gevolg van de val van de mens in de zonde. “De aardbodem is om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, En doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten.” (Gen.3:17-18) Dat wil dus zeggen dat er dingen kunnen gebeuren, die niet direct te maken hebben met eventuele persoonlijke gedane zonden. Denk aan een aardbeving of een ander natuurramp. “Wij weten, dat de hele schepping tezamen zucht en tezamen in barensnood is tot nu toe.” (Rom.8:22)

Wanneer ons iets overkomt, het hoeft niet hetzelfde te zijn zoals het lijden van Job, dan heeft dat een doel. “Opdat wij hen kunnen vertroosten die in allerlei verdrukking zijn.” (2Kor.1:4) “Worden wij verdrukt, het is u tot troost en heil; worden wij getroost, het is u tot een troost, die zijn kracht toont in het doorstaan van hetzelfde lijden, dat ook wij ondergaan.” (2Kor.1:6) Menselijk lijden is universeel, maar persoonlijk kunnen wij ook zondigen zodat God moet ingrijpen in ons leven. “Want die de Heer liefheeft tuchtigt Hij en Hij geselt iedere zoon, die Hij aanneemt.” (Heb.12:6)

We moeten ook oppassen dat we niet in dezelfde fout als de vrienden van Job vallen en zonder enige compassie een theologisch oordeel vellen. Ga in een houding van de liefde van Christus naar de ander toe om diegene terug in een liefdevolle houding met Christus te brengen. Theologie is niet verkeerd, maar zonder barmhartigheid kan het liefdeloos oordelen over de ander. Pastoraat is hier het medicijn en we moeten leren om niet te bekritiseren, maar de andere te helpen in hun strijd. “Draagt elkanders lasten.” (Gal.6:2)

Tenslotte

 “Zie, wij prijzen hen gelukkig die volhard hebben. U hebt van de volharding van Job gehoord en hebt uit het einde van de Heer gezien dat de Heer vol genegenheid en ontfermend is.” (Jak.5:11).

______________________________________________________________________________