Dagelijks Brood – Nummer 8 – 2 Samuël 24:14 – Gods barmhartigheid is groot

29 januari, 2024

Rubrieken: Dagelijks Brood

Dagelijks Brood

Nummer 8 – 2 Samuël 24:14

‘Gods barmhartigheid is groot’

‘Dagelijks Brood’ bestaat uit een reeks korte artikelen uit het Oude en Nieuwe Testament die het karakter hebben van een geestelijke boodschap voor het dagelijks geloofsleven ter bemoediging, vertroosting of lering.

 

Twee zonden

Wanneer je aan een groep gelovigen de vraag zou stellen: ‘Wat was Davids grootste zonde?’ dan zou het antwoord ongetwijfeld geweest zijn, het overspel met Bathseba. Dat was natuurlijk ook een grote zonde met ernstige gevolgen, maar niet de grootste. Uria, de echtgenoot van Batseba stierf en ook het kindje dat uit de relatie van David met Batseba werd geboren (2Sam.11). Maar hoe erg deze daad van David ook was, het was niet zijn grootste zonde! Dat was namelijk de telling van het volk (2Sam.24). Van het overspel beleed David: ‘Ik heb tegen de Here gezondigd’ (2Sam.12:13), maar van de volkstelling zei hij: ‘Ik heb zwaar gezondigd’ (2Sam.24:10). Er zijn zonden van het vlees en zonden van de geest (2Kor.7:1), maar wij zijn geneigd om de zonden van het vlees ernstiger te vinden, dan die van de geest, hoewel de zonden van de geest ernstiger gevolgen kunnen hebben. De Heer Jezus vergeleek boosheid en begeerte met overspel (Mat.5:21-30). De Heer Jezus toonde medelijden met hoeren en zondaars, maar was onverbiddelijk in zijn afwijzing van de trotse Schriftgeleerden Farizeeën. Hij noemde ze ‘kinderen van de duivel’ (Joh.8:44).

Twee gevolgen

Oorzaak en gevolg. Een oorzaak geeft aan waaróm iets gebeurt. Een gevolg vertelt je wat er daarna gebeurt. Eén daad van onbedachtzaamheid, kan maken dat men jaren schreit! David had oprecht berouw over zijn affaire met Batseba, maar de gevolgen konden niet ongedaan worden gemaakt! Maar God, in zijn grote genade keerde het kwade om ten goede. Batseba werd zwanger en baarde een kind, Salomo (2Sam.12:24) die de opvolger van David werd en de tempel bouwde op de grond die David had gekocht, waarop hij een altaar had geplaats en offers aan God gebracht had. Alleen een barmhartig God kan iemand twee ernstige zonden vergeven en toch een tempel laten bouwen. God is rijk en groot aan barmhartigheid. Van die barmhartigheid kon David uit ervaring spreken. ‘Toen zeide David tot Gad: Het is mij zeer bang te moede; laat ons toch vallen in de hand des Heren, want zijn barmhartigheid is groot; maar laat mij niet vallen in de hand der mensen ‘(2Sam.24:14). ‘Gedenk uw barmhartigheid, Here, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid’ (Ps.25:6).

Twee tronen

Wij hebben een Voorspraak in de hemel, dat wil zeggen dat wanneer wij gezondigd hebben vergeving kunnen krijgen (1Joh.2:1-2). We hebben toegang tot de troon van genade, tot het vinden van hulp op de juiste tijd (Heb.4:16). God geeft ons in zijn genade niet wat we verdienen, maar wat we niet verdienen, en dat is de vergeving van onze zonden. Maar dat wil zeggen dat we moeten voorkomen om in herhaling te vallen, want een gelovige zondigt niet licht, want de gevolgen blijven. ‘Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn, maar wie ze belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen’ (Spr.28:13). Er is ook nog zoiets als Gods regering, dat wil zeggen dat God niet toelaat dat we blijven zondigen, want dat zal Hij ingrijpen en vallen we onder zijn tucht, want wie Hij liefheeft, tuchtigt Hij tot ons nut, opdat wij aan zijn heiligheid deel zouden krijgen (Heb.12:6, 10). David als koning op zijn troon had de vrijheid om het volk te tellen, maar hij had geen controle over de gevolgen van zijn handelingen. De Here bracht de pest over Israël van de morgen af tot aan de vastgestelde tijd, en er stierven van het volk, van Dan tot Berseba, zeventigduizend man (2Sam.24:15).

Twee zekerheden

Hoe het ook gaat in ons leven we mogen van twee dingen verzekerd zijn: Ten eerste Satan is een aanklager (Op.12:10) die alles in het werk zal stellen om ons van de ingeslagen weg af te doen wijken. We mogen echter nooit twijfelen aan Gods liefde en beloften, hoe wij ons voelen of in wat voor situatie we ons mogen bevinden. Ook al zijn er periodes in ons leven dat God ons moet tuchtigen en hebben we verdriet over onze zonden en de gevolgen, dan wil dat niet zeggen dat we geen vergeving hebben ontvangen. De belofte in 1Johannes 1:9 is waar en we mogen daarop vertrouwen. Vergeving leidt tot herstel, en herstel leidt tot dienstbaarheid.

De tweede zekerheid is wat de profeet Micha heeft geschreven: ‘Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid! Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee’ (Micha 7:18-19).

____________________________________________________________________________________________________