Eschatologie – Rede over de laatste dingen – Mattheüs 24

26 juli, 2023

Rubrieken: Eschatologie

Bijbelboeken: Matteüs

Rede over de laatste dingen

Mattheüs 24

Inleiding

Gelet op de openingswoorden is het in het Mattheüs evangelie het erom te doen Jezus voor te stellen als de Messias, de Zoon van Abraham en de Zoon van David, Degene in Wie de beloften en profetieën vervuld zijn, de Emmanuël (‘God met ons’) van God gekomen, te midden van zijn volk, waar Hij de tekenen verricht die zijn Messias schap bewijzen en het koninkrijk der hemelen op aarde aankondigt. Onderstaand overzicht maakt bovenstaande visie duidelijk. Doel van dit artikel is om aan te tonen dat het in Mattheüs 24 gaat over de toekomstige gebeurtenissen die het volk Israël aangaan en niet de Gemeente.

Overzicht van het Evangelie naar Mattheüs

  1. De afkomst van de Messias van David (1:1)

  2. De wijzen uit het oosten zoeken de Koning (2:2)

  3. De Christus wordt geboren in Bethlehem (2:5)

  4. Johannes de Doper kondigt het koninkrijk aan (3:1)

  5. Er is sprake van Jeruzalem, de heilige stad (4:5), de stad van de grote Koning (5:35)

  1. De zogenaamde Bergrede – de grondbeginselen van het Koninkrijk (5-7).

    Uitzending van de discipelen gepaard gaande met de krachten van het koninkrijk (10:1-15)

  1. Heil in beginsel alleen voor Israël (10:5; 15:34)

  2. Verwerping van de Koning (11:2; 14:1) wat in principe al gebeurd door de

    arrestatie en de moord op Johannes de Doper

  1. De definitieve verwerping van Koning Jezus (12:22-32, 46; 13:2)

  2. Het Koninkrijk wordt (in verborgen vorm) aangekondigd (13)

  3. Aankondiging van de (toekomstige) Gemeente (16:18)

  4. Daaropvolgend de aankondiging van Jezus lijden en sterven (16:21)

  5. Intocht in Jeruzalem (21:5) gevolgd door de vervloeking van de vijgenboom en de terzijdestelling van Israël (21:43)

  1. Weeklacht over Jeruzalem (23:37)

  2. Rede over de laatste dingen waarin het oordeel over Israël, Christenheid en

      de volkeren (24-25)

  1. Tenslotte de daadwerkelijke verwerping en kruisiging van de Koning (27:29, 38)

Indeling van het Evangelie naar Mattheüs

We kunnen het evangelie naar Mattheüs als volgt indelen:

Hfdst. 1-10   – De aankondiging en openbaring van de Koning.

Hfdst. 11-13 – De tegenstand van de Koning.

Hfdst. 14-20 – De terugtrekking van de Koning.

Hfdst. 21-27 – De verwerping van de Koning.

Hfdst. 28      –  De opstanding van de Koning.

Bespreking hoofdstuk 24

In de gelijkenis van de onrechtvaardige landlieden (Mat.21:33-46) maakte de Heer Jezus duidelijk dat de zoon van de wijngaardenier (Jezus) zou worden gedood. Over zijn dood had de Heer Jezus al eerder gesproken (Mat.16:21; 20:18-19). De verwachtingen van de discipelen waren tot dusver geweest dat ze met Jezus op twaalf tronen zouden zitten (Mat.19:28) ze zien dan ook door deze aankondigingen van het aangekondigd sterven van de Heer Jezus hun ‘dromen’ in rook opgaan. Daar komt bij dat de Heer Jezus zich uiterst kritisch had uitgelaten over de joodse leiders (Mat.23:1-36) tot slot van zijn verwijten aan hun adres spreekt Hij de weeklacht over Israël en Jeruzalem uit, met de woorden: ‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt dit tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik u kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u woest overgelaten. Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: ‘Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’ (Mat.23:37-39). Na deze woorden zien we dan de Heer Jezus met zijn discipelen vertrekken naar de Olijfberg waar Hij zijn bekende rede over de toekomst van het volk Israël gaf. De vragen die de discipelen Hem toen stelden waren: (1) Wanneer de verwoesting van de tempel zou plaatsvinden, (2) wat het teken van zijn komst zou zijn, ze bedoelden, wanneer het koninkrijk zou komen, en (3) wat het teken van het einde van de eeuw zou zijn, ze bedoelden hoe het zou gaan in de tijdsperiode dat zou eindigen met Jezus’ komst. In de twee andere evangeliën die deze rede ook vermelden vinden we verdere informatie met betrekking tot de gestelde vragen. De eerste vraag vinden we beantwoord in Lukas 21:5-36. Mattheüs 24 en Markus 13 beantwoorden de tweede en derde vraag.

Voor Israël

In Mattheüs 16 en 18 was er al sprake van een toekomstige Gemeente. De Heer Jezus sprak erover met de woorden: ‘Ik zal mijn gemeente bouwen’. Over de betekenis en de uitleg daarover moesten de discipelen wachten wat de apostel Paulus daarover zou openbaren, want het was een verborgenheid of geheimenis die van alle eeuwen en geslachten verborgen was geweest, maar die nu geopenbaard is aan zijn heiligen (Ef.3:9; 5:32; Kol.1:26, 2:2). Het is dan ook verwonderlijk, mede gelet op het bovenstaande, dat er toch nog uitleggers zijn die Mattheüs 24 toepassen op de Gemeente en er zelfs de Opname in willen zien. Dat is des te verwonderlijker omdat we in deze rede uitdrukkingen lezen, die onmogelijk toepasbaar kunnen zijn op de Gemeente! Bijvoorbeeld: ‘het evangelie van het koninkrijk’, ‘de gruwel van de verwoesting’, ‘de heilige plaats’, ‘zij die in Judea zijn’, ‘dat uw vlucht niet op de sabbat gebeurt’, ‘alle stammen van het land’, ‘leert van de vijgenboom deze les’. Al deze uitdrukkingen kunnen zeer wel toegepast worden op het volk Israël maar onmogelijk op de Gemeente. Verwijzingen naar de Gemeente en/of de Opname van de Gemeente vinden we dan in deze rede niet, ook omdat, naast de Gemeente, ook de Opname een verborgenheid was die pas door de apostel Paulus is bekendgemaakt (1Thes.4:15-18; 1Kor.15:51-53). Het is vreemd dat sommigen uitleggers ondanks het bovenstaande toch de Gemeente willen zien in Mattheüs 24 en dat komt vermoedelijk omdat men het onderscheid tussen Israël en de Gemeente niet kent.

De ‘uitverkorenen’

Maar om ‘hard’ te kunnen maken dat het in Mattheüs 24 wel over de Gemeente gaat beroept met zich op de uitdrukking ‘de uitverkorenen’ die voorkomt in de verzen 22, 24 en 31 (zie ook Markus 13). ‘Uitverkoren’ is echter een algemene term, die op verschillende groepen mensen en zelfs engelen kan slaan Het wordt gebruikt voor gelovigen in het algemeen, niet- als wel behorend bij de Gemeente (Luk.18:7; Joh.6:70, 15:16,19; Hand.1:2, 9:15, 15:7; Rom.8:33, 11:7; Kol.3:12; 1Tim.5:21; 2Tim.2:10; Tit.1:1) op engelen (1Tim.5:21) en op het volk Israël (bv. Jes.43:20 en veel andere plaatsen in het OT en in het NT in Rom.11:7).

Om terug te keren naar Mattheüs 24 moeten we zeggen dat met de ‘uitverkorenen’ hier steeds bedoeld wordt Zijn uitverkoren aardse volk Israël (Gaebelein) ook met het oog op de vele andere uitdrukkingen die alleen maar op Israël toepasbaar kunnen zijn. Dit verklaart dan ook waarom men in het boek Openbaring, tijdens de verdrukking die dan op aarde zal zijn, de uitverkorenen met de Gemeente identificeert, hetgeen wij afwijzen. De verlegenheidsredenering om van ‘de discipelen’ van vers 1 de ‘uitverkorenen’ te willen maken slaat dan ook nergens op, want het gaat om de ‘uitverkorenen in die dagen’, dat wil zeggen in de oordelen van de eindtijd.

Nogmaals de ‘uitverkorenen’

Blijft de vraag wie deze ‘uitverkorenen dan wel zijn? We dienen ze te zien als de 144.000 joden (en niet de Gemeente) zoals die vermeld worden in het boek Openbaring (7:3-8; 14:1) en mogelijk ook hen die in de Grote Verdrukking door hun getuigenis tot geloof gekomen zijn (Op.7:9-14). Maar we dienen dezen wel te onderscheiden van de Gemeente. De ‘uitverkorenen’ van Mattheüs 24:30 te vereenzelvigen met de Gemeente, zoals gebeurt, brengt verwarring en geeft eerder de indruk van ‘inlegkunde’ dan ‘uitlegkunde’. De rede over de laatste dingen op de Olijfberg heeft niets met de Gemeente te maken. Mogelijk speelt het standpunt dat men inneemt hier een rol, ik bedoel het midtribulationisme en/of posttribulationisme, want die visies gaan ervan uit dat de Gemeente door de Grote Verdrukking moet gaan en dan mag daarvan een vermelding in Mattheüs 24 toch niet ontbreken? Maar een dergelijke uitleg geeft ook blijk van het onvoldoende kennen van het onderscheid tussen Israël en de Gemeente.

De typologie

Het mag de lezer dan ook duidelijk zijn dat wij in ‘de rede over de laatste dingen’ niet geloven dat we in de verzen 36-38 de Opname van de Gemeente vinden. Het vermelden van Noach (als type van Israël) en de zondvloed is geheel in overeenstemming met de inhoud van dit hoofdstuk en demonstreert nog maar eens dat het over Israël gaat. Henoch is een type van de Gemeente die vóór de zondvloed (Grote Verdrukking) werd weggenomen. Noach leefde aan het eind van een tijdperk en werd met zijn gezin behouden door de zondvloed heen, waarna een nieuw tijdperk aanbrak. Dat we hierin een typische overeenkomst vinden met het overblijfsel van Israël, dat aan het eind van een tijdperk zal leven, is wel bekend. Zoals de tijd van Noach eindigde met de zondvloed, zal ook ons tijdperk eindigen met oordelen. In de dagen van Noach kwam het oordeel plotseling over de mensen en zo zal het ook zijn bij de komst van de Zoon des mensen. Twee klassen van mensen waren er in Noach’s dagen, namelijk de ongelovige menigte, die door het oordeel werd weggevaagd, en Noach en zijn huis, (hij met de zijnen), die gered en niet door het oordeel getroffen werden. Zo zal het ook zijn bij de komst van de Zoon des mensen. De ongelovigen zullen in die dag van oordeel worden weggenomen, de rechtvaardigen zullen op de aarde worden achtergelaten om de zegeningen te ontvangen en het Koninkrijk in te gaan, dat dan zal worden opgericht met kracht door de Messias. Bij de komst van de Heer als Bruidegom voor Zijn Gemeente, heeft ‘weggenomen’ en ‘achtergelaten’ precies een tegenovergestelde betekenis. De ware gelovigen zullen in heerlijkheid worden opgenomen, in wolken de Heer tegemoet in de lucht, de ongelovigen, de naamchristenen worden achtergelaten, overgeleverd aan het oordeel. Sommigen ontkennen dat het woord ‘weggenomen’ in onze tekst betekenen zou ‘weggenomen door het gericht’. De samenhang, de verwijzing naar Noach en de zondvloed, maken echter duidelijk dat dit de betekenis moet zijn. Het is buiten twijfel, dat zij die door de zondvloed werden weggenomen niet werden opgenomen.

De zeventigste jaarweek

Zonder daarover uitgebreid op in te gaan moeten we ook enige aandacht schenken aan de 70 jaarweken zoals vermeld Daniël, hoofdstuk 9. Van de 70 jaarweken zijn er 69 al voorbij en er wacht nog één jaarweek in vervulling te gaan, de laatste. Wij zien hier in de Grote Verdrukking (Mat.24:21) waardoor Israël heen zal moeten gaan. De zeventig jaarweken zijn bestemd voor Israël, ‘over uw volk en uw heilige stad’ (Dan.9:24). Dat betekend dat er in de eindtijd weer een volk Israël aanwezig zal zijn en in 1948 in de staat Israël dan ook uitgeroepen. Een ‘doorn’ in het oog van de vergeestelijkingstheologie, die leert dat Israël heeft afgedaan en dat de Kerk hun plaats definitief heeft ingenomen in het handelen van God met betrekking tot deze aarde. Hoe kan met zonder daarvoor bewijs aan te voeren blijven leren dat onder de ‘uitverkorenen’ de Gemeente dient te worden verstaan? Is het onwil of spelen vooringenomenheid en onvoldoende kennis van Gods Woord hier een rol van betekenis?

Conclusie en slotwoord

Gelet op het bovenstaande is de conclusie duidelijk: De rede over de laatste dingen in Mattheüs 24 heeft niets met de Gemeente te maken maar alles met het volk Israël. Er is geen enkele reden aan te wijzen waarom we de vermelding van de ‘uitverkorenen’ op de Gemeente mogen toepassen, integendeel alles duidt erop dat het om Israël gaat dat in de eindtijd weer haar plaats mag innemen in Gods handelen. Dat houdt in dat de Gemeente dan niet meer aanwezig zal zijn opdat deze is opgenomen de Heer tegemoet in de lucht (1Thes.4:13-18; 1Kor.15:51-52).

Tot besluit van dit artikel wil ik eindigen met de oproep van de Heer Jezus om gereed te zijn wanneer hij komt: ‘Maar weet dit, dat indien de heer des huizes geweten had, in welke ure de dief komen zou, hij zou gewaakt hebben, en niet hebben toegelaten, dat zijn huis doorgraven werd. Daarom weest ook gij gereed want in welke ure gij het niet meent, komt de Zoon des mensen’ (vs. 43 en 44). Met deze woorden van waarschuwing en vermaning om te waken, besluit de Heer deze voorzeggingen. Zij moeten wachten op de zichtbare komst van de Messias, de Zoon des mensen die zal verschijnen op de Olijfberg waar zijn voeten zullen staan; de Gemeente heeft te wachten op haar Heer, die zonder verdere aankondiging elk moment kan verschijnen.

Enkele geraadpleegde werken:

The Bible Exposition Commentary NT

Things to Come, Pentacost, J.D.

De openbaring van Jezus Christus, deel 1 en 2, Ouweneel, W.J.

De toekomst van God, Ouweneel, W.J.

Verder nog de website van Marc verhoeven

Inleiding tot de studie der profetie – Tapernoux

De Openbaring – Voorhoeve

_________________________________________________________________________________________________