Nieuwe Testament – Genezing van een blindgeborene – Johannes 9

27 juli, 2023

Bijbelboeken: Johannes

Evangelie naar Johannes

Genezing van een blindgeborene

Johannes 9

 

‘Groeit op in de genade en kennis van onze Heer en Heiland Jezus Christus’
(2 Petrus 3:18)

Inleiding

De eerste drie evangeliën komen grotendeels overeen in de weergave van de gebeurtenissen in het leven van de Here Jezus. Het evangelie naar Johannes wijkt daarvan af door er ook de geestelijke betekenis aan te verbinden. Bijvoorbeeld, alle vier de evangeliën vermelden de spijziging van de 5000, maar alleen Johannes verbindt daarmee de grote toespraak over het Brood des levens in Johannes 6, dat de betekenis van het wonder verklaart. Daarom gebruikt Johannes ook het woord ‘teken’ in plaats van ‘wonder’ want een teken is een wonder dat een boodschap in zich bergt. ‘Joden begeren tekenen’ (1Kor.1:22). Van de vele tekenen die de Here Jezus heeft gedaan, selecteert Johannes er zeven om Zijn Godheid te bewijzen. (Het achtste in hoofdstuk 21 was alleen voor de discipelen en vormde een afsluiting van het evangelie.) Deze zeven tekenen zijn in een bepaalde volgorde gegeven (zie: 4:54, ‘dit tweede teken nu heeft Jezus weer gedaan’) en geven een beeld van de redding of verlossing. Wanneer we de zeven gelijkenissen de revue laten passeren dan kunnen we een bepaalde geestelijke volgorde ontdekken.

De eerste drie tekenen laten zien hoe de zondaar de redding ontvangt:

  1. Water verandert in wijn (2:1-11) – verlossing door het Woord

  2. Genezing van de zoon van een hoveling (4:46-54) – verlossing door geloof

  3. Genezing van de verlamde (5:1-9) – verlossing door genade

De laatste vier tekenen laten het resultaat of de gevolgen van die redding zien in het leven van de gelovige:

  1. De spijziging van de vijfduizend (6:1-14) – verlossing geeft bevrediging

  2. Het stillen van de storm (6:16-21) – verlossing geeft vrede

  3. Genezing van de blinde (9:1-7) – verlossing brengt licht

  4. Opwekking van Lazarus (11:38-45) – verlossing geeft leven

Blindgeboren

 ‘Tenzij iemand opnieuw geboren wordt kan hij het koninkrijk van God niet zien’ (Joh.3:3)

Blindheid is een groot handicap en gaat gepaard met veel praktische problemen voor hen die daaraan lijden. Nog een grotere handicap is echter geestelijke blindheid, omdat dat gevolgen met zich meebrengt die zich niet beperken tot deze wereld en dit aardse leven maar zich voor de eeuwige bestemming van de mens. De blindgeborene in dit gedeelte van de Schrift is dan ook een goed voorbeeld van elk mens die geboren wordt. Want in zekere zin worden we allemaal blind geboren, ik bedoel geestelijk blind! Dat blijkt duidelijk wanneer de Heer Jezus Nicodemus confronteerd met geestelijke waarheden zoals de wedergeboorte (Joh.3:1-12). Van de Joden, en Nicodemus was er zo een, zegt de apostel Paulus, dat ‘er een bedekking op hun hart ligt bij het lezen van het oude testament, een bedekking die alleen door Christus te niet gedaan kan worden’ (2Kor.3:15-14). Die ‘blindheid’ was de oorzaak dat Nicodemus, de leraar van Israël (!) niet begreep toen Deze hem over de wedergeboorte sprak. Maar Paulus zegt ook dat de volken ‘verduisterd zijn in hun verstand zijn, en vreemd aan het leven van God’ (Ef.4 :18). Die ‘blindheid’ geldt voor alle mensen: ‘Want allen hebben gezondigd en komen te kort aan de heerlijkheid van God’ (Rom.3:23). Maar we moeten niet vergeten te vermelden dat we ook te maken hebben met de duivel, de god van deze eeuw, die probeert dat de mensen in de duisternis blijven! ‘Als dan ons evangelie al bedekt is, is het bedekt in hen die verloren gaan; in wie de god van deze eeuw de gedachten van deze ongelovigen verblind heeft, opdat de lichtglans van het evnagelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld van God is, hen niet zou bestralen’ (2Kor.4:3-4). De genezing van de blindgeboren, van wie de naam niet is vermeld, is dan ook een prachtig beeld van de zondaar die door Christus uit zijn duisternis bevrijdt wordt. Hij, maar elke zondaar, was blind, arm (hij bedelde) en kon zichzelf niet helpen, en had hulp nodig om uit zijn duisternis getrokken te worden en overgebracht te worden in het koninkrijk van de Zoon (Kol.1:13). De vraag van de discipelen, die vroegen wie het was die gezondigd had, de blinde of zijn ouders (vs.2), is daarmee beantwoordt.

 Genezing

‘Ik ben het licht der wereld, wie in Mij geloofd wandelt niet meer in de duisternis’ (Joh.8:12)

De hulp die de blindgeborene nodig had om hem uit zijn duisternis te bevrijden, was nabij en kwam in de persoon van de Heer Jezus, wie anders? Van eeuwigheid af is het niet gehoord, dat iemand de ogen van een blindgeborene heeft geopend, dus moet het wel Iemand zijn die door God gezonden is (vs.32). Woorden die de blindgeborenen na zijn genezing zei tegen de farizeeën. Tegen alle joodse gebruiken in genas Jezus de blindgeborene, wat Hem uiterst kwalijk werd genomen door de farizeeën, die daaruit de conclusie trokken ‘dat deze mens niet van God is! (vs.14, 16). Maar de Heer Jezus bewees genade en maakte duidelijk dat de sabbat is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat. Daarom is de Zoon des mensen Heer ook van de sabbat (Mark.2:23-28). Dit ‘overtreden’ van het sabbatgebod door de Heer Jezus bracht de farizeeën iedere keer in het verweer (Luk.14:1-6). Terwijl de discipelen zich afvroegen wat de oorzaak van de blindheid was, bewees de Heer Jezus genade.

Door het slijk dat de Heer Jezus op de ogen van de man aanbracht daagde Hij hem als het ware uit zich te gaan wassen. Het zal de blingeborene zeker geïirriteerd hebben, zoals het ook voor veel mensen irritant is om met Gods Woord geconfronteerd te worden (Hand.2:37). Jezus genas de man door zijn kracht, dat bleek toen de blinden Hem gehoorzaamde en zich ging wassen in de vijver Siloam en werd verlost van zijn blindheid (Heb.5:9). Zoals door de Heer Jezus gezegd was deze ziekte ter verheelijking van God (9:3), zoals we dat ook tegenkomen bij de ziekte en opwekking van Lazarus, de broer van Maria en Martha. Tegen hen zei de Heer Jezus : ‘Deze ziekte is niet tot de dood, maar ter wille van de heerlijkheid van God, opde Zoon van God er door wordt verheerlijkt’ (Joh.11:14)

 Groei

‘Wandelt op een wijze de Heere waardig, Hem in alles behaagt, in elk goed werk vrucht draagt en groeit in de kennis van God’ (Kol.1:10)

Eenmaal genezen van zijn blindheid zien we een opmerkelijke groei bij de blindgeborene, en is dat niet vaak zo wanneer iemand tot geloof komt? Was de Bijbel eerst een gesloten boek, nadat iemand door geloof en bekering, de heilige Geest heeft ontvangen, merken we vaak een grote honger naar Gods Woord en daardoor een geweldige groei in korte tijd! (1Petr.2:2). Denk maar aan de apostelen die gedurende veertig dagen Jezus hadden gezien en met hen had gesproken over de dingen die het koninkrijk van God betreffen’ (Hand.1:3). Hij werd maar niet moe om zijn getuigenis te geven, eerst aan zijn buren, de farizeeërs, (zelfs twee keer vs.27) en uiteraard zijn ouders (9 :8, 13, 18). Wie hem had genezen, was het wat ze hem vroegen, ‘de mens die Jezus heet’ was zijn eerste antwoord 9 :11). In zijn antwoord aan de farizeeën zien dat hij al wat meer over Jezus zegt: ‘Hij is een profeet!’ (9 :18). Even later wanneer hij voor de tweede keer gehoord wordt door de farizeeën gaat hij nog dieper op zijn Genezer is en zegt : ‘Als Deze niet an God was…’ (9:33). Maar de climax in het benoemen van Jezus bereikt hij in het gesprek dat hij heeft met Hem en als antwoord op Jezus’ vraag ‘Gelooft u in de Zoon des mensen’ belijdt hij ‘Ik geloof, Heer en Hij aanbad Hem (9:36-38). Spreuken 4 :18 zegt: ‘Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag’, en de juistheid van dit vers bewijst de blindgeborene! De blindgeboren was in aanraking geweest met de Heer Jezus, het Licht van de wereld’ ; hij was blind geweest maar nu kon hij zien, dat was zijn getuigenis (9 :25)! Jezus kon zeggen : ‘Ik ben het licht van de wereld; wie Mij volgt zal geenszins in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben’ (8:12). Een gelovige is iemand die ‘licht’ in zijn  hart heeft (2Kor.4:6) en is een licht in de wereld mag zijn (Mat.5:14). Hij wandelt in het licht (1Joh.1:7) en brengt vruchten van het licht voort (Ef.5:8-9).

 Tegenstand

‘De Joden waren al overeengekomen dat, als iemand Hem als Christus beleed, hij uit de synagoge zou worden gebannen’ (vs. 22).

De farizeeën waren snel in het veroordelen van iemand dat zien we in deze geschiedenis duidelijk geïllusteert, maar ook later in het boek Handelingen (bv. Hand.23:1-3). We hebben een machtige tegenstander die er op uit is het werk van God tegen te staan en de gelovigen aan te klagen (Zach.3:1). En hoewel we weten dat de Heer Jezus Overwinnaar is en de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd heeft (Kol.2:15, zien we nú nog niet alles aan Hem onderworpen (Heb.2:8). Als u het nieuwe testament leest dan wordt u op praktisch elke bladzijde met die werkelijkheid geconfronteerd!

Ook in de geschiedenis van de genezing van de blindgeborene zien we een ongehoorde vijandschap. In plaats van blij te zijn met de blinde die nu kon zien, kleineren en werpen ze hem de tempel uit! Ook de ouders zouden hetzelfde zijn ondergaan, daarom zeiden ze tegen de farizeeën: ‘Hij is volwassen, vraagt het hemzelf’ (9:23). De Heer Jezus had tegen zijn discipelen gezegd dat de blinde niet gezondigd had, nog zijn ouders (9:3), de farizeeën waren van oordeel: ‘U bent geheel in zonden geboren’ (9:34). Dat was op zich niet onjuist, maar dat waren ze zelf ook, er is namelijk niemand die goed is allen hebben gezondigd! (Ps.51:7; Rom.3:23). De farizeeën zeiden: ‘Deze mens is niet van God’, de blinden getuigde: ‘Als Deze niet van God was, zou hij helemaal niets kunnen doen’ (9:16, 33). Ze noemden Jezus zelfs een zondaar, terwijl Jezus daarvoor hen gevraagd had: ‘Wie van u overtuigd Mij van zonde? 8:46).   Ook waren ze niet bereid te luisteren (vs. 27) en gingen uit van hun eigen gelijk, ook toen de blindgeborene hen de dwaasheid van hun redenering (9:30-33). Hetzelfde licht dat de ene persoon uit de duisternis leidt, kan een ander verblinden (9:39-44). De farizeeën beweerden zij konden zien, en waren daarom schuldig omdat ze het getuigenis van de man die genezing was negeerden. Het evangelie brengt verschillende reacties bij de mensen naar boven, de blinde ontvangt de waarheid en wordt ziende; hen die van zichzelf vertrouwden dat ze rechtvaardig waren (Luk.18:9vv.) verwierpen de waarheid en werden daardoor nog meer blind dan dat ze al waren.

 Heerlijkheid

‘Maar wij zien Jezus gezeten aan de rechterhand van God met heerlijkheid en eer gekroond’ (Heb.2:9; 10:12:9)

Zoals gezegd de blindgeborene werd de tempel uitgezet, maar werd opgevangen door de Heer Jezus, Die hem opzocht (9:34-35). Hij ging uit buiten de legerplaats, zijn smaad dragend (Heb.13:14), maar had nergens beter terecht kunnen komen dan in de nabijheid van de Vorst des levens, het Licht van de wereld! De man had de religie ingeleverd voor een relatie! En daar maakte de Heer Jezus Zichzelf aan hem bekend als de Zoon des Mensen. De Heer Jezus openbaard zijn heerlijkheid aan Gods kinderen en niet aan de wereld, ook niet de religieuze wereld! Dat brengt de blindgeboren tot er kenning en aanbidding (9:38)! We hebben juist gezien wat die religieuze wereld met Christus heeft gedaan en nog doet. En daarmee wordt dit hoofdstuk afgesloten, namelijk met de woorden: ‘Tot een oordeel ben Ik in deze wereld gekomen, opdat zij die niet zien, zouden zien, en die zien, blind worden’. En op de vraag van de farizeeën: ‘zijn wij soms ook blind’, kan de Heer allen maar zeggen: ‘Als u blind was zou u geen zonde hebben; maar nu zegt u: Wij zien; dus blijft uw zonde’ (9:40-41). ‘Deze dingen zijn voor wijzen en verstandigen verborgen, maar aan kleine kinderen geopenbaard (Mat.11:25). De blindgeborene die nu genezen was kon zijn weg met blijdschap en zou niet meer in de duisternis wandelen want hij had het Licht van de wereld leren kennen (Luk.8:12). En als hij nu om zich heen keen kon hij zien op Jezus, de overste leidsman en voleinder van het geloof, die om de vreugde die voor Hem lag, het kruis heeft verdragen, terwijl Hij de schande heeft veracht, en die is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van God (Heb.12:2). Nee, de blindgeborene zag niet niet alles aan Hem onderworpen, en als er nog moeilijke momenten in zijn leven als gelovige zouden komen dan kon hij naar boven kijken maar hij Jezus kon zien zitten gekroond met heerlijkheid en eer! (Heb.2:9).

_________________________________________________________________________________________________________________________________________