'In hoofdzaken eenheid, in bijzaken verdraagzaamheid en in alles de liefde'
Daarbij is het niet van belang dat men Jood is of Griek; daarbij is het niet van belang dat men slaaf is of vrije; daarbij is het niet van belang dat men man is of vrouw; want allen bent u één in Christus Jezus.
Toen de apostel tijdens zijn bezoek aan de stad Athene over de opstanding begon te spreken, begonnen de mensen te spotten (Hand.17:31-32). Nu, zoveel eeuwen later, zal hetzelfde gebeuren denk ik, wanneer wij de mensen confronteren met de opstanding. De oude Grieken geloofden helemaal niet in een opstanding uit de doden, en geloofden dat het lichaam eerder een dat de ziel door het lichaam werd vastgehouden. En hoe eerder iemand stierf, des te eerder werd de ziel bevrijd, wat beter voor die persoon was. De Grieken zagen het lichaam als een bron zwakheid en slechtheid, en ze konden zich niet vinden in de gedachte dat het lichaam nadat het gestorven was nog zou kunnen bestaan. Met dit denken had de apostel Paulus te maken toen hij de brief aan de gelovigen te Korinthe schreef. De apostel Paulus was naar Korinthe gekomen en had het Evangelie verkondigd, en het geloof had hun leven drastisch veranderd. Maar een groot gedeelte van Paulus’ boodschap ging over de opstanding van Christus. Want een dode redder kan niemand redden. Paulus’ luisteraars hadden het Woord ontvangen, geloofden in Christus, wisten zich gered, en stonden verankerd op het Woord, als de zekerheid van hun behoudenis. Het feit dat ze geloofden en volharden was het bewijs dat hun geloof echt was en niet gespeeld. De opstanding is niet alleen toepasbaar op de gelovige, maar op alle mensen (Op.20:12-14), maar in dit artikel willen ons beperken tot de opstanding van de gelovige.
Bewijzen van de opstanding van de gelovigen (15:1-34)
Het historisch bewijs (1-11)
De gelovigen in Korinthe twijfelden niet aan de opstanding van de Heer Jezus, dus kon Paulus gelijk beginnen met zijn onderwijs van de opstanding van het menselijk lichaam. De opstanding van de Heer Jezus is een geschiedkundig bewijs, aangetoond door de boodschap van het evangelie, het getuigenis van ooggetuigen en Paulus’ eigen bekering. ‘Want ik heb u in de eerste plaats overgeleverd wat ik ook ontvangen heb: dat Christus voor onze zonden gestorven is, naar de Schriften; en dat Hij is begraven, en dat Hij op de derde dag is opgewekt, naar de Schriften; en dat Hij aan Kefas is verschenen, daarna aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten tot nu toe in leven, maar sommigen ontslapen zijn. Daarna is Hij verschenen aan Jakobus, daarna aan alle apostelen. En het allerlaatst is Hij ook aan mij, als aan een misgeboorte verschenen’ (1Kor.15:3-8). Als er geen opstanding zou zijn, dan is er ook geen redding, want een dode Redder is niet in staat een ander te redden! Nu, zei Paulus, ik weet dat jullie Korinthiërs geloven in de opstanding van de Heer Jezus, anders zou uw geloof inhoudsloos zijn. Christus was een mens, en nu heeft Hij een opstandingslichaam. Als Hij een verheerlijkt lichaam in de hemel, waarom zouden de gelovigen dat dan niet krijgen? Dit aspect van het christelijk geloof, de eenheid van de gelovige met de Heer Jezus, houdt in dat ook wij eens een verheerlijkt lichaam zullen ontvangen.
Persoonlijk bewijs (12-19)
Paulus wijst de Korinthiërs op hun eigen ervaring. Hij ha hun het evangelie verkondigd, dat ze hadden aanvaard en het had hun leven veranderd. Lees maar wat Paulus daarvan zegt: ‘Dwaal niet! Geen hoereerders, afgodendienaars, overspelers, schandjongens, zij die bij mannen liggen, dieven, hebzuchtigen, dronkaards, lasteraars of rovers zullen Gods koninkrijk beërven. En dit waren sommigen van u; maar u bent afgewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd door de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God’ (1Kor.6:10-11). Ze waren een nieuwe schepping geworden in Christus ((2Kor.5:17). Maar als er geen opstanding uit de doden is, dan is Christus ook niet opgestaan, en dan had Paulus leugens verkondigd! Hun geloof was dan inhoudsloos, en ze leefden nog steeds in hun zonden.
Leerstellig bewijs (20-28)
Zoals ook in de brief aan de Romeinen (Rom.5), neemt Paulus de toevlucht tot het voorbeeld van ‘de twee Adams’ (15:45). Door de eerste Adam was de zonde en dood in de wereld gekomen; maar door de laatste Adam (Christus), was de dood immers overwonnen? Christus is de eersteling, dat wil zeggen dat Hij de eerste is van de grote oogst die nog ging komen (Lev.23:9-14). Christus is Gods ‘laatste Adam’ die zal terugbrengen wat onder de ‘eerste Adam’ verloren is gegaan. Wanneer de Heer Jezus zal verschijnen, zullen de doden in Christus het eerst opstaan (vs.23 en 1Thes.4:13-18). De Heer Jezus zal alle dingen onder zijn gezag (voeten) brengen, inclusief de dood (15:26). Met andere woorden: de opstanding van de doden ontkennen, houdt de ontkenning in van het toekomstige rijk van Christus in. Als ‘dood, dood is’ dan zijn Gods beloften voor de toekomst van geen waarde.
Praktisch geloof (29-34)
De apostel Paulus vermeld meerdere zaken uit het dagelijkse leven waardoor duidelijk moet worden dat de opstanding van Christus, en met Hem de gelovige, ook gevolgen heeft voor het praktische leven van een gelovige. ‘Als u nu met Christus opgewekt bent, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan God rechterhand. Bedenkt de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn’ (Kol.3:1-2.). De Korinthiërs waren ‘gedoopt voor de doden’. Over deze tekst bestaat heel wat verschil van mening. Betekent het dat ze zich lieten dopen, voor gelovigen, die gestorven waren, voordat ze gedoopt waren, zoals de Mormonen leren? Of betekent het dat ze gedoopt waren om de plaats in te nemen van de gedoopte gelovigen die al eerder gestorven waren. Het laatste is het meest aannemelijke. In ieder geval in Korinthe doopten ze, en men is het er wel over eens dat de doop werd toegepast door onderdompeling. Van dopen van kinderen is in de Bijbel geen enkele aanwijzing te vinden. De doop is een symbolisch uitdrukking van dood, begraven zijn en opstanding. Het gebruik van de doop heeft geen betekenis als er geen opstanding van de doden is. Dat is dan ook de reden dat Paulus aangeeft in de verzen 30-32, dat het geen zin heeft allerlei gevaren te doorstaan als er geen opstanding is. ‘Wat baat het mij? Als er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij!’. Vandaar dat hij dit gedeelte besluit met de woorden: ‘Dwaalt niet! Verkeerde omgang bederft goede zeden’.
De gang van zaken bij de opstanding (15:35-49)
Hoe worden de doden opgewekt en met wat voor lichaam komen zij? Dat is de retorische vraag van de apostel, waarop hij de daaropvolgende verzen antwoord geeft. Paulus gebruikt daarvoor voorbeelden uit de natuur die ons leren dat er geen leven voortgebracht worden zonder de dood. Het zaad dat gezaaid wordt sterft en brengt vrucht voort, en de vrucht, hoewel het uit het originele zaad komt, is toch verschillend. Het opstandingslichaam zal haar eigen heerlijkheid hebben, verschillend van het aardse lichaam, maar er is een verband tussen het gestorven lichaam en het opstandingslichaam. Het aardse lichaam dat in een graf gelegd wordt is onderworpen aan bederf; het lichaam is een lichaam van vernedering en daarom zwak (Fil.3:21). Het opstandingslichaam is niet onderworpen aan verderf, het heeft kracht en heerlijkheid. Het is geschikt voor een nieuwe heerlijkheid die verschilt van het aardse bestaan. Het zal het beeld van de ‘hemelse’ dragen!
De opstanding van het lichaam van de Heer Jezus is een illustratie van wat Paulus hier naar voren brengt. De gelovigen herkenden Hem, dus er was een continuïteit tussen zijn gekruisigd lichaam en zijn verheerlijkt lichaam. Maar Hij was ook in de mogelijkheid om van gedaante veranderen. Hij ging door gesloten deuren, maar toch at Hij vis en honingraat (Luk.24:41-43), en nodigde de discipelen uit Hem te betasten. Hert was hetzelfde lichaam en toch was het een ander lichaam. Het verheerlijkte opstandingslichaam bevat de persoonlijke identiteit en individualiteit van de gelovige, maar het zal zijn in een verheerlijkt lichaam en in een nieuwe manier van leven.
De volgorde van de opstanding (15:50-58)
Nu verteld Paulus een geheimenis, of verborgenheid, één van meerdere (zie o.a.: Rom.16:25; 1Kor.2:7; Ef.1:9-11; 3:9; Rom.11:25). ‘Zie, ik zeg u een verborgenheid. Wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin; want de bazuin zal klinken, en de doden zullen onvergankelijke worden opgewekt worden en ook wij zullen veranderd worden’ (15:51-52). Met Thes.4:15-18 in gedachten geloof ik dat het hier gaat om de opname van de gelovigen gaat (Zie ook: Joh.14:1-3; Fil.3:20-21). Hoofdstuk 15 wordt afgesloten met overwinning van het vergankelijke door het onvergankelijke en het sterfelijke door het onsterfelijke. ‘De dood is verslonden tot overwinning’, ‘Waar is dood, uw prikkel?’, ‘Waar is dood, uw overwinning?’ De prikkel nu van de dood is de zonde, en de kracht van de zonde is de wet. Maar God zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus! (15:55-57). Jezus Christus heeft de dood tenietgedaan en leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht, door het evangelie (2Tim.1:10).
Omdat de dood, de ergste van de mens is overwonnen, en vanwege het geloof in de Opgestane Heer, kan een gelovige standvastig, onbeweeglijk, altijd overvloedig zijn in het werk van de Heer (15:28). Immers in Christus zijn wij meer dan overwinnaars! (Rom.8:37).
Redenen waarom ons werk voor en in de Heer nooit vergeefs is.