Eschatologie – Zefanja 2:1-7 – De toekomst van Gaza

3 maart, 2025

Rubrieken: Eschatologie

Eschatologie

Zefanja 2:1-7

De toekomst van Gaza

“Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, Voordat het besluit tot uitvoering komt (als kaf gaat een dag voorbij) voordat over u komt de brandende toorn des Heren, voordat over u komt de dag van de toorn des Heren. Zoekt de Here, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des Heren. Want Gaza zal verlaten zijn, en Askelon tot een woestenij worden, Asdod zal men op de middag verdrijven, en Ekron zal ontworteld worden. Wee u, bewoners der zeekust, volk der Keretieten! Het woord des Heren is tegen u, Kanaän, land der Filistijnen, en Ik zal u te gronde richten, zodat er geen inwoner meer zal zijn. De zeekust zal worden tot weideplaatsen, tot putten der herders en tot kooien voor schapen. De kust zal ten deel vallen aan het overblijfsel van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds legeren, want de Here, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot brengen.” (Sefanja 2:1-7)

Voorwoord

Als de Hizkia, vermeld in het boek Sefanja 1:1 de koning Hizkia is (715-686), dan was Sefanja zijn achter-achterkleinzoon. Zijn naam betekent ‘Jehova verbergt’ of ‘Jehova beschermt’ en geeft Gods dienst en bescherming voor zijn trouw aan het volk weer, wanneer de dag van wraak nabijkomt. De Schrift geeft heel weinig informatie over Sefanja’s persoonlijk leven. Sefanja diende in Juda tijdens de regering van koning Josia (640-609), die het volk in een religieus herstel leidde vanwege de vondst van het Wetboek in de tempel in het jaar 622 (2Kron.34:14vv.). Het is mogelijk dat Sefanja’s boodschap die reformatie voorafging, anders zou hij vermoedelijk daar wel iets over hebben vermeld in zijn boek. Politiek gezien waren het spannende tijden. De Assyriërs verloren aan macht, de Skyten vielen het noorden binnen, en Babel was de leidende macht geworden. Koning Manasse (697-642) had het volk steeds dieper in de afgoderij gevoerd en allerlei vreemde gewoonten en ideeën binnengebracht;  Josia had getracht dat tegen te houden. Helaas, stierf koning Josia op het slagveld voordat het werk voltooid was, en zijn opvolgers stonden toe dat het volk terugkeerde naar hun zondige praktijken.

Sefanja’s hoofdonderwerp is de ‘Dag des Heren’, die periode waarin God de volken zal oordelen en zijn rechtvaardig rijk zal inluiden. Dit onderwerp wordt door bijna alle profeten vermeld, maar in de boeken Joël en Sefanja het meest indringend: ‘De Dag des Heren is nabij’ (Sef.1:14).

Inleiding

In februari 2025 werd een filmpje over Gaza geplaatst op YouTube door president Donald Trump. Gaza zoals hij het gebied in de toekomst zag, een prachtige stad waar de mensen volop konden genieten van alle welvaart die maar denkbaar is. Zou Trump of de samensteller van het filmpje, ook de profeet Sefanja gelezen hebben? (https://www.youtube.com/watch?v=PslOp883rfI) Ik betwijfel het, maar het komt wel overeen met wat Sefanja ons vertelt. Een utopie, of wordt het eens werkelijkheid? Wanneer we nu beelden zien van de Gazastrook kunnen we ons maar moeilijk voorstellen dat zoiets mogelijk is. Gaza, Asdod en Ekron worden nadrukkelijk vermeld in Jozua 15:45-47 als behorend tot het erfdeel van Juda. ”Zeggen de Bijbelse profetieën iets over de toekomst van Gaza, en zo ja, wat en wanneer zal dit plaatsvinden?

De Dag des Heren (1:1-2:3)

In het boek Sefanja wordt de vervulling van de profetie betreffende Gaza geplaatst in de toekomst en staat het in verbinding met “de Dag des Heren”. Die komende “dag” is het oordeel dat wordt beschreven in hoofdstuk 2:7-18. Sefanja noemt het “de Dag des Heren”, een uitdrukking die door verschillende andere OT-schrijvers wordt gebruikt, met name Joël. “De Dag des Heren” heeft een tweevoudige betekenis: (1) lokaal, Gods oordeel over Israël en Juda over het verleden; (2) profetisch, die toekomstige tijd van oordeel wanneer God Zijn toorn zal uitgieten (Op.6-19). In het verleden zou “de Dag des Heren” de invasie van Babel in 606 v.Chr. zijn en de vernietiging van de stad en de tempel in 586 v.Chr. Zefanja ziet deze invasie als een groot ‘offer’ (Vs.1:7; zie ook Op.19:17-18). Het geluid van de invasie zal beginnen bij de vispoort, de verste poort in de stad, en dan helemaal doortrekken naar de top van de berg Sion. Maar het zullen geen buitenlandse soldaten zijn die het werk doen; het zal God zijn die de stad doorzoekt, als met een lamp, zonde blootlegt en goddeloosheid straft. In de verzen 14-16 worden elf verschillende woorden gebruikt om de komende dag van de Heer te beschrijven. Rijk en arm zullen lijden; niemands zilver of goud zal hen kunnen redden.

In 2:1-3 wendt de profeet zich tot Jeruzalem en Juda en smeekt het volk zich tot de Heer te wenden en berouw te tonen voor hun zonden. “Voordat Gods oordeelsbesluit komt, terwijl er nog tijd is, wend u tot de Heer en vraag om genade!” Helaas, de natie was tevreden om “religieus” te zijn; ze wilden zich niet van hun zonden afkeren.

God zal de naties oordelen (2:4-3:7)

De profeet vermeld de verschillende heidense volken rond Juda en kondigt aan dat God hen ook zal oordelen voor hun zonden. Hij begint met Kanaän, land der Filistijnen (vv.4-7) en voorspelt dat hun dichtbevolkte kusten weidegronden voor de kudden zullen worden. Vervolgens noemt hij Moab en Ammon (vv.8-11), die beiden afstammen van de afvallige Lot (Gen.19:33-38). Zij hadden Gods volk mishandeld en “verheerlijkten zichzelf”; daarom zou God hen vernederen. Hun landen zouden verwoest worden. Hun afgoden zouden machteloos blijken. Egypte is de volgende op de lijst (v.12), en hij belooft hun een oorlog die hun jongeren zal doden. Assyrië en hun hoofdstad Nineve zullen zo volledig worden verwoest dat hun land een wildernis zal zijn (vv.13-15). De wilde vogels zullen daar wonen met de dieren. Hun prachtige gebouwen zullen begraven worden onder het zand. Nahum had ook over de val van Nineve en de volledige vernietiging geprofeteerd.

Opnieuw sluit Zefanja deze boodschap af met een beroep op zijn eigen volk (3:1-7). Als God de zonden van de heidenen oordeelt, hoeveel te meer zal Hij dan de zonden van Juda, het “heilige volk van God” oordelen? “Het oordeel begint bij het huis van God.” (1Petr.4:17) “Aan degenen die Mij het naaste staan, zal Ik Mij de Heilige betonen en ten aanschouwen van het gehele volk zal Ik Mij verheerlijken.” (Lev.10:3) Hij noemt Jeruzalem vuil en verontreinigd – maar Josia had toch alle afgoden verwijderd? (2Kon.23:4vv.) God zag echter hun harten zien en daarin zag Hij rebellie. Ze hadden geen echt geloof in de Heer. De vorsten en de rechters waren als rondzwervende dieren, op zoek naar iemand om te verslinden. De profeten waren “licht”; ze misten ernst en bezorgdheid. Ze waren ook “verraderlijk”, omdat ze het volk op een dwaalspoor brachten. De priesters verontreinigden alles wat ze aanraakten, inclusief het heiligdom. Ze konden Gods oordeel dag na dag zien, maar ze namen het niet ter harte. Ze zagen Hem andere naties straffen, maar ze zeiden: “Het zal hier nooit gebeuren.” Maar het gebeurde daar wel. In 606 v.Chr. kwamen de Babyloniërs en verwoestten de natie, de stad en de tempel. “Zonde is een schande voor elk volk” – vooral het volk van God.

God zal zijn volk herstellen (3:8-20)

Zefanja sluit zijn boodschap af met een grote belofte: God zal op een dag Zijn volk weer verzamelen, de heidense naties straffen en Israël en Juda in hun land herstellen. Vers 8 is zeker een voorspelling van de slag bij Armageddon, wanneer alle naties zich in de laatste dagen tegen Jeruzalem zullen verzamelen (Op.19:11-12). Maar Jezus Christus zal terugkeren en deze naties oordelen en dan Zijn koninkrijk vestigen. Hij zal de verstrooide Joden weer verzamelen, hen van hun zonden reinigen en Zijn rechtvaardige koninkrijk vestigen, zittend op Davids troon in Jeruzalem (zie: Zach.12-13).

Ziet u dat Zefanja de nadruk legt op “het overblijfsel”? (2:7, 9; 3:13) In zijn tijd was er een gelovig overblijfsel, een kleine groep mensen die trouw was aan de Heer, net zoals er vandaag de dag een gelovig overblijfsel is. Denk aan de Messiaans-Belijdende Joden, waarvan er nu ongeveer zo’n twintigduizend in Israël zijn. In de laatste dagen zal niet elke Jood de Heer volgen, maar het overblijfsel dat wel zal doen (Op.7:4-8). Wat moesten de gelovige Joden doen vanwege de boodschap van Sefanja? Ten eerste moesten ze wachten (3:8) en God zou zijn plannen uitwerken. Dan moesten ze zingen (3:14) en zich verheugen over de goedheid van de Heer. De natie zou door een tijd van beproeving en gerichten moeten gaan, maar God zou in haar midden zijn (3:17) en ze zou zelfs in de tijd van het oordeel niet bang hoeven te zijn. God zou van hen houden en voor hen zorgen. Dan, wanneer Zijn toorn voorbij was, zou Hij de natie herstellen en Zich over hen verheugen. Hij zou degenen die de Joden hadden gekweld verdrukken (3:19) en de Joden terugbrengen naar hun land. Dit gebeurde nadat de zeventig jaar van gevangenschap voorbij waren.

Maar er is ook een toekomstige terugkeer en herstel voor Israël wanneer, volgens vers 20, zij een lof zullen zijn voor de hele aarde. Dat is niet gebeurd. Vandaag de dag is Israël een bron van internationale strijd. Maar wanneer Jezus terugkeert, zullen zij de bron van vreugde en glorie op aarde zijn, en de wereld zal in vrede leven. In 1948 is die terugkeer en herstel begonnen (Ez.37:1-14) en spoedig zal Israëls lijdenstijd voorbij zijn!

Tenslotte

Dag en uur van Jezus’ wederkomst zijn niet geweten, maar we zien verbazend veel gebeurtenissen die als tekenen der tijden kunnen dienen en ‘zeggen’ dat de nacht vergevorderd is en de dag nabij! (Rom.13:12). En, wat met de toekomst van Gaza? “De zeekust zal worden tot weideplaatsen, tot putten der herders en tot kooien voor schapen. De kust zal ten deel vallen aan het overblijfsel van het huis van Juda; daarop zullen zij weiden; in de huizen van Askelon zullen zij zich des avonds legeren, want de Here, hun God, zal acht op hen slaan en een keer in hun lot brengen.” (Sef.2:6-7)

“Ziet onder de heidenen en let op, en verbaast u, ontzet u, want Ik doe een werk in uw dagen, dat gij niet zoudt geloven, wanneer het verteld wordt.” (Hab.1:5)

______________________________________________________________________________