Oude Testament – Psalm 45 – De bruiloft van de Koning

20 juli, 2023

Bijbelboeken: Psalmen

Oude Testament

De bruiloft van de Koning

Psalm 45

Inleiding

‘Wij wensen Jezus te zien’, dat was de wens van de Griekse joden die naar Jeruzalem gekomen waren om te aanbidden (Joh.12:20). We weten de reden niet wat eraan die wens ten grondslag lag, maar er was een verlangen om Hem te zien. Zacheüs, had ook het verlangen om een glimp van de Heer Jezus op te vangen en klom daarvoor zelfs in een moerbeiboom! (Luk.19:3). En koning Herodes was zeer verblijd toen hij Jezus zag, want hij wilde hem al geruime tijd zien, omdat hij van Hem gehoord had, en hij hoopte één of ander teken door Hem te zien gebeuren (Luk.23:8). Ook wij, als kinderen van God verlangen naar die dag wanneer we voor Jezus zullen staan; is Hij niet onze hoop en verlangen? Wat een dag zal dat zijn wanneer, het totaal van de gelovigen, de Bruid en bruidegom voor eeuwig samen zullen zijn in zijn heerlijkheid! Zoals in dit aardse leven bruid en bruidegom uitzien naar hun huwelijksdag, zo is het ook met de Gemeente, de bruid en de Heer Jezus, de bruidegom. Ook de ware gelovige verlangt naar die dag, maar zoals een geestelijk lied zegt: Hij (Jezus) verlangt nog meer dan wij, en daarover gaat Psalm 45. Maar is het wel zo zeker dat het hier over de Heer Jezus gaat, zijn er ook niet andere kandidaten die daarvoor in aanmerking komen? Wat te denken van David of diens zoon Salomo? Salomo was gekend voor zijn grote rijkdom (vs.10, 13; 1Kon.9:28), en hij had goede contacten met de stad Tyrus (vs.13; 1Kon.9:10-14). Het is echter duidelijk dat er één groter moet zijn dan Salomo (Mat.12:42) en dat is de Heer Jezus, de Koning der koningen. Salomo was geen strijder (vs.3-5), en de geïnspireerde schrijver zou zeker niet naar Salomo als ‘God’ verwezen hebben (vs.6)! Algemeen wordt Psalm 45 gezien als een messiaanse Psalm; dat is een Psalm die in het Nieuwe Testament wordt aangehaald en die betrekking heeft op de Heer Jezus (vgl. Heb.1:8-9). Wat ook de historische betekenis van deze Psalm geweest mag zijn, de kern ervan heeft betrekking op de Heer Jezus en daarmee verbonden zijn bruid, de Gemeente (Ef.5:23vv; Op.19:6-21; 22:17). Deze Psalm is dan ook veel meer dan een gewoon geestelijk lied, waarom zou het anders aan de koorleider gegeven zijn om te gebruiken tot lof van God in het heiligdom?

Zijne koninklijke Hoogheid

De Bruidegom (45:1-9)

Zou de schrijver van deze Psalm, van wie we niet weten wie het is, geweten hebben waar deze Psalm ten diepste over gaat? Ik vrees, dat hij behoort tot die groep van oudtestamentische personen die vermeld worden in de eerste brief van Petrus, en die wisten dat ze niet voor zichzelf, maar voor ons die dingen opschreven (Petr.1:10-12). In elk geval dit liefdeslied kwam uit zijn hart, omdat het onderwerp dat hij bezong het grootste en mooiste is wat een mens kan bedenken: de heerlijkheid van de Zoon van God. Want dat het hier over de Heer Jezus gaat blijkt wel uit de vers 3 en 7 die niet toegepast kunnen worden op welke aardse koning dan ook, dan alleen op de Heer Jezus. Het werk van de Heilige Geest heeft tot doel om de Heer Jezus te verheerlijken: ‘Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal uit het mijne nemen en het u verkondigen’ (Joh.16:14). En we mogen ervan uitgaan dat de schrijver van deze Psalm, gelijk aan David (Hand.1:16), door de Heilige geest geïnspireerd is geweest toen hij deze woorden opschreef. De schrijver begint de schoonheid van de koning te beschrijven: ‘Gij zijt schoner dan de mensenkinderen’. Koning Saul was ook een aantrekkelijke verschijning (1Sam.9:2; 10:23), en ook koning David (1Sam.16:2) maar er is er één die daar ver bovenuit steekt! Het was omdat de Heer Jezus zijn heerlijkheid verborgen hield en de gestalte van een slaaf had aangenomen, dat zijn uiterlijke schoonheid niet zichtbaar was. Daarom profeteerde Jesaja: ‘Dat Hij gestalte noch luister had’ en dat ‘zijn verschijning niet meer menselijk was’ (Jes.52:14; 53:2). Maar de dag komt, en hopelijk spoedig, dat we de Koning in zijn schoonheid zullen aanschouwen’ (Jes.33:17) en dan zal ons oog verzadigt worden met Zijn beeld’ (Ps.17:15). De schrijver kwam woorden tekort om de schoonheid van de Koning te beschrijven. Tijdens Jezus’ rondwandeling waren de mensen die Hem hoorden buiten zichzelf toen zij de woorden van genade hoorden die over zijn lippen kwamen (Luk.4:22; Joh.7:46; Mark.6:2). ‘Liefelijkheid is over uw lippen uitgegoten’ profeteerde de psalmist en dat was maar al te waar! Mensen kwamen van heinde en ver om Salomo’s wijsheid te horen (1Kon.4:29-34), maar in Christus zijn al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen (Kol.2:3).

De Overwinnaar (45:4-9)

Sinds de zondeval is God in oorlog met de satan en de zonde (Gen.3:15). De Heer Jezus is in de wereld gekomen om zondaren te behouden en is daarvoor gestorven op het kruis van Golgotha, niet alleen maar om zondaars te redden, maar ook om de duivel te verslaan (Kol.2:13-15). We zien nu nog niet alles aan Hem onderworpen (Heb.2:8), maar de dag is nabij dat Hij als Overwinnaar zal komen om zijn vijanden te verslaan en zijn koninkrijk op te richten (Op.19:11vv.). De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde, maar Hij zal hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk, wat God zegt: Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg (Ps.2:2, 9, 6). De Godheid van de Heer Jezus blijkt wel heel duidelijk uit de woorden: ‘Uw troon, o God, staat voor altoos en eeuwig, uw koninklijke scepter is een rechtmatige scepter. De verwijzing naar ‘Uw troon, o God’ vinden we ook in Hebreeën 1:8-9 en Lukas 1:32-33. ‘Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid’ (Op.11:15). In deze teksten vinden we dus een duidelijke verwijzing naar het eeuwig koninkrijk en regering van de Heer Jezus, de Koning der koningen! Zijn rijk zal een rijk zal van gerechtigheid zijn waar het kwaad verwijderd is. De Heer Jezus, zit nu aan de rechterhand van de Vader (Ps.110:1-2; Mat.26:64; Hand.2:33, 5:31, 7:55-56; Rom.8:34; Ef.1:20; Kol.3:1; Heb.1:3) maar eenmaal zal Hij die plaats verlaten om terug naar deze aarde te komen om zijn koninkrijk op te richten; een Rijk van vrede en gerechtigheid. Dan zullen we de Koning in zijn heerlijkheid zien en alle volken zullen voor Hem verzameld worden om geoordeeld te worden (Mat.25:31-32). In de tussentijd maakt de Bruid zich gereed om haar Bruidegom te ontmoeten om daarna zijn heerlijkheid te delen. ‘En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem. En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch verstijving; ja, het zal één dag zijn – die is bij de Here bekend – geen dag en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht wezen. Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieten, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat geschieden. En de Here zal koning worden over de gehele aarde; te dien dage zal de Here de enige zijn, en zijn naam de enige’ (Zach.14:6:9). ‘Wat een uitzicht Bruidsgemeente, eeuwig Hem ten eigendom!

Hare koninklijke Hoogheid

 De Bruid (45:10-17)

‘Zie de Bruidegom! Gaat uit Hem tegemoet! (Mat.25:6). Het moment waarop zo lang is gewacht en naar uitgezien is eindelijk aangebroken. Wie is de bruid anders dan de Gemeente van de levende God. Het is waar dat ook het volk Israël als bruid wordt gezien. Hosea zegt: ‘Ik zal u Mij tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht, door goedertierenheid en ontferming; 19Ik zal u Mij tot bruid werven door trouw; en gij zult de Here kennen’ (Hos.2:18-19). Maar de bruid die hier gezien wordt, die in het Oude Testament niet gekend kon worden, is de Gemeente, de hemelse bruid, terwijl Israël de aardse bruid zal zijn.

De voorbereiding

‘Want ik ben na-ijverig over u met een na-ijver van God; want ik heb u immers aan één man verloofd om u als een reine maagd voor Christus te stellen’ (2Kor.11:2). ‘En u, die er vroeger vreemd aan was en vijandig gezind, was door uw boze werken, heeft Hij echter nu verzoend in het lichaam van zijn vlees door de dood, om u heilig, onberispelijk en onstraffelijk voor Zich te stellen’ (Kol.1:21-22). De geschiedenis van de Gemeente, die beschreven is in de hoofdstukken 2 en 3 van het boek Openbaring, doet ons nu niet onmiddellijk aan een reine maagd denken. In die hoofdstukken zie we de Gemeente in haar verantwoordelijkheid als getuigenis op aarde, als huis van God, en die is verre van fraai te noemen! Vooral in de eindtijdfase sluit de kerkgeschiedenis af met de gemeente Laodicea en daar zien we zelfs dat de Heer Jezus buiten staat. Maar er is toch altijd een overblijfsel geweest, ook al waren het soms enkelingen, die de Heer trouw bleven. De schoonheid van de Gemeente zal, gelijk aan de Heer Jezus, pas echt zichtbaar worden als we opgenomen zullen worden en in heerlijkheid zullen zijn. Dan zien we de gemalin staat aan zijn rechterhand in goud van Ofir (vs.10), vergetende wat achter haar licht. ‘Hoor, o dochter, en zie, en neig uw oor, vergeet uw volk en het huis van uw vader’ (vs.11; vgl.Fil.3:14).

De ontmoeting

‘En ik hoorde als een stem van een grote menigte en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, die zeiden: Halleluja! Want de Heer, onze God, de Almachtige, heeft zijn koningschap aanvaard. Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt’ (Op.19:6-7). Het moment en de vreugde die voor Jezus lag, waarvoor Hij het kruis heeft verdragen en de schande veracht, is aangebroken. Daar komt de Bruid, louter pracht is de koningsdochter daarbinnen, van goudbrokaat is haar kleed; in kleurig geborduurde gewaden wordt zij tot de koning geleid, jonkvrouwen in haar gevolg, haar vriendinnen, worden tot u gebracht; onder vreugde en jubel worden zij binnengeleid, zij komen in des konings paleis. Zo zal de Heer Jezus, de Gemeente aan zijn Vader voor stellen, heerlijk zonder vlek of rimpel (Ef.5:27), en haar is het gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen (Op.19:8). Het feest, het bruiloftsmaal kan beginnen en er zullen veel gasten zijn, want ‘gelukkig zij die geroepen zijn tot het bruiloftsmaal van het Lam’ (Op.19:9). Wie zijn die geroepenen? Het kan niet de Bruid, de Gemeente zijn want die worden niet op hun eigen bruiloft uitgenodigd. Veel uitleggers denken dan ook dat het om de oudtestamentische gelovigen gaat, zoals bijvoorbeeld Abraham, Mozes David enz. enz. En volgens anderen kunnen het ook de gelovigen zijn die uit de grote verdrukking komen (Op.7:9-17), maar we moeten niet vergeten dat het bruiloftsmaal in de hemel wordt gehouden en niet op aarde.

Tenslotte

De Gemeente die gedeeld heeft in de vernedering van Christus, is nu met Hem verheerlijkt geworden. Daar en dan is aan al Gods wensen voldaan. De Gemeente die de Heer Jezus heeft liefgehad, waarvoor Hij zijn leven heeft gegeven, haar met zijn bloed gekocht en betaald, is dan met Hem verenigd. Het gebed van de Zoon tot de Vader, ‘Ik wil dat waar Ik ben ook zij bij Mij zijn’ is dan werkelijkheid geworden. Wij mogen dan verblijven in het huis van de Vader (Joh.14:13). Maar we zullen nog met Hem terugkeren naar deze aarde wanneer Hij komt om de volken te oordelen, want er staat geschreven: ‘En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem’ (Zach.14:5). ‘Wanneer Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die hebben geloofd’ (2Thes.1:10; 1Thes.3:13; Kol.3:4). ‘Op de plaats uwer vaderen zullen uw zonen staan, gij zult hen tot vorsten stellen over het ganse land (vs.18a). Hij heeft ‘vele zonen tot heerlijkheid geleid; zie Ik en de kinderen die God Mij heeft gegeven’ (Heb.2:10; 13), zo zullen wij met Hem in heerlijkheid verschijnen en daarom zullen volken u loven voor altoos en immer (vs.18b).

______________________________________________________________________________________________________________________________