Oude Testament – Op weg naar huis! – Exodus 14-15

19 juli, 2023

Bijbelboeken: Exodus

Oude Testament

Op weg naar huis!

Exodus 14-15

 

 

Inleiding.

Het Pascha, beschreven in Exodus 13, is een illustratie van de verlossing van een gelovige door het bloed van het Lam. Maar er is meer in het leven van een gelovige dan bevrijd te zijn van het oordeel. Israëls ervaringen tijdens de reis van Egypte naar Kanaän zijn illustraties van de strijd en de overwinningen in het leven van een gelovige (vgl. Rom.15:4; 1Kor.10:6). God wilde Israël in Kanaän en ze zijn er na een reis van vele jaren ook gekomen. Hoe, maar vooral waardoor ze er gekomen zijn, vinden we onder andere in deze twee hoofdstukken van het boek Exodus beschreven.

Wij gelovigen zijn ook op reis, op weg naar ons hemels huis! Als u ook deze reis maakt en zou twijfelen of u het wel zult kunnen volhouden, dan mag U weten dat u niet alleen bent maar dat God op dezelfde wijze met u zal gaan zoals Hij vroeger met de Israëlieten ging, want …

God kiest de weg (Ex.13:17-18).

Als Mozes en het volk de route hadden mogen kiezen hadden ze vermoedelijk de meest voor de hand liggende en kortste route genomen, waardoor ze snel het beloofde land zouden hebben bereikt. Volgens Deuteronomium 1:2 was het ’elf dagreizen van de Horeb in de richting van het gebergte Seïr tot Kades-Barnea’, dit is te vergelijken met de route van Egypte langs de kust (Gaza) naar Kanaän. Maar God koos de weg en die duurde uiteindelijk veertig jaar. Daar had Hij zijn redenen voor want ‘Hij leidde hen niet op de weg naar het land van de Filistijnen, hoewel deze de naaste was, want God zei: Het volk mocht eens berouw krijgen, wanneer zij in strijd gewikkeld werden, en naar Egypte terugkeren. Daarom liet God het volk zwenken, de woestijnweg op naar de Schelfzee’ (Deut.13:17-18).

‘Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten’ (Jes.55:8-9). Wat in de gedachten van het volk een omweg moet hebben geleken, bleek Gods weg te zijn.

In ons leven is het niet anders en wij moeten leren dat Gods weg volmaakt is en dat we zelf onze weg niet hoeven te kiezen (Ps.18:31). Een lied uit de bundel van Joh. De Heer zegt: ‘Laat mij niet mijn lot beslissen: zo ik mocht, ik durfde niet. Ach, hoe zou ik mij vergissen, als Gij mij de keuze liet’. Neen, niet zelf kiezen maar wel God vragen naar zijn weg! Zoals David zingt in Psalm 143:8: ‘Maak mij bekend de weg die ik gaan moet’. We weten uit Psalm 103:7 dat God dan ook zulk een gebed wil beantwoorden. ‘Hij maakte Mozes – en ook David mogen we aannemen – zijn wegen bekend’ (Ps.103:7).

God bemoedigt (Ex.13:19).

De brief aan de Hebreeën wijst ons er in hoofdstuk 10 vanaf vers 35 op dat het leven van een gelovige vol moeilijkheden kan zijn en dat een bemoediging op zijn tijd nodig is. Zo doet ook de schrijver het met de woorden: ‘Want gij hebt volharding nodig, om, de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is’ (Hebr.10:35).

Het gebeente van Jozef dat werd meegenomen naar het beloofde land moet een bemoediging voor het volk zijn geweest omdat het liet zien dat God zijn beloftes aan Jozef trouw bleef en dat zou ook met het volk als geheel het geval zijn (Gen.50:24-25, Hebr.11:22). Twijfelde er iemand uit het volk aan Gods beloften en trouw, dan hoefde hij of zij maar te kijken naar de overblijfselen van Jozef die de hele reis door de woestijn werden meegedragen. Dat deed hen eraan herinneren dat ‘God geen man is dat Hij liegen zou; of een mensenkind dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen?’ (Num.23:19).

‘Want hoeveel beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: Ja; daarom is ook door Hem het: Amen, tot eer van God door ons’ (2Kor.1:20). Dat mag ook voor ons een bemoediging zijn.

God geeft leiding (Ex.13:21-22, 14:19-20).

‘De HERE ging voor hen uit, des daags in een wolkkolom om hen te leiden op de weg, en des nachts in een vuurkolom om hun voor te lichten, zodat zij dag en nacht konden voortgaan. Zonder ophouden bleef de wolkkolom des daags en de vuurkolom des nachts aan de spits van het volk’.

Ik geloof niet dat ik overdrijf wanneer ik zeg dat veel gelovigen veel vragen hebben om de leiding van God in hun leven te verstaan. Het was voor de Israëlieten nogal gemakkelijk ze hoefden maar te zien naar de wolk- of vuurkolom en wisten waar te gaan! Uit het boek Handelingen hoofdstuk 16:6-10 geloof ik op te kunnen maken dat de apostel Paulus het er ook moeilijk mee had om te weten wat hij moest doen. Hoe kunnen wij nu Gods leiding weten, nu dit zichtbaar teken er niet meer is? Is dat niet door drie heel belangrijke zaken: zijn Woord, de heilige Geest en het gebed?

Ten eerste zijn Woord. Psalm 73:24 zegt ons: ’Gij zult mij leiden door uw raad’. Ten tweede de inwonende heilige Geest, waardoor de Heer Jezus kon zeggen: ‘Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding van de wereld’ (Mat. 28:20). En ten derde het gebed waardoor we zoals Mozes God kunnen vragen: ‘Maak mij toch uw wegen bekend’ (Ex.33:13).

God strijdt voor ons (Ex.14:14, 25).

Exodus 13:18 zegt ons dat de Israëlieten ‘Ten strijde toegerust optrokken uit het land Egypte’. Dat duidde er al op dat het volk strijd stond te wachten. Strijd staat ook ons te wachten op weg naar het hemelse vaderland. Om stand te houden heeft God ons een wapenrusting gegeven die tot onze beschikking staat (Ef.6:11-18). En wanneer wij tekortschieten, grijpt Hij in. ‘Ik zal voor u strijden en gij zult stil zijn’ (Ex.14:14). Nee, we hebben niet zoals de Israëlieten te strijden tegen vlees en bloed, maar tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten (Ef. 6:12). We hebben de belofte dat ‘als God vóór ons is, wie zal tegen ons zijn?’ (Rom.8:31). In dat geloof mogen we gaan en ons bewust zijn van zijn hulp en nabijheid in tijden van nood. ‘Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem, die ons heeft liefgehad’ (Rom.8:37). Ik geloof dat we dit gedeelte niet beter kunnen afsluiten dan de tekst van lied 124 uit de Opwekkingsbundel:

Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser. Niet eenzaam ga ik op de vijand aan.

Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming. Ik bouw op U en ga in uwe naam.

Gelovend ga ik, eigen zwakheid voelend. En telkens meer moet ik uw kracht verstaan.

Toch rijst in mij een lied van overwinning. Ik bouw op U en ga in uwe naam.

Ik bouw op u, mijn Schild en mijn Verlosser. Gij voert de strijd, de huld’ is u gewijd.

In ’t laatste uur zal ‘k zegevierend ingaan.In rust met U die mij hebt voortgeleid.

God zorgt voor ons.

‘Kan God een dis (d.i. een maaltijdstafel) aanrichten in de woestijn?’, was de vraag die het volk Israël zichzelf stelde (Ps.78:19). Gelet op de omstandigheden was dat een terechte vraag denk ik. Ik heb het voorrecht gehad een aantal keren de Sinaïwoestijn te bezoeken en kan terecht getuigen wat de Israëlieten eerder al hadden gezegd: ‘heel die grote en vreselijke woestijn’ (Deut.1:19). Of op een andere plaats: ‘die u deed gaan door de grote en vreselijke woestijn, met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water’ (Deut.8:15). Het is geen plaats om hoge verwachtingen te hebben betreffende voedsel en water. Maar wat de mens niet kon verwachten realiseerde God ‘die uit de harde rots voor u water tevoorschijn deed komen, die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben’ (Deut.8:15-16). Het manna was de gehele reis door de woestijn aanwezig, maar bij aankomst in het beloofde land hield het op (Joz.5:12).

Wat is ons voedsel nu? Is dat niet Christus zelf? (Joh.6:58-59). ‘Jezus zeide dan tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel; want dát is het brood Gods, dat uit de hemel nederdaalt en aan de wereld het leven geeft. Zij zeiden dan tot Hem: Here, geef ons altijd dit brood. Jezus zeide tot hen: Ik ben het brood des levens; wie tot Mij komt, zal nimmermeer hongeren en wie in Mij gelooft, zal nimmermeer dorsten’ (Joh.6:32-35). Daarom: ‘Weest dan niet bezorgd, door te zeggen: wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden?’ (Mat.6:31). Want wie zich met Christus voedt zal niet tekortkomen. Gelooft u dat?

God brengt ons thuis.

Na veertig jaar door de woestijn te zijn getrokken zat de reis erop, ze kwamen eindelijk thuis! Met een verwijzing naar Psalm 84 zouden we kunnen zeggen: ‘Zij gingen voort van kracht tot kracht om voor God te verschijnen in Sion’. Ze konden achteromkijken en Gods handelen opmerken. ‘Gedenk dan heel de weg, waarop de HERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn heeft geleid, om u te verootmoedigen en u op de proef te stellen ten einde te weten, wat er in uw hart was: of gij al dan niet zijn geboden zoudt onderhouden. Ja, Hij verootmoedigde u, deed u hongerlijden en gaf u het manna te eten, dat gij niet kende en dat ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te doen weten, dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond des HEREN uitgaat. Het kleed dat gij draagt, is niet versleten en uw voet is niet gezwollen in deze veertig jaar. Erken dan van harte, dat de HERE, uw God, u vermaant, zoals een man zijn zoon vermaant, en onderhoud de geboden van de HERE, uw God, door in zijn wegen te wandelen en Hem te vrezen. Want de HERE, uw God, brengt u in een goed land, een land van beken, bronnen en wateren, die in de dalen en op de bergen ontspringen; een land van tarwe en gerst, van wijnstokken, vijgenbomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfbomen en honig; een land, waarin gij niet in armoede uw brood zult eten, waarin gij aan niets gebrek zult hebben; een land, waarvan de stenen ijzer zijn en uit welks bergen gij koper zult houwen. Gij zult eten en verzadigd worden en de HERE, uw God, prijzen om het goede land dat Hij u gaf. Neem u ervoor in acht, dat gij de HERE, uw God, niet vergeet door zijn geboden, zijn verordeningen en zijn inzettingen, die ik u heden opleg, te verwaarlozen, opdat, wanneer gij eet en verzadigd wordt, goede huizen bouwt en die bewoont, uw runderen en kleinvee zich vermenigvuldigen en uw zilver en goud zich vermeerderen, ja, al wat gij hebt, zich vermeerdert, uw hart zich niet verheffe, en gij de HERE, uw God, vergeet, die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heeft, die u deed gaan door de grote en vreselijke woestijn, met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water; die uit de harde rots voor u water te voorschijn deed komen, die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wèl te doen’ (Deut.8:2-16).

Ik geloof dat als wij eens ‘Thuis’ komen hetzelfde zullen, kunnen opmerken als wat hierboven vermeld is en dat ook wij zullen zeggen: niet mijn kracht en de sterkte mijner hand heeft mij dit vermogen verworven. Maar gij zult aan de Here uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om vermogen te verwerven’ (Deut.8:17).

Besluit

Zowel Mozes (Deut.8) als Jozua (Joz.24) als de psalmdichter (Ps.78, 105) riepen het volk op om achterom te kijken en de trouw van God doorheen de geschiedenis te zien. Wanneer wij terugkijken tijdens ons leven zullen we mogen zien dat Gods weg de beste weg was. Dat hij ons geleid heeft, voor ons gestreden heeft, voor ons gezorgd heeft, waar het nodig was hulp heeft geboden, en ons uiteindelijk thuis gebracht heeft. Zullen we Hem daarvoor niet prijzen?

______________________________________________________________________________________________________________________________