Eschatologie – De Grote Verdrukking

26 juli, 2023

Rubrieken: Eschatologie

Eschatologie

De Grote Verdrukking

Inleiding

De tijd tussen de opname van de Gemeente (Op.17:14, 19:11,4) is de ‘ure der verzoeking’ die over het hele aardrijk komt (Op.3:10). Deze periode omvat de laatste de laatste halve jaarweek, d.i. 1260 dagen 5Op.11:3; 12:6), 42 maanden (Op.11:2; 13:5) of ‘een tijd, tijden en een halve tijd’, d.i. drieënhalfjaar (Op.12:14).

De vraag of de Gemeente door de Grote Verdrukking zal gaan, is niet eerder te beantwoorden voordat we hebben vastgesteld wat die ‘Grote Verdrukking’ eigenlijk inhoudt. Deze periode valt in en samen met de laatste, zeventigste, week van Daniels profetie van de zeventig jaarweken (Dan.9), en wordt vele malen in de profetieën beschreven, onder allerlei verschillende namen.

1.) ‘de tijd van grote benauwdheid’ (Dan.12:1); ‘een tijd van benauwdheid voor Jakob’ (Jer.30:7; Dan.12:1; Mt24:21). Deze uitdrukking staat in verbinding met het volk Israël tijdens de laatste halve jaarweek.

2.) ‘het uur van de verzoeking’ (Op.3:10); ‘het uur van zijn oordeel’ (Op.14:7; 18:10; vgl. 16:7; 19:2). Staat in verband met het oordeel over de aarde en de volkeren.

3.)  ‘de grote verdrukking’ (Op.2:22; 7:14; Mat.24:21). Staat in verband met het oordeel over de valse kerk, het grote Babylon. (vgl. Op;2:22).

4.)  ‘de dag des Heren’ (o.a. Jes.2:12; 13:6-9; Ez.13:5; Joel 1:15; 2:1,11,31;

3:14; Amos 5:18-20, Ob.:15; Zef.1:7,14; 1 Thes.5:2; 2 Thes.2:2; 2 Petr.3:10). Is de gehele periode van oordelen die over de aarde komen.

5.)  ‘de dag van de verborgenheid/toorn des Heren’ (Zef.1:18; 2:2; vgl. 7Jes.61:2).

6.)  kortweg ‘de gramschap’ (Jes.10:25; 26:20v.; Dan.8:19; 11:36); ‘de toorn’ (1 Thes.1:10; 5:9; Op.6:16v.; 11:18); ‘de grimmigheid’ (al of niet in combinatie met ‘toorn’) (Op.14:8,10,19; 15:1,7; 16:1,19; 19:15). Deze uitdrukking ‘gramschap’ is vaak in de profetieën een aanduiding van Gods oordelen over het goddeloze volk Israël tijdens de laatste halve week.

Het karakter van de zeventigste jaarweek is, dat het een periode van Gods toorn, grimmigheid en wraak is over de goddeloze volken in het algemeen en de onbekeerlijke massa van Israël in het bijzonder. Dit punt is van enorme betekenis, omdat het direct duidelijk maakt dat de gemeente in die periode niet op aarde thuishoort. De tussenperiode tussen de negenenzestigste en de zeventigste jaarweek is het tijdvak van de christelijke gemeente, dat Gods ‘programma’ voor Israël naar zijn wijs bestel heeft onderbroken. Pas als de gemeente van de aarde is weggenomen, zal dit ‘programma’ worden afgerond met de zeventigste jaarweek, waarin de ongelovige massa van Israël geoordeeld en het overblijfsel gelouterd wordt om vervolgens het vrederijk binnen te gaan.

______________________________________________________________________________________________________________________________