Eschatologie – Leven wij in de eindtijd?

26 juli, 2023

Rubrieken: Eschatologie

Eschatologie

‘Leven wij in de eindtijd?’

‘En mort niet, zoals sommigen van hen deden, en zij kwamen om door de verderfengel. Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is’ (1 Kor.10:10).

Inleiding

De hierboven vermelde tekst uit de eerste brief aan de Korinthiërs is duidelijk: wij leven in het einde der tijden! Er zijn jammer genoeg in de christelijke wereld veel gelovigen die in hun denken lijken op de boze slaaf in de gelijkenis van de goede en boze slaaf en niet geloven dat wij in de eindtijd leven, de tijd die voorafgaat aan de komst van Christus, en in hun hart zeggen: ‘Mijn heer blijft uit!’ (Mat.24:49). Wat wordt er tegenwoordig op dat terrein nog onderwezen op bijbelscholen, theologische opleidingen en kerken? Ik vrees het ergste, want in gesprekken met de voorstanders van de idee dat we niet leven in de eindtijd bemerk ik zelfs een zekere afkeer aan de gedachte van een nabije wederkomst van Christus. Onvoorstelbaar! Zelfs in Petrus’ tijd waren er al mensen die de komst van de Christus in twijfel trokken. ‘Dit vooral moet u weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zó, als het van het begin der schepping af geweest is’ (2 Petr.3:3-4). De kennis van Gods Woord in onze tijd is vaak ver zoek en zoals Jezus in zijn dagen tegen de  Sadduceeën zei: ‘Gij dwaalt, want gij kent de Schriften niet noch de kracht Gods’ (Mat.22:29) kunnen wij dat vandaag de dag tegen veel ‘theologen’ zeggen. De Bijbel is echter vol van verwachting naar de komst van Christus. Zelfs  de schepping ziet met reikhalzend verlangen uit en verlangt naar het openbaar worden der zonen Gods en zucht en is in barensnood. (Rom.8:19,22). Ik begrijp echt wel dat bijvoorbeeld de ‘vervangingstheologie’ een gezond verstaan van de Schrift veel christenen in de weg staat en dat mens de wederkomst van Christus naar een verre toekomst schuift. Dit komt vooral voor in de RK-kerk en veel protestantse kerken. (De vervangingstheologie of het substitutionalisme is de leer dat de Kerk het ‘geestelijk Israël’ is en daarmee in Gods heilswegen de plaats van Israël heeft ingenomen). Maar daarmee is de vraag naar Jezus’ wederkomst niet opgelost, hoogstens naar de achtergrond gedrongen! Een ander probleem is het postmoderne denken, waarin ieder zijn eigen gelijk heeft en er geen absolute waarheid meer is. Indirect staat daarmee staat ook het gezag van Gods Woord ter discussie want veel christenen hebben dat postmoderne denken overgenomen: ‘Ieder zijn eigen waarheid!’

Het getuigenis van de Schrift

Het Nieuwe Testament geeft op meerdere plaatsen getuigenis van de (spoedige) komst van de Heer Jezus. Die verwachting hield niet op nadat de Heer ten hemel was gevaren. Paulus schrijft al in de brief aan de Romeinen: ‘Gij verstaat immers de tijd wel, dat het thans voor u de ure is om uit de slaap te ontwaken. Want het heil is ons nu meer nabij, dan toen wij tot het geloof kwamen. De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij’ (Rom.13:11). En in de brieven aan de Thessalonicenzen schrijft hij er uitvoerig over. Hij verwachtte Jezus’ komst nog tijdens zijn leven wanneer hij schrijft: ‘Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here weze’ (1 Thes.4:15-18). En dat ook Jakobus de Heer verwachtte in zijn de tijd blijkt wel uit het volgende: ‘Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij. Broeders, zucht niet tegen elkander, opdat gij niet onder het oordeel valt; zie, de Rechter staat voor de deur’ (Jak.5:7-9). Zo zijn er nog veel meer gedeelten uit het Nieuwe Testament te noemen. De apostel Paulus sprak in zijn brieven de verwachting uit dat Jezus spoedig en tijdens zijn leven zou wederkeren (Rom.16:20, 1 Kor.1:7-8, 10:11, 15:51; Fil 1:10, 4:5; 1 Thes.3:13, 4:15, 4:17, 5:23; 1 Tim.6:14; Hebr.1:1-2, 10:37). Jacobus, Petrus en Johannes waren het met hem eens (Jak.4:5, 5:8; 1 Petr.1:5, 7, 20, 4:7; 1 Joh.2:18, 4:3, 2:28, 3:2). Dat de Heer nog niet gekomen is en het ‘zie Ik kom spoedig’ nog niet vervuld is geworden heeft te maken met de houding van de christenen en de grote omwenteling die plaatsvond met de komst van Constantijn de Grote in het begin van de vierde eeuw. De verwachting van een spoedige komst van Christus kreeg een bestemming in een verre toekomst. Echter in het begin van de negentiende eeuw is er weer licht gekomen op het profetische woord en is de komst van de Heer Jezus op de voorgrond gekomen. Momenteel zie je echter ook dat het wachten op Hem velen moe heeft gemaakt en zijn weer in slaap zijn gevallen (zie de gelijkenis van de tien maagden in de rubriek ‘Gelijkenissen’).

Het getuigenis van de eerste christenen

De christenen die leefden in de tijd dat de apostelen nog onder hen waren geloofden in een nabije wederkomst Jezus. Maar ook daarna vinden we deze verwachting! Het latere premillennialisme is een viesie die gelooft dat Jezus fysiek aanwezig zal zijn bij zijn wederkomst, voordat het duizendjarig vrederijk aanbreekt. (Ik ben geen voorstander van deze visie omdat het niet onderscheid tussen de komst van Christus voor de Gemeente en Israël, maar breng het onder de aandacht om te laten zien dat er toen al een verwachting was van Jezus’ spoedige komst.) Het premillennialisme is grotendeels gebaseerd op een letterlijke uitleg van Openbaring 20:1-6. Deze profetie beschrijft Jezus wederkomst na een periode van geloofsvervolging. Satan is voor duizend jaar geketend in de diepte. Na afloop van de duizend jaar zal Satan nog voor korte tijd worden losgelaten. Deze periode zou voorafgaan aan het uiteindelijke laatste oordeel en de opstanding der gelovigen. De eerste kerkvaders geloofden ook in een letterlijke uitleg van Openbaring 20:1-6. Justinus de Martelaar (100/114-165) en Ireneüs (140-202) kwamen bekend te staan als de felste uitdragers van dit idee. Tertullianus schrijft: ‘Wat voor een schouwspel is die snelle naderende terugkomst van onze Heer! Hij zal dan hoog verheven worden. Hij zal dan degene zijn die triomfeert! Wat een opgetogenheid zal er dan heersen onder de engelen! Wat een glorierijke opstanding van de heiligen! Wat een koninkrijk van de rechtvaardige zal er hierna zijn! Hoe groot zal de stad van het nieuwe Jeruzalem zijn! Ja, en er zullen andere zaken zijn: de dag van het oordeel’ Met de komst van Constantijn (312) en de daarmee gepaard gaande vervangingstheologie (de kerk heeft de plaats van Israël ingenomen) en later de geschriften van Augustinus verdween die verwachting totaal.

De tekenen der tijden

Israël

De Heer Jezus verweet de Farizeeën en de Sadduceeën dat ze het aanzien van de lucht wel wisten te onderscheiden, maar de tekenen der tijden niet (Mat.16:3). Het enige profetische boek van het Nieuwe Testament de Openbaring van Johannes is ons gegeven ‘om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden’ (Openb.1:1). Samen met het Oude Testament en gedeelten uit de brieven en boeken van het Nieuwe Testament wordt het ons gegund een blik in de toekomst te kunnen werpen. Eén van die tekenen der tijden is de gedeeltelijke terugkeer van joden naar hun land van herkomst Israël dat in 1948 is ontstaan. Maar niet alleen Israël ook de landen rondom Israël zijn de vorige eeuw weer ontwaakt en onafhankelijke staten geworden na jarenlange overheersing door het Ottomaanse rijk. Met het oog op die toekomstige gebeurtenissen ‘sprak Hij (Jezus) een gelijkenis tot hen: Let op de vijgenboom en op al de bomen. Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet, dat de zomer reeds nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan’ (Luk.21:29-33). Om Israël kan geen christen heen en wie zijn bijbel een klein beetje kent weet dat deze terugkeer en ontstaan niet zonder (profetische) betekenis is! Het ontstaan van de staat Israël in 1948 heeft veel christenen aan het denken gezet en de eschatologie – de bijbelse theologische leer aangaande de laatste dingen – heeft daardoor weer een plaats gekregen in de dogmatiek. De verovering van oud-Jeruzalem in 1967 gaf het nog een extra impuls.

Messias belijdende joden

Het ontstaan van de Messias belijdende gelovigen viel samen met de hierboven vermelde gebeurtenissen. Voor de jaren tachtig van de vorige eeuw waren er nauwelijks Messias belijdende joden in Israël vandaag wordt hun aantal boven de tienduizend geschat. Tijdens een bezoek aan een Messias belijdende gemeenschap in Tiberias in 2009 verstrekte men mij deze aantallen en inmiddels zal dat wel zijn opgelopen. Dit is nooit eerder voorgekomen in Israëls geschiedenis sinds haar ontstaan in 1948. De verovering van Jeruzalem in 1697 heeft daar zeker toe bijgedragen. Ook elders in de wereld zijn er vele Messias belijdende gemeenten ontstaan. De bijbel leert dat er in de eindtijd een rest (overblijfsel) in het land aanwezig zal zijn om de Messias te verwelkomen bij zijn komst en wellicht mogen we in de Messias belijdende gelovigen daarvan een voorbode zien. In het boek Handelingen zien we het omgekeerde, van wat nu gebeurd namelijk dat de eerste gemeenten bestonden uit joodse christenen waaraan later gelovigen uit de volkeren werden toegevoegd. Ik denk dan ook dat we met de komst van de Messias belijdende joden in een overgangsfase zitten. Na de opname van de Gemeente zal Israël weer als getuigenis van God dienen in deze wereld. Daarvoor is het nodig dat het volk Israël voorbereid wordt op de komst van de Messias; bekerring en berouw zal nodig. Wat we nu zien is een volk dat weer woont in het land van hun vaderen maar nog in ongeloof. ‘Ik nu profeteerde zoals mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de beenderen voegden zich aaneen zoals zij bij elkander behoorden; ik zag toe, en zie, er kwamen spieren op, en vlees, en er trok een huid overheen; maar geest was er nog niet in hen.’ (Ez.37:7-8).

Ontstaan hersteld Romeinse rijk

In het boek Daniël vinden we de bekende beschrijving van de vier wereldrijken die in Gods bestuur met deze wereld de plaats van Israël hebben ingenomen ‘totdat de tijden der volkeren zouden zijn vervuld’ (Luk.21:24). Ná het vierde (Romeinse) rijk zou het rijk van Messias komen. Uit de geschiedenis weten we dat met de verwerping van de Messias dit rijk er (nog) niet gekomen is hoewel met de komst van Constantijn in 312 gemeend heeft dat met het christendom het rijk van de Christus gekomen was. Tertullianus (ca. 160 – ca. 230) schrijft: ‘Er bestaat voor ons nog een andere, nog grotere noodzaak, om te bidden voor de keizers en tevens voor de voorspoed van het rijk en de macht van Rome; wij weten namelijk, dat de grote catastrofe, welke de gehele wereld te wachten staat en het einde der tijden zelf, dat ons bedreigt met afschuwelijke rampen, vertraagd wordt door het uitstel dat aan het Romeinse Rijk verleend wordt. Dit einde nu wensen wij niet te beleven en terwijl wij bidden dat het uitgesteld wordt, werken wij mee aan de lange duur van het Romeinse Rijk’.  Voor de komst van het Messiaanse rijk dient er weer een Romeins te zijn. Na de tweede wereldoorlog hebben we dit ‘rijk’ dan ook gestalte zien krijgen in wat nu de Europese Unie genoemd wordt. De profetie van Daniël daaromtrent is dan ook veelzeggend: ‘En dat gij de voeten en de tenen gezien hebt deels van pottenbakkersleem en deels van ijzer, betekent, dat dit een verdeeld koninkrijk wezen zal: wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich hebben, juist zoals gij gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem, en de tenen der voeten deels van ijzer en deels van leem; ten dele zal dat koninkrijk hard zijn, en ten dele zal het broos zijn. Dat gij gezien hebt ijzer vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen, maar met elkander geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem’ (Dan.2:41-44). De huidige Europese Unie is werkelijk ontstaan door een vrijwillig samengaan – door huwelijksgemeenschap zegt Daniël – van vele landen maar ze vormen geen hechte eenheid, of met de woorden van Daniël: ‘geen samenhangend geheel’. In het verleden zijn meerdere pogingen ondernomen om door geweld tot een verenigd Europa te komen. In 800 door Karel de Grote, in de negentiende eeuw door Napoleon en in de twintigste eeuw door Hitler maar geen van de drie is er in geslaagd. Vandaar dat de huidige Europese Unie een teken is dat we leven in de tijd die voorafgaat aan de komst van de Messias. ‘Maar in de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten, dat in eeuwigheid niet zal te gronde gaan, en waarvan de heerschappij op geen ander volk meer zal overgaan: het zal al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken, maar zelf zal het bestaan in eeuwigheid, juist zoals gij gezien hebt, dat zonder toedoen van mensenhanden een steen van de berg losraakte en het ijzer, het koper, het leem, het zilver en het goud verbrijzelde. De grote God heeft de koning bekendgemaakt wat na dezen zal geschieden; de droom is waarachtig en zijn uitlegging betrouwbaar’ (Dan.2:44-45).

Verval van het (Europese) christendom

Op mijn website – in de rubrieken eschatologie en christendom –  kunt u enkele artikelen vinden die dit onderwerp uitvoerig behandelen en ik verwijs u daar graag naar.

Ten slotte

Ik geloof dat we er zeker van kunnen zijn dat wij leven de laatste dagen, de tijd die voorafgaat aan de kost van de Heer Jezus voor de Gemeente en vervolgens voor Israël en de volken. ‘Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon’ (Hebr.1:1-2). Die verwachting betekent niet dat we maar rustig moeten afwachten, maar dat we actief bezig dienen te zijn met de verkondiging van het evangelie van de genade Gods. We dienen te zijn als waakzame slaven die hun lendenen omgord hebben en hun lampen brandende (Luk.12:35). Ook mogen we niet vervallen in speculaties over dag en uur.

______________________________________________________________________________________________________________________________