Dagelijks Brood – Nummer 11 – 1Korinthe 4:5 – Oordeelt niets voor de tijd

19 februari, 2024

Rubrieken: Dagelijks Brood

Dagelijks Brood

Nummer 11 – 1 Korinthe 4:5

‘Oordeelt niets voor de tijd’

‘Dagelijks Brood’ bestaat uit een reeks korte artikelen uit het Oude en Nieuwe Testament die het karakter hebben

van een geestelijke boodschap voor het dagelijks geloofsleven ter bemoediging, vertroosting of lering.

 

‘Oordeelt daarom niets vóór de tijd, totdat de Heer komt, die ok wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal ieder zijn lof ontvangen van God’

 Inleiding

Oordelen doen we vaak, veel, en snel. Voordat we de achtergronden kennen of onderzoeken staan we al klaar met ons oordeel. De gemeente te Korinthe had veel tekortkomingen, er waren scheuringen en twisten (1Kor.1:10-12). Er was sprake van hoererij onder hen zoals onder de volken niet bestond, dat iemand de vrouw van zijn vader had (1Kor.5:1). Jezus leert ons dat we niet mogen oordelen: ‘Oordeel niet, opdat u niet wordt geoordeeld; want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u worden geoordeeld’ (Mat.7:1; (Luk.6:37; Rom. 2:1). Maar wat met zonde in de gemeente, roept Gods woord ons niet op om daarover te oordelen? (Mat.18:15-20). Of moeten we alles maar op zijn beloop laten, onder het motto ‘De liefde bedekt een menigte van zonden’? (1Petr.4:8; Spr.10:12).

Als anderen ons oordelen

Kritiek van anderen kan goed zijn. Ik denk dan wel aan opbouwende kritiek. De apostel Paulus heeft veel kritiek te verduren gehad, vooral van de gelovigen in Korinthe. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 10 van de tweede brief aan Korinthe schrijft hij: ‘Want zijn brieven – zegt men – zijn wel gewichtig en krachtig, maar zijn lichamelijke aanwezigheid is zwak en zijn spreken is verachtelijk’ (2Kor.10:1-10). Zulke opmerkingen over je functioneren in het koninkrijk van God kunnen pijn doen, maar niet alle kritiek breekt af, want: ‘Oprecht gemeend zijn de wonden door een vriend geslagen, maar overvloedig zijn de kussen van een vijand’ (Spr.27:6). Wanneer onze critici het bij het veerde einde hebben, kunnen wij ze helpen; maar de kritiek terecht is kan het ons helpen.

Als wij anderen oordelen

Wij mogen niet over de innerlijke drijfveren oordelen van andere gelovigen. Maar wat doet Paulus dan wanneer hij schrijft: ‘Wel prediken sommigen Christus uit afgunst en twist, maar sommigen ook met goede bedoelingen. Dezen wel uit liefde, daar zij weten dat ik tot verdediging van het evangelie ben gesteld; maar de anderen verkondigen Christus uit partijzucht, niet zuiver, met de bedoeling verdrukking aan mijn gevangenschap toe te voegen. Is dat niet oordelen wat Paulus doet? Let wel: Paulus stelde wel de innerlijke motieven van andere predikers vast, maar spreekt er geen oordeel over uit, en besluit: Wat doet het ertoe? In elk geval wordt op allerlei wijze, hetzij onder een voorwendsel, hetzij in waarheid, Christus verkondigd; en daarin verblijd ik mij, ja, zal ik mij ook verblijden’ (Fil.1:15-18).

Als we ons zelf oordelen

Het zou niet verkeerd zijn wanneer wij onszelf zo nu en dan eens zouden beoordelen. In veel bedrijven en/of organisaties is het regel de werknemer eens per jaar te beoordelen op zijn functioneren. Zou zoiets ook niet nuttig zijn voor ons, als rentmeesters van de verborgenheden van God? Paulus spreekt ervan, wanneer hij zegt: ‘Onderzoekt dan uzelf of u in het geloof bent, onderzoekt uzelf’ (2Kor.13:5).

Ook wanneer we deelnemen aan het avondmaal worden we opgeroepen om ‘zichzelf te beproeven, en zó (als beproefden) eten van het brood en drinken van de drinkbeker. Want wie eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelf een oordeel, als hij niet het lichaam van de Heer onderscheidt. Daarom zijn er onder u vele zwakken en zieken en nogal velen zijn ontslapen. Als wij echter onszelf beoordeelden, zouden wij niet geoordeeld worden’ (1Kor.11:27-34).

Als de Heer ons oordeelt

Wanneer wij, gelovigen, eens voor de rechterstoel van Christus zullen verschijnen zullen we ook beoordeeld worden, naardat iemand in het lichaam bedreven heeft, hetzij goed, hetzij kwaad (2Kor.5:10). Dat zal een volmaakt oordeel zijn; we zullen ‘geopenbaard’ worden, wat wil aangeven dat onze werken en motieven beoordeeld en beloond zullen worden. ‘Want de dag zal het aan het licht brengen, omdat deze in vuur geopenbaard wordt, hoe ieders werk is, dat het vuur beproeven. Als iemand werk dat hij daarop gebouwd heeft (op het fundament, dat is Christus – vs.11) zal blijven, zal hij loon ontvangen; als iemands werk zal verbranden, zal hij schade lijden, maar zelf zal hij behouden worden, maar zoals door vuur heen’’ (1Kor.3:13-15). Niet allen het werk van de gelovige ook zijn motieven worden openbaar. ‘‘Oordeelt daarom niets vóór de tijd, totdat de Heer komt, die ook wat in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen van de harten openbaar zal maken; en dan zal ieder zijn lof ontvangen van God’ (1Kor.4:5).

____________________________________________________________________________________________________