Nieuwe Testament – Dag van de Heer – 1 Thessalonicenzen 5

8 augustus, 2023

Bijbelboeken: 1 Tessalonicenzen

Nieuwe Testament

De Dag van de Heer

1 Thessalonicenzen 5:1-11

‘Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, hebt u niet nodig dat u geschreven wordt. Want u weet zelf nauwkeurig dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf hun over hen komen zoals de barensnood een zwangere, en zij zullen geenszins ontkomen. Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen; want u bent allen zonen van het licht en zonen van de dag. Wij zijn niet van de nacht of van de duisternis. Laten wij dus niet slapen zoals de overigen, maar laten wij waken en nuchter zijn. Want zij die slapen, slapen ‘s nachts en zij die dronken zijn, zijn ‘s nachts dronken. Maar laten wij, die van de dag zijn, nuchter zijn, terwijl wij het borstharnas van het geloof en de liefde aangedaan hebben, en als helm de hoop van de behoudenis; want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de behoudenis, door onze Heer Jezus Christus, die voor ons is gestorven, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem leven. Daarom, vermaant elkaar en bouwt elkaar op, zoals u ook doet’ (1Thes.5:1-11).

Voorwoord

De overgang die de apostel Paulus maakt van de komst van de Heer Jezus voor de gelovigen, zoals hij dat beschrijft in de voorgaande verzen (4:13-18), naar het onderwerp ‘de dag van de Heer’, ligt voor de hand. Die ‘dag’ was de gelovigen, joden in de diaspora’ uiteraard goed bekend, omdat het in het Oude Testament daar vaak over spreekt en ze wisten nauwkeurig dat de dag van de Heer zou komen als een dief in de nacht (5:2). Het moment waarop de Gemeente zal worden opgenomen is niet bekend, maar met de dag van de Heer is dat anders. In de tweede brief aan de Thessalonikers geeft de Schrift ons daarover meer informatie (2Thes.2:1-11), maar in de eerste brief ligt de nadruk meer op wat die ‘dag’ voor gevolgen zal hebben voor de ongelovigen. In het gedeelte dat voor ons ligt (5:1-11) wordt dan ook doorlopend gesproken over ‘wij’ de gelovigen en ‘zij’ de ongelovigen. Het is goed om daar rekening mee te houden. Zoals vaker vinden we bij Paulus eerst de theorie uitgelegd en daar de praktische toepassing, zo ook hier. De wederkomst van de Heer Jezus is echter een thema dat de hel brief door vermeld wordt. Zo wordt in het eerste hoofdstuk gesproken over ‘Zijn Zoon uit de hemelen te verachten’ (1:10). In het tweede hoofdstuk wordt in vers 16 de nadruk gelegd op de komende toorn van God die over de ongelovigen gaat komen (2:16) en de blijdschap bij de komst van de Heer Jezus (2:19). In 3:13 wordt de komst van de Heer Jezus gezien samen met de heiligen (vgl. 2Thes.1:10). Dan in hoofdstuk vier de welbekende beschrijving van de komst van de Heer Jezus voor de gelovigen, de zgn. Opname (4:13-18). De brief sluit af met de komst ‘de dag van de Heer’ en nogmaals een oproep voor de gelovigen om, in verband met de komst van de Heer Jezus, onberispelijk in hun wandel te zijn (5:23).

De dag der wrake van onze God

Tijdens een samenkomst van de Joden in de synagoge haalde de Heer Jezus een tekst aan uit het boek Jesaja en dat luidt als volgt: ‘De Geest des Heren Heren is op mij, omdat de Here mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; Om uit te roepen een jaar van het welbehagen des Heren en een dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten’ (Jes.61:1-2). Zoals we weten heeft de Heer Jezus wel gesproken van ‘een jaar van welbehagen des Heren’ maar niet van ‘een dag der wrake van onze God’. Die ‘dag des welbehagens’ duurt nu al zo’n tweeduizend jaar en loopt op zijn eind. We noemen dat ook wel de genadetijd waarin het evangelie van de genade van God wordt verkondigd (Hand.20:24). De ‘dag der wrake God’ ligt nog in het verschiet en zal spoedig aanbreken, althans daar lijkt het op! We denken dat aan wat in de volksmond ‘de Grote Verdrukking wordt genoemd. De Grote Verdrukking is eigenlijk het tweede gedeelte van de laatste jaarweek, het uur van de verzoeking (Op3:10).

Inleiding

Dit laatste hoofdstuk van de eerste brief aan de Thessalonicenzen geeft ons een reeks instructies hoe gelovigen hebben te handelen in het licht van Jezus’ wederkomst. Ook in de vroege kerk waren er gelovigen die zorgeloos leefden; sommigen hadden geen respect voor hun leiders. Anderen maakten misbruik van de sociale voorzieningen en er was een algemeen gebrek aan liefde en zorg voor elkaar. Vlak voor de komst van de Heer Jezus worden we opgeroepen om keuzes te maken, prioriteiten te stellen. Het is wit of zwart; geen ‘vijftig tinten grijs’ om het maar met de titel van een bekend boek te zeggen. We gaan het onderscheid zien wie de Heer vrezen en wie niet! Er is, meer dan ooit, een tijd aangebroken waarin gelovigen prioriteiten moeten stellen om in hun geloof staande te blijven!

De Heer Jezus verenigd maar Hij brengt ook scheiding teweeg, zo leert de Schrift ons. ‘Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard. Want Ik ben gekomen om tweedracht te brengen tussen een man en zijn vader en tussen een dochter en haar moeder en tussen een schoondochter en haar schoonmoeder; En iemands huisgenoten zullen zijn vijanden zijn’ (Mat.10:34-36).  Dit blijkt ook uit de volgende teksten: (1) Sommige dan van de Farizeeën zeiden: Deze mens komt niet van God, want Hij houdt de sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een zondig mens zulke tekenen doen? En er was verdeeldheid onder hen’ (Jh.9 :16). (2) ‘Er ontstond dan verdeeldheid bij de schare om Hem’ (Joh.7:43). (3) ‘Toen zij nu van een opstanding van doden hoorden, spotten sommigen, maar anderen zeiden: Wij zullen u hierover nog wel eens horen’ (Hand.17:32). Met betrekking tot ons Bijbelgedeelte dat we voor ons hebben blijkt ook dat er twee soorten mensen zijn die dan ook verschillend reageren op de gebeurtenissen in de wereld. Het is ‘wij’ tegenover ‘zij’; leest u maar!

Praktische vragen

(1) Bent u waakzaam of onachtzaam? (5:1; 2Thes.2:5)

De gelovigen in Thessalonika waren door de apostel Paulus gedurende drie sabbatten onderwezen in het Woord van God (Hand.17:2) ook betreffende de dag van de Heer, maar waren in verwarring gebracht en hadden bijkomende vragen. Wat een voorrecht is het dat wij het gehele Woord van God in ons bezit hebben en waarin we Gods raad betreffende de toekomstige dingen kunnen onderzoeken en ons eigen maken. Daarvoor hebben we niet alleen Gods Woord ontvangen maar ook de Heilige Geest die ons tot hulp is bij het verstaan van dat Woord (Joh.16:14). In verband met de ‘toekomstige dingen’ heeft Paulus ons enkele geheimenissen, zaken die van alle eeuwen en geslachten verborgen waren geweest geopenbaard (Kol.1:26; Rom.16:25-26; Ef.3:3,5, 9-10). Daarbij komt nog het Bijbelboek Openbaring, het enige profetisch geschrift van het Nieuwe Testament. Als we dan de vraag stellen: ‘Bent u waakzaam of onachtzaam?’ is het alleen maar een kwestie van wat betekent Gods Woord voor u en mij? Nemen wij de tijd om die zaken te onderzoeken waarvan alleen gelovigen inzicht in kunnen hebben? Het is niet voor niets dat de apostel Petrus ons oproept om ‘acht te geven op het profetische Woord (2Petr.1:19). Waakzaam of onachtzaam het ligt aan u.

(2) Bent u in het licht of in de duisternis?

Wanneer iemand tot geloof in de Heer Jezus komst wordt hij of zij een kind van God genoemd. ‘Allen die Hem hebben aangenomen gaf Hij het recht een kind van God genoemd te worden’ (Joh.1:12). Maar een kind van God hoort ook te wandelen overeenkomstig zijn positie die hij in Christus heeft. ‘Als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar’ (1Joh.1:7). ‘Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts (Ef.5:7). Iemand die in de duisternis leeft weet niet waarheen hij gaat (Joh.12:35). De vrucht van het licht bestaat in alle goedheid en gerechtigheid en waarheid en we moeten onderzoeken wat de Heer welbehaaglijk is. Dus: ‘onderzoekt dan uzelf of u in het geloof bent; beproeft uzelf’ (2Kor.13:5)

(3) Bent u verwachtend of wordt u verrast?

Wat was de verwachting van de gelovigen aan wie de apostel Petrus schreef: Er zou een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komen waar gerechtigheid woont, dat was hun verwachting en daaraan dienden ze hun levensstijl aan te passen. (2Petr.3:13-14). Ze wisten van tevoren wat deze wereld te wachten stond (2Petr.3:17). De volken kennen de gedachten des Heren niet en verstaan zijn raadslag niet, dat Hij hen verzamelt als schoven op de dorsvloer! (Mi.4:12). Voor de ongelovigen zal de komst van Christus of de dag des Heren komen als een dief in de nacht. ‘Wanneer zij zullen zeggen: Vrede en veiligheid, dan zal een plotseling verderf over hen komen’ (5:3). Zoals het was in de dagen van Noach en ‘zij het niet merkten totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam’ (Mat.24:39). Het getuigenis dat de apostel Paulus gaf van hen die tot geloof waren gekomen in Thessalonika was: ‘Hoe u zich van de afgoden tot God hebt bekeerd, om de levende en de waarachtige God te dienen en zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, Jezus, die ons redt van de komende toorn’ (1Thes.1:9-10). Gelovigen zien niet uit naar de dag van de Heer, maar naar Jezus wederkomst om ons op te nemen opdat wij altijd met de Heer zouden zijn (1Thes.4:13-18).

(4) Bent u nuchter of losbandig?

Nuchter wil in dit verband zeggen kalm of realistisch en heeft niets te maken met dronkenschap o.i.d. Losbandig zou je dan kunnen omschrijven als zich niet aan morele regels en voorschriften houden en in dat opzicht schrijft Paulus aan Timotheüs: ‘Want er zal een tijd zijn zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar naar hun eigen begeerten voor zichzelf leraars zullen verzamelen, om zich het gehoor te laten strelen, en zij zullen het oor van de waarheid afkeren en zich tot de fabels wenden. Maar jij, wees nuchter in alles’ (2Tim.4:3-5). Een woord wat zeker in onze tijd op zijn plaats is, want wat zien we in de christenheid in ons land en continent? Meer en meer wordt het Woord der Waarheid losgelaten en er steken her en der dwaalleren op, meer dan ooit eerder in de geschiedenis van het christendom. De gemeentelijke samenkomsten worden steeds meer omgevormd tot goed geïmproviseerde shows, om de aanwezigen te vermaken. Maar dat niet alleen: ‘Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen en we moeten ons niet laten meeslepen om af te vallen van onze eigen standvastigheid’ (2Petr.3:3,17).

 (5) Bent u behouden of verloren?

Met het oog op de ernst van de situatie in onze wereld en het tijdsgewricht waarin onze wereld zich bevindt, is de vraag bent u behouden of verloren niet slechts geoorloofd maar ook dringend. De dag de Heren, het oordeel staat voor de deur en wat is uw houding ten opzichte van God? Bent u behouden of verloren? De belofte voor de gelovigen is ‘dat God ons niet heeft bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de behoudenis, door onze Heer Jezus Christus, die voor ons is gestorven, opdat wij, hetzij wij waken, hetzij wij slapen, samen met Hem leven’ (vs.9). Voor hen die niet geloven wacht een eeuwig verderf waaraan niet te ontkomen valt (vs.3). Harde waarheid maar ‘God heeft geen behagen in dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. Bekeert u, bekeert u van uw boze wegen’ (Ez.33:11). De mens is verantwoordelijk voor zijn eigen keuzes. ‘Als dan iemand wel het geluid van de bazuin hoort, maar zich niet laat waarschuwen, en het zwaard komt en rukt hem weg, dan komt diens bloed over zijn eigen hoofd. Hij heeft het geluid van de bazuin gehoord, maar zich niet laten waarschuwen; zijn bloed komt over hemzelf; als hij zich had laten waarschuwen, zou hij zijn leven hebben gered’ (Ez.33:4-5). Dus laat u gezeggen want het is vreselijk te vallen in de handen van de levende God (Heb.10:31).

Dag van de Heer

De dag des Heren of Dag van de Heer wordt ook door de volgende benamingen weergegeven:

(1) Uitdrukkingen als ‘een tijd van grote benauwdheid’ (Dan.12:1); ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’ (Jer.30:7) en de Grote Verdrukking (Dan.12:1; Mat.24:21), staan in verbinding met het volk Israël tijdens de laatste halve jaarweek.

(2) ‘het uur van de verzoeking’ (Op.3:10); ‘het uur van zijn oordeel’ (Op.14:7; 18:10; vgl. 16:7; 19:2) en staat in verband met het oordeel over de aarde en de volkeren.

(3) ‘de dag des Heren’ in o.a. Jes.2:12; 13:6-9; Ez.13:5; Joel 1:15; 2:1,11,31; 3:14; Amos 5:18-20, Ob.:15; Zef.1:7,14; 1Thes.5:2; 2Thes.2:2; 2Petr.3:10, is het de gehele periode van oordelen die over de aarde komen.

(4) ‘de dag van de verborgenheid/toorn des Heren’ (Zef.1:18; 2:2; vgl.7; Jes.61:2).

(5)  kortweg ‘de gramschap’ (Jes.10:25; 26:20v.; Dan.8:19; 11:36); ‘de toorn’ (1Thes.1:10; 5:9; Op.6:16v.; 11:18) ‘de grimmigheid’ (al of niet in combinatie met ‘toorn’) (Op.14:8,10,19; 15:1,7; 16:1,19; 19:15).

______________________________________________________________________________________________________________________________