De plotselinge komst van Christus – Lukas 21 – Bijbel – Nieuw Testament

20 juli, 2023

Bijbelboeken: Lukas

‘Plotseling zal Hij tot zijn tempel komen!’

Lukas 2:21–38

‘Weest u gelijk aan mensen die op hun heer wachten’

Inleiding

Wat zijn uw verwachtingen? Verwacht u de komst van de Heer Jezus? En bent u dan ook ‘gelijk aan mensen die op hun heer wachten, om als hij komt en klopt, hem terstond open te doen?’ (Luk.12:36). Ik geloof dat wij in een wereld leven die vergelijkbaar is met de wereld van toen, zo’n tweeduizend jaar geleden. Het volk van God Israël in verval en onder het gezag van de Romeinen. Het was ‘vrede op aarde’ door de Pax Romana, maar het was een schijnvrede. En wat maar aan weinigen bekend was, het was een wereld die aan de vooravond stond van de komst van de Zoon des Mensen. Het Koninkrijk was nabij!

En toch hadden ze kunnen weten dat de komst van de Messias niet meer lang op zich zou laten wachten! Het volk Israël had immers het ‘profetisch Woord’ ter beschikking, waarin de komst van de Messias tevoren werd aangegeven? Petrus spreekt dan ook over mensen die ‘naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna’ (1Petr.1:10-11).

Uit de bekende profetieën van de Daniël had men nauwkeurig de tijd kunnen berekenen ‘wanneer een Gezalfde (Messias) zou worden uitgeroeid (Dan.9:24-26). De 70 jaarweken beslaan een periode van 490 jaar. Negenzestig jaarweken zijn 483 jaar gerekend vanaf 445 v. Chr. 69 weken x 7 = 483 jaren. Dat brengt ons dan bij het jaar 38 n. Chr. We weten dat de Heer Jezus geboren is ongeveer 5 v.Chr. De laatste jaarweek (zeven jaar) vindt dan haar vervulling in de eindtijd. Het tijdstip van de geboorte kon men wel niet bepalen, maar wel de plaats waar de Messias geboren zou worden. ‘En gij, Betlehem Efrata, al zijt gij klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heerser zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid’ (Mi.5:1). Toch had het volk Israël had zich niet opgemaakt voor de ontmoeting met hun Messias. ‘Bereid u om uw God te ontmoeten, o Israël’ (Amos 4:12).

En toch… waren er enkelen onder het volk die de ‘vertroosting van Israël’ verwachten! We denken maar aan Jozef van Arimathea die ook zelf het koninkrijk van God verwachtte (Mark.15:43). De Samaritaanse vrouw die tegen Jezus zei: Ik weet, dat de Messias komt, die Christus genoemd wordt (Joh.4:25). Johannes de Doper die twijfelde echter aan de juistheid van zijn verwachting en liet vragen: ‘Bent U Degene die zou komen, of moeten wij een ander verwachten? (Mat.11:3) en Simeon en Anna die een persoonlijke ontmoeting hebben gehad met de Heiland der wereld waarvan we lezen in Lukas 2. We lezen daarover drie ‘ontmoetingen’.

Ontmoeting met ‘Mozes’ (2:21-24)

De eerste ontmoeting in Lukas 2 is die met Mozes in de betekenis van het voldoen aan de verplichtingen van ‘de Wet’. Jezus was geboren onder de wet (Gal.4:4) en moest daarom besneden worden op de achtste dag. ’Voorts zeide God tot Abraham: En wat u aangaat, gij zult mijn verbond houden, gij en uw nageslacht, in hun geslachten. Dit is mijn verbond, dat gij zult houden tussen Mij en u en uw nageslacht: dat bij u al wat mannelijk is besneden worde; gij zult het vlees van uw voorhuid laten besnijden, en dat zal tot een teken van het verbond zijn tussen Mij en u. Wie acht dagen oud is, zal bij u besneden worden, al wat mannelijk is in uw geslachten’ (Genesis 19:9-12). En toen acht dagen vervuld waren, zodat zij Hem moesten besnijden, ontving Hij ook de naam Jezus, die door de engel genoemd was, eer Hij in de moederschoot was ontvangen’ (Luk.2:21). De naam Jezus betekend ‘de Heer brengt redding’.

Maar er was nog een verplichting betreffende de wet van Mozes en die betrof Maria zij moest gereinigd worden (en niet Jezus zoals sommigen onterecht beweren). ‘Wanneer een vrouw moeder wordt en een kind van het mannelijk geslacht baart, dan zal zij zeven dagen onrein zijn; als in de tijd van haar maandelijkse afzondering zal zij onrein zijn. En op de achtste dag zal het vlees van zijn voorhuid besneden worden. Drieëndertig dagen zal zij blijven in het reinigingsbloed; niets heiligs zal zij aanraken, naar het heiligdom zal zij niet komen, totdat de dagen van haar reiniging vervuld zijn’ (Lev.12:2-4). Tussen vers 21 en 22-24 ligt dus een periode van 33 dagen. Maar er was een derde ‘ontmoeting’ met betrekking tot de wet van Mozes. ‘En toen de dagen hunner reiniging naar de wet van Mozes vervuld waren, brachten zij Hem naar Jeruzalem om Hem de Here voor te stellen, gelijk geschreven staat in de wet des Heren: Al het eerstgeborene van het mannelijke geslacht zal heilig heten voor de Here (Ex.13:2, 12, 15).

De vierde en laatste ‘ontmoeting’ met de wet van Mozes was dat Maria een offer moest brengen overeenkomstig hetgeen in de wet des Heren gezegd is, een paar tortelduiven of twee jonge duiven (Lev.12:1-8). Maria en Jozef waren te arm om een lam als offer te brengen, terwijl Jezus zelf het Lam was!

Ontmoeting met Simeon (2:25-35)

Simeon zijn naam betekend ‘verhoring’ en dat komt helemaal overeen met wat we van hem lezen in dit evangelie, zijn gebed werd letterlijk verhoord want hij had een goddelijke aanwijzing ontvangen dat hij de dood niet zou zien voordat hij de Christus van de Heer had gezien De heilige Geest staat centraal in dit gedeelte. De heilige Geest was op hem, hij had door de Geest een aanwijzing ontvangen en hij kwam door (in de kracht van) de Geest in de tempel juist op het tijdstip dat Jozef en Maria binnenkwamen. Toeval? Wat een geweldige beschrijving krijgen we nog van hem: ‘deze man was rechtvaardig en godvrezend en hij verwachtte de vertroosting van Israël. Hij was dus helemaal klaar voor om de Christus de Heer te ontmoeten! ‘En eenieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is’ (1Joh.3:3).

Simeon had een bijzonder inzicht van Wie er ging komen, let maar eens op de verschillende wijzen waarmee hij de Christus benoemt. ‘De vertroosting van Israel, de Christus, uw behoudenis, een licht tot openbaring, heerlijkheid voor uw volk Israël, een teken’. In de verzen 29-33 beschrijft hij de Here Jezus en het doel waarvoor Hij gekomen was. ‘mijn ogen hebben uw behoudenis gezien’ (vs. 30),  ‘een licht tot openbaring voor de volkeren (vs. 32) en ‘tot heerlijkheid voor uw volk Israël (vs. 32)

In de verzen 34-35 spreekt hij profetisch over het werk van de Heiland en wat dat teweeg zou brengen bij de mensen en heel speciaal bij Maria. De profetie (2:34-35) heeft drie elementen: (1) Zie, deze is gesteld tot een val en opstanding van velen in Israël en (2) tot een teken, dat weersproken wordt – en (3) door uw (Maria) eigen ziel zal een zwaard gaan –, opdat de overleggingen uit vele harten openbaar worden.

Simeon kon in vrede heengaan want zijn ogen hadden Gods behoudenis gezien. Hij heeft de Heer Jezus in zijn armen mogen nemen en we mogen geloven dat hij nu ‘veilig is in Jezus armen, veilig aan Jezus’ hart!’ Ik zou wensen dat ieder mens Jezus zou moeten ‘zien’ voordat hij of zij sterft!

Ontmoeting met Anna (2:36-38)

Anna haar naam betekende ‘genade’. Al vroeg weduwe geworden en daardoor het leven in zijn volheid geproefd was ze toch niet bitter geworden, maar beter. Zij is een voorbeeld voor allen die tegenslag in hun leven hebben, maar ook voor oudere gelovigen die denken niets voor God te kunnen beteken wanneer ze op leeftijd zijn gekomen (Ps.92:15). En nu, vierentachtig jaar oud (!) lezen we nog zoveel geweldige dingen over haar. Kwam Simeon geleid door de Geest in de tempel, Anna was er thuis, ze week niet uit de tempel. ‘Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moet zijn?’, liet de Heer Jezus zijn ouders weten (Luk.2:49). En Anna was volop bezig in de dingen van de Heer met vasten en bidden, dag en nacht. Dat was haar dienst aan God (Rom.12:1). Evenals de herders kon ook Anna niet zwijgen over alles wat ze gehoord en gezien had (Luk.2:20,38). Anna sprak waar haar hart van vol was en daarvan liep haar mond over. Ook hier zien we hier dat er nog meer mensen van het volk in de verwachting leefden van de komst van de Messias. Er wordt gesproken over ‘allen die de verlossing van Jeruzalem verwachtten’. Zoals geschreven staat in Jesaja ‘Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van de vreugdebode, die vrede aankondigt, die goede boodschap brengt, die heil verkondigt, die tot Sion spreekt: Uw God is Koning. Hoor, uw wachters verheffen de stem, zij jubelen tezamen, want met eigen ogen zien zij, hoe de HERE naar Sion wederkeert. Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig, puinhopen van Jeruzalem, want de HERE heeft zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost. De HERE heeft zijn heilige arm ontbloot voor de ogen van alle volken en alle einden der aarde zullen zien het heil van onze God’ (Jes.52:7-10).

Besluit.

‘Wij hebben de Heer gezien’ (ná zijn opstanding) hadden de discipelen tegen Thomas gezegd (Joh.20:25). Simeon en Anna hadden de Heer Jezus gezien en later vele anderen. Johannes zegt: ‘wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid’ (Joh.1:14).

Vele andere hadden de wens om Jezus te zien: ‘Er waren enige Grieken onder hen, die opgingen om op het feest te aanbidden: dezen dan gingen tot Filippus, die van Betsaïda in Galilea was, en vroegen hem en zeiden: Heer, wij zouden Jezus wel willen zien’ (Joh.12:20-21). Ik hoop dat u ook behoort bij die mensen die Jezus hebben ‘gezien’ of de wens heeft om Jezus te ‘zien’.

Ik spreek de hoop uit dat u ook behoort tot die gelovigen die uitzien naar de komst van de Heer Jezus in heerlijkheid en dat u ooggetuigen wordt van zijn Majesteit! (2Petr.1:16).

___________________________________________________________________________________________