'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Wat buigt u zich neer, mijn ziel, en wat bent u onrustig in mij? Hoop op God, want ik zal Hem weer loven; Hij is de volkomen verlossing van mijn aangezicht en mijn God.
Inleiding
De ‘laatste vijand’, dat is de dood. In 1Kor.15:25 staat: ‘Hij, (de Heer Jezus) moet regeren, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten heeft gelegd’. De laatste vijand, is dan de dood! De eerdere en andere vijanden zijn alle koninkrijken en machten die zich nu nog niet aan de Messias hebben onderwerpen, maar dat zullen moeten wanneer Jezus komt. Daarom is vers 25 een duidelijke verwijzing naar het komende Vrederijk, waarin de onderwerping van ‘de koningen der aarde en de machthebbers’ gerealiseerd zal worden (Ps.2; 110).
Toen de apostel Paulus tijdens zijn bezoek aan de stad Athene over de opstanding begon te spreken, begonnen de mensen te spotten (Hand.17:31-32). Nu, zoveel eeuwen later, zal hetzelfde gebeuren denk ik, wanneer wij de mensen confronteren met de opstanding van Jezus Christus of nog erger de opstanding in het algemeen. De oude Grieken geloofden helemaal niet in een opstanding uit de doden, en geloofden dat de ziel door het lichaam werd vastgehouden, als in een gevangenis. En hoe eerder iemand stierf, des te eerder werd de ziel bevrijd, wat beter voor die persoon was. De Grieken zagen het lichaam als een bron van zwakheid en slechtheid, en ze konden zich niet vinden in de gedachte dat het lichaam nadat het gestorven was, nog zou kunnen bestaan. Met dat denken had de apostel Paulus in zijn tijd te maken.
De apostel Paulus was naar Korinthe gekomen en had het Evangelie daar verkondigd (Hand.18), en het geloof in Jezus Christus had het leven van veel mensen drastisch veranderd. Een opmerkelijk groot gedeelte van Paulus’ eerste brief gaat over de opstanding van Christus, het fundament van het Christelijk geloof. Paulus’ luisteraars hadden het Woord ontvangen, geloofden in Christus, wisten zich gered, en waren geworteld in dat Woord, als bevestiging en zekerheid van hun behoudenis. Het feit dat ze in het geloof volharden was het bewijs dat hun geloof echt was en niet gespeeld. De opstanding is niet alleen toepasbaar op de gelovige, maar op alle mensen (Op.20:12-14), de vraag is waar je de eeuwigheid gaat doorbrengen, nadat je bent gestorven en opgestaan? In dit artikel wil ik mij beperken tot de opstanding van de Heer Jezus en die van de gelovigen.
De opstanding van de Heer Jezus (15:1-34)
In deze verzen kunnen we meerdere aanwijzingen voor de werkelijkheid van de opstanding van de Heer Jezus vinden:
Ten eerste: Het historisch bewijs (15:1-7)
Het was niet zo dat de gelovigen in Korinthe twijfelden aan de opstanding van de Heer Jezus, want ze hadden het evangelie dat Paulus had verkondigd aangenomen. Maar Paulus gaat dieper in op de opstanding van het Christus en alle doden. Een groot deel van de eerste brief van Paulus aan de gelovigen te Korinthe gaat daarover. De opstanding van de Heer Jezus is historisch bewezen, bevestigd door het getuigenis van veel ooggetuigen, en door het getuigenis en de verkondiging van het evangelie door de vier Evangelisten en ‘last but not least’ ook door het verslag van Paulus’ eigen bekering en ontmoeting met de Heer Jezus. Laten we de Schrift maar laten spreken om te zien was Paulus daarover zegt, hij schrijft: ‘Want ik heb u in de eerste plaats overgeleverd wat ik ook ontvangen heb: dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften; en dat Hij is begraven, en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften; en dat Hij aan Kefas is verschenen, daarna aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten tot nu toe in leven, maar sommigen ontslapen zijn. Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het allerlaatst is Hij ook aan mij, als aan een misgeboorte verschenen’ (1Kor.15:3-8). Tweemaal komen we in deze tekst de woorden ‘naar de Schiften’ tegen. (1) Hij is gestorven naar de Schriften, bedoeld is Jesaja 53:8-9 waar staat: ‘Hij is uit verdrukking en gericht weggenomen, en wie onder zijn tijdgenoten bedacht, dat hij is afgesneden uit het land der levenden? Om de overtreding van mijn volk is de plaag op hem geweest. En men stelde zijn graf bij de goddelozen; bij de rijke was hij in zijn dood, omdat hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in zijn mond is geweest’. (2) Hij is opgewekt naar de Schriften, en we lezen in Psalm16:10: ‘Want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien’ (Zie ook: Hos.6:2; Jona1:17; Mat.12:40 en Hand.2:24-32). Er kan dus geen enkele twijfel zijn aan de echtheid van de opstanding van Jezus Christus, daarvoor zijn er te veel betrouwbare getuigen aan te wijzen. Als er geen opstanding geweest zou zijn, dan is er ook geen redding, want een dode Redder is niet in staat anderen te redden! Maar ook zonder de opstanding van Christus is de verspreiding van het christelijk geloof niet verklaren.
Ten tweede het getuigenis van de apostel Paulus (15:8-11)
Paulus was een zeer betrouwbaar getuige van de opstanding van de Heer Jezus, die hij ontmoette toe hij op weg was naar Damascus, met het doel de gelovigen te vervolgen. Hij was een buitengewoon scherpzinnig rabbijn, doorkneed in het Jodendom, volledig op de hand van de geestelijke leiders, volledig overtuigd van de leugen dat de discipelen het lichaam van Jezus hadden gestolen. Hij was de meest fanatieke bestrijder van de sekte van Jezus, die van de een op de andere dag veranderde in een even vurig christen en de meestbegaafde en toegewijde getuige van de levende Christus. Hij wordt een scherpzinnig verdediger van de historiciteit van de opstanding. Niets kan een dergelijke verandering in een mens ook maar enigszins redelijk verklaren, tenzij Saulus van Tarsus werkelijk de levende Heer heeft gezien en gesproken. Paulus getuigenis van de opstanding van Jezus Christus vinden we doorheen zijn geschriften, dus laten we er maar eens enkele onder de loep nemen. ‘Houd Jezus Christus in herinnering als uit de doden opgewekt’ (2Tim.2:8). ‘Als u met uw mond Jezus als Heer zult belijden en met uw hart geloven dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, u behouden zult worden’ (Rom.10:9). ‘Zijn Zoon uit de hemelen te verwachten, die Hij uit de doden heeft opgewekt’ (1Thes.1:10). ‘Door het geloof in de werking van God, die Hem uit de doden heeft opgewekt’ (Kol.2:12).
Ten derde: Het persoonlijk bewijs (15:12-19)
Op de dag van de opstanding, de eerste dag van de week, vormden de volgelingen van Jezus een wanhopige, apathische groep mensen. Ze hadden al hun zelfvertrouwen verloren, zaten bangelijk bij elkaar achter gesloten deuren en geloofden zelfs de verhalen over een opstanding niet. Maar nog diezelfde avond, en in ieder geval vijftig dagen later, waren ze veranderd in stoutmoedige getuigen van Christus, die Hem zonder vrees verkondigden. Nu, zegt Paulus, die verandering zie ik ook bij jullie. Paulus wijst de Korinthiërs op hun eigen ervaring. Hij had hun het evangelie verkondigd, dat ze hadden aanvaard en het had hun leven veranderd. Lees maar wat Paulus daarvan zegt: ‘Dwaal niet! Geen hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, zij die bij mannen liggen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars of rovers zullen Gods koninkrijk beërven. En dit waren sommigen van u; maar u bent afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd door de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1Kor.6:10-11). Ze waren een nieuwe schepping geworden in Christus (2Kor.5:17), en wat een omkeer had God in hun leven gebracht!
Ten vierde: het leerstellig bewijs (15:12-28)
Zoals ook in de brief aan de Romeinen (Rom.5), neemt Paulus de toevlucht tot het voorbeeld van ‘de twee Adams’ (15:45). Door de eerste Adam was de zonde en dood in de wereld gekomen; maar door de laatste Adam (Christus), was de dood immers overwonnen? Christus is de eersteling, dat wil zeggen dat Hij de eerste is van de grote oogst die nog ging komen (Lev.23:9-14). Christus is Gods ‘laatste Adam’ die alles zal terugbrengen wat onder de ‘eerste Adam’ verloren is gegaan. Wanneer de Heer Jezus zal verschijnen, zullen de doden in Christus het eerst opstaan (vs.23 en 1Thes.4:13-18). De Heer Jezus zal alle dingen onder zijn gezag (voeten) brengen, inclusief de dood (15:26). Met andere woorden: de opstanding van de doden ontkennen, houdt de ontkenning in van het toekomstige rijk van Christus in. Als ‘dood, dood is’ dan zijn Gods beloften voor de toekomst van geen waarde.
Ten vierde: Het praktisch bewijs (15:29-34)
De apostel Paulus vermeld meerdere zaken uit het dagelijkse leven waardoor duidelijk moet worden dat de opstanding van Christus, ook gevolgen heeft voor het praktische leven van een gelovige. ‘Als u nu met Christus opgewekt bent, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan God rechterhand. Bedenkt de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn’ (Kol.3:1-2.). De Korinthiërs waren ‘gedoopt voor de doden’. Over deze tekst bestaat heel wat verschil van mening. Betekent het dat ze zich lieten dopen, voor gelovigen, die gestorven waren, voordat ze gedoopt waren, zoals de Mormonen leren? Of betekent het dat ze gedoopt waren om de plaats in te nemen van de gedoopte gelovigen die al eerder gestorven waren. Het laatste is het meest aannemelijke.
In ieder geval in Korinthe doopten ze, en men is het er wel over eens dat de doop werd toegepast door onderdompeling. Van dopen van kinderen is in de Bijbel geen enkele aanwijzing te vinden. De doop is een symbolisch uitdrukking van dood, begraven zijn en opstanding. Het gebruik van de doop heeft geen betekenis als er geen opstanding van de doden is. Dat is dan ook de reden dat Paulus aangeeft in de verzen 30-32, dat het geen zin heeft allerlei gevaren te doorstaan als er geen opstanding is. ‘Wat baat het mij? Als er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij!’. Vandaar dat hij dit gedeelte besluit met de woorden: ‘Dwaalt niet! Verkeerde omgang bederft goede zeden’.
De gang van zaken bij de opstanding (15:35-49)
Hoe worden de doden opgewekt en met wat voor lichaam komen zij? Dat is de retorische vraag van de apostel, waarop hij in de daaropvolgende verzen antwoord geeft. Paulus gebruikt daarvoor voorbeelden uit de natuur die ons leren dat er geen leven voortgebracht worden zonder de dood. Het zaad dat gezaaid wordt sterft en brengt vrucht voort, en de vrucht, hoewel het uit het originele zaad komt, is toch verschillend. Het opstandingslichaam zal haar eigen heerlijkheid hebben, verschillend van het aardse lichaam, maar er is een verband tussen het gestorven lichaam en het opstandingslichaam. Het aardse lichaam dat in een graf gelegd wordt is onderworpen aan bederf; het lichaam is een lichaam van vernedering en daarom zwak (Fil.3:21). Het opstandingslichaam is niet onderworpen aan verderf, het heeft kracht en heerlijkheid. Het is geschikt voor een nieuwe heerlijkheid die verschilt van het aardse bestaan. Het zal het beeld van de ‘hemelse’ dragen!
De opstanding van het lichaam van de Heer Jezus is een illustratie van wat Paulus hier naar voren brengt. De gelovigen herkenden Hem, dus er was een continuïteit tussen zijn gekruisigd lichaam en zijn verheerlijkt lichaam. Maar Hij was ook in de mogelijkheid om van gedaante veranderen. Hij ging door gesloten deuren, maar toch at Hij vis en honingraat (Luk.24:41-43), en nodigde de discipelen uit Hem te betasten. Het was hetzelfde lichaam en toch was het een ander lichaam. Het verheerlijkte opstandingslichaam bevat de persoonlijke identiteit en individualiteit van de gelovige, maar het zal zijn in een verheerlijkt lichaam en in een nieuwe manier van leven.
De volgorde van de opstanding (15:50-58)
Nu verteld Paulus een geheimenis, of verborgenheid, één van meerdere (zie o.a.: Rom.16:25; 1Kor.2:7; Ef.1:9-11; 3:9; Rom.11:25). ‘Zie, ik zeg u een verborgenheid. Wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin; want de bazuin zal klinken, en de doden zullen onvergankelijke worden opgewekt worden en ook wij zullen veranderd worden’ (15:51-52). Met Thes.4:15-18 in gedachten geloof ik dat het hier gaat om de opname van de gelovigen (Zie ook: Joh.14:1-3; Fil.3:20-21). Hoofdstuk 15 wordt afgesloten met de overwinning van het vergankelijke door het onvergankelijke en het sterfelijke door het onsterfelijke. ‘De dood is verslonden tot overwinning’, ‘Waar is dood, uw prikkel?’, ‘Waar is dood, uw overwinning?’ De prikkel nu van de dood is de zonde, en de kracht van de zonde is de wet. Maar God zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus! (15:55-57). Jezus Christus heeft de dood tenietgedaan en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht, door het evangelie (2Tim.1:10).
Omdat de dood, de ergste vijand van de mens, is overwonnen, en vanwege het geloof in de opgestane Heer, kan een gelovige standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig zijn in het werk van de Heer (15:28). Immers in Christus zijn wij meer dan overwinnaars! (Rom.8:37).
Redenen waarom ons werk voor en in de Heer nooit vergeefs is.
_____________________________________________________________________________________________________________________________