Oude Testament – Verlangen naar God – Psalm 42-43

20 juli, 2023

Bijbelboeken: Psalmen

Oude Testament

Verlangen naar God

Psalm 42 en 43

Inleiding

Het is niet moeilijk om van deze beide Psalmen een indeling te maken; het drievoudig refrein: ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!’ geeft dat eigenlijk al aan (Ps.42:6, 12 en 43:5). Dat is de reden dat men ervan uitgaat dat Psalm 42 en 43 één geheel vormen. Er is geen intern bewijs in deze Psalmen voor wie de schrijver is en over wie het gaat. Er zijn er die denken aan koning David, een willekeurige leviet of koning Hizkia, maar echt bewijs daarvoor is er niet. Sommige bijbeluitleggers denken aan koning Hizkia als schrijver of persoon die hier beschreven wordt, omdat de gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens zijn leven goed overeenkomen met de gevoelens die hier beschreven worden. Van meerdere psalmen ontbreekt de naam van de schrijver en dat biedt de mogelijkheid om ze op onszelf toe te passen. In meerdere Psalmen worden de gevoelens van de gelovigen uit het Oude Testament beschreven, die ook ons niet onbekend zijn, zoals: teleurstelling, verlangen, bitterheid, wanhoop, om er maar een paar te noemen. ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en zijt gij onrustig in mij?’ (Ps.42:6, 12; 43:5). Er zijn een aantal factoren waardoor de psalmist zich zo onrustig voelde. Ten eerste was hij zich niet meer bewust van Gods aanwezigheid en verlangde hij naar de dagen van weleer (42:1-6). Maar ook het gespot van anderen speelde een grote rol wanneer ze hem vroegen: ‘Waar is uw God?’ Ja, waar is God in tijden van tegenspoed (42:7-12)? Ten slotte was er de angst voor de toekomst, mogelijke onderdrukking en duisternis (Psalm 43).

Verlangen naar God tijdens een grote droogte (42:1-6)

‘Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God.’

Er was een groot gemis in het leven van de psalmist gekomen, een grote droogte, hij was God kwijt! Iemand heeft eens gezegd: ‘Het ergste wat een gelovige kan overkomen is de afwezigheid van God!’ Een dergelijke ervaring heeft Maria Magdalena gekend toen zij op de eerste dag van de week naar Jezus’ graf ging en tegen Petrus en de andere discipel zei: ‘Zij hebben de Heer weggenomen uit het graf en wij weten niet waar zij Hem hebben gelegd’ (Joh.20:2). Was de afwezigheid van de Heer hier nog in algemene zin uitgedrukt, even later maakte ze het persoonlijk toen ze de vraag van de twee engelen beantwoordde, die vroegen: ‘Vrouw, waarom ween je?’ ‘Omdat zij mijn Heer hebben weggenomen en ik weet niet waar zij hem hebben gelegd’ was haar antwoord (Joh.20:14). Ze was haar Heer kwijt, en dan ben je alles kwijt. Gelukkig weten we uit het vervolg dat haar droefheid in vreugde veranderde toen de Heer Jezus zich aan haar bekendmaakte. Maar de Heer is nooit veraf; Hij is dichtbij, zelfs als Maria Magdalena Hem niet herkent en denkt dat het de hovenier is. (Jes.41:10; Ps.46:8; Heb.13:5). Ook als er zonde is in het leven van een gelovige, kan de afwezigheid van God ervaren worden. Psalm 32 beschrijft een dergelijke situatie: ‘Want zolang ik zweeg, kwijnde mijn gebeente weg onder mijn gejammer de ganse dag; want dag en nacht drukte uw hand zwaar op mij, mijn merg verdroogde als in zomerse hitte’ (vs.32:3-4). Dat was de situatie ‘totdat hij zijn zonde bekendmaakte’. Ervoer ook David niet die afwezigheid van God in zijn leven doordat zijn zonde bestendig voor hem stond en er geen blijdschap over Gods heil meer aanwezig was (Ps.51:5,14)? ‘Zie, de hand des HEREN is niet te kort om te verlossen, en zijn oor niet te onmachtig om te horen; maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort’ (Jes.59:1-2). Berouw en bekering zijn de sleutels waardoor de gelovige de deur voor God weer kan openen, zodat rust en blijdschap kunnen terugkeren en de aanwezigheid van God weer kan worden ervaren. De psalmist dacht terug aan hoe goed het vroeger wel was, hij vergeleek zijn situatie met die van vroeger en er ontstond een groot verlangen om weer voor Gods aangezicht te verschijnen. ‘Wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?’ Soortgelijke ervaringen vinden we terug bij de pelgrims in Psalm 84: ‘Mijn ziel verlangt, ja smacht naar de voorhoven des HEREN; mijn hart en mijn vlees jubelen tot de levende God’. In Psalm 84 en Psalm 42 is het niet het belangrijkste om weer in de tempel aanwezig te zijn als plaats van aanbidding, maar om een hernieuwde ontmoeting met God te hebben. Een groot verlangen ontstaat als er een groot gebrek is. Dat vinden we in de gelijkenis van de verloren zoon geïllustreerd. Pas toen hij gebrek begon te lijden kwam hij tot zichzelf en zei: ‘Hoeveel dagloners van mijn vader hebben overvloed aan broden, en ik verga hier van de honger?’ (Luk.15:17). Is het u ook weleens overkomen dat u de aanwezigheid van God miste in uw leven, zoals de psalmist het hier omschrijft? Het is wellicht daarom dat God ons een beetje laat ploeteren, opdat er een oprecht en groot verlangen komt om Hem weer op te zoeken en ons leven met Hem te vullen. ‘Wie Mij ernstig zoeken zullen Mij vinden!’ (Spr.8:17).

Herinnering aan God tijdens een grote storm (42:6-11)

‘Al uw baren en golven slaan over mij heen’

‘Stormen’ horen bij het leven, en als u nog geen storm meegemaakt hebt, dan mag u ervan uitgaan dat die nog zal komen. Wellicht heeft u zich ook weleens onzeker gevoeld wanneer u dreigde te verdrinken tijdens een storm, zoals de psalmist hier. Er zijn drie soorten ‘stormen’ waarin wij terecht kunnen komen. Een storm waarvoor we zelf kiezen, zoals Jona die ongehoorzaam was aan Gods opdracht. Een storm waarin we terecht komen door de schuld van anderen, zoals Mozes en Kaleb die onverdiend deelden in de bestraffing en met het volk veertig jaar de woestijn door moesten. En dan zijn er nog stormen waarin de Heer ons laat komen (Joh.6:16). De psalmist spreekt hier van: ‘uwer stromen’, en ‘uw baren en golven’ (42:8). Als u zich door omstandigheden overstelpt voelt, dan is het van grote waarde om te weten dat het ‘Zijn’ baren en golven zijn, en dat God met u bezig is. Hij weet wat het beste voor u is. De apostel Paulus lijkt ook zo’n soort situatie te hebben gekend wanneer hij zegt dat God Zich niet alleen over Epafroditus heeft erbarmd, maar ook over hem, opdat hij ‘niet droefheid op droefheid had’ (Fil.2:27). Gevoelens van verlatenheid kunnen vat op ons krijgen wanneer we in een situatie terecht komen waarin we niet meer weten hoe te handelen. We kunnen gaan twijfelen aan God en zoals de psalmist zegt: ‘Waarom vergeet Gij mij?’ (Ps.42:10). Tijdens de vaart op het meer van Tiberias stak er een zware stormwind op en de golven sloegen in het schip, zodat het schip reeds vol liep en de discipelen in grote nood verkeerden. Toen maakten zij Hem wakker en zeiden tot Hem: ‘Meester, trekt Gij er U niets van aan, dat wij vergaan’ (Mark.4:35-38). Er kunnen momenten in ons leven zijn waarin we ‘niet weten wat we naar behoren zullen bidden’ (Rom.8:26), maar dat betekent niet dat God niet aanwezig is in onze beproeving. Beproevingen zijn er om het beste in ons naar boven te halen, verzoeking om het slechtste in ons naar boven te halen. Stormen in het leven mogen we zien als beproeving van ons geloof. ‘Een geloof dat niet beproefd mag worden is niet waard een geloof genoemd te worden’, heeft eens iemand gezegd. Job antwoorde Elifaz: ‘Want Hij weet, hoe mijn wandel is; toetste Hij mij, ik kwam als goud tevoorschijn‘ (Job23:10). Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen valt, daar u weet dat de beproefdheid van uw geloof volharding bewerkt. Laat de volharding echter een volmaakt werk hebben, opdat u volmaakt en volkomen bent, terwijl het u aan niets ontbreekt’ (Jak.1:2-4). Laat u niet leiden door uw gevoelens, maar ga u voeden met en laat u leiden door Gods Woord (43:3). God zal u beschermen en leiden, hoe ellendig en verlaten u zich ook voelt. God is machtiger dan uw gevoelens. Wandel in geloof, dan zal Hij u erdoorheen helpen. En vergeet niet: ‘werpt al uw bezorgdheid op Hem, want Hij zorgt voor u’ (1Petr.5:7). ‘En wakker geworden bestrafte Hij de wind en zei tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en er ontstond een grote stilte’ (Mark.4:39).

Bezorgdheid over mogelijke gevaren (43:1-5)

‘Zend uw licht en uw waarheid; mogen die mij geleiden’

In Psalm 42 keek de psalmist naar het verleden en heden. De psalmist herinnerde zich de tempel en kreeg een groot verlangen naar vroeger. Er is niets mis met herinneringen zolang je maar niet in het verleden gaat leven. Mensen die zeggen dat de vroegere tijden beter waren, hebben vaak veel fantasie en een slecht geheugen! We kunnen de gebeurtenissen in het heden niet veranderen, maar ze kunnen ons wel veranderen doordat we de lessen eruit ter harte nemen. In Psalm 43 spreekt de psalmist over mogelijk gevaar en onderdrukking in de toekomst (vs.3) en hij ziet de toekomst dan ook met zorg tegemoet en vraagt om te ontkomen aan de man van bedrog en onrecht (vs.1). Hij voelt zich als door God verstoten, aan zichzelf overgelaten, maar geeft de trouw van God in het verleden geen vertrouwen voor de toekomst? Hoe zwaar de verdrukking ook mag zijn, Hij zal ons niet begeven noch verlaten, dat is toch Gods belofte? Omstandigheden kunnen ertoe leiden dat we een donkere periode mee moeten maken in ons leven. Hoe uit deze situatie te komen? Gelukkig spreekt deze psalm ook van hoop en verlossing. De psalmist vraagt om ‘licht en waarheid’ opdat die hem mogen leiden en brengen naar Gods heilige berg en woningen waar hij de geborgenheid mag verwachten die hem hier ontbreekt. Zulke gevoelens van angst spreekt David uit in Psalm 55: ‘Mijn hart krimpt in mijn binnenste ineen, verschrikkingen des doods zijn op mij gevallen, vrees en beving komen over mij, schrik overstelpt mij, zodat ik zeg: O, had ik vleugelen als een duif, ik zou wegvliegen en een woonplaats zoeken; zie, ver zou ik heenvlieden, ik zou vernachten in de woestijn. Ik zou mij haastig een wijkplaats zoeken tegen de rukwind, tegen de storm’ (Ps.55:4v.). Waar vinden we licht en waarheid anders dan in het Woord van God? ‘Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad’ (Ps.119:105). Als de psalmist om zich heen keek zag hij gevaar en donkerheid, maar richtte hij zijn ogen naar boven, dan kreeg hij een geweldig uitzicht. In de brief aan de Hebreeën worden ook wij opgeroepen om te zien op de vreugde die voor ons ligt (Hebr.12:2) om dan, ontrukt aan alle aardse beslommeringen, zorgen, verdriet, pijn en rouw, te gaan naar Gods altaar, tot de God van onze jubelende vreugde (vs.4). Het tegenwoordige lijden is niet waard vergeleken te worden met de heerlijkheid die ons geopenbaard zal worden. We zouden verwacht hebben dat deze Psalm zou eindigen met een antwoord op de vraag die al in Psalm 42 werd gesteld: ‘Wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen?’ (42:3). Geen antwoord, maar daarvoor in de plaats het bekende refrein: ‘Wat buigt gij u neder, o mijn ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem nog loven, mijn Verlosser en mijn God!’ (43:5). We zijn op weg naar onze rust, gelijk het volk Israël (Jer.31:2), en zien uit naar dat moment wanneer we voor Gods aangezicht zullen verschijnen in heerlijkheid. En in de tussentijd? Dan mogen we de adviezen van de apostel Petrus ter harte nemen, die schreef: ‘Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Daarom, geliefden, beijvert u in deze verwachting, onbevlekt en onberispelijk te blijken voor Hem in vrede’ (2Petr.3:11-14).

______________________________________________________________________________________________________________________________